Home / Gedichten / Een vertelling (Hieronymus van Alphen 1726-1803)

Een vertelling (Hieronymus van Alphen 1726-1803)

Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Wij zaten laatst bij Saartje,
Onze oude goede baker,
Die sprookjes kan vertellen.
Wij dronken chocolade,
En deden honderd vragen.

In ’t einde zei ons Saartje:
Wel nu, mijn hartediefjes!
Gij kent de vier getijden,
Wat houdt gij voor het beste?

Toen zei mijn zusje Miesje,
Die tijd is mij de liefste,
Wanneer de bomen bloeien.
Dan krijgt men mooie bloempjes,
Om tuiltjes van te vlechten.
Dan ziet men duizend vogels
Op groene takjes zingen.
Is dat niet in de lente?

De winter, lieve Saartje!
Zei Pietje, is de beste,
Dan horen wij vertellen,
En drinken chocolade,
Of eten dikke wafels.

Neen ik verkies de zomer
Zei Keesje, dan is ’t kermis.
Dan hoef ik niet te leren.

Maar ik zei, ’t is het beste,
Als meest de vruchten rijp zijn.
Dan valt er braaf te knappen.
Dan heeft men abrikozen,
En pruimen, en morellen,
En perziken, en peren:
En is dat niet in ’t najaar.

Hoort kinders, zeide Saartje.
De winter moet de velden
En tuinen vruchtbaar maken.
Met moet de bomen snoeien;
De akker moet men mesten;
Dat doet men in de winter.
De bomen moeten bloeien,
Om vruchten ons te geven;
Dat doen zij in de lente.
De vruchten moeten groeien;
Dat doen zij in de zomer.
Men moet de vruchten plukken;
Dat doet men in het najaar.

Dus moet gij, lieve kinders,
In alle jaargetijden
Gods wijze goedheid loven,
En wel te vrede wezen.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten