Home / Gedichten / Het putje van Heiloo

Het putje van Heiloo

Met dank aan G. Jessen voor het insturen van de tekst

Hoe lieflijk ligt het kleine Heiloo,
door het hoge bos beschut.
Een kerk zéér oud staat aangebouwd,
daar achter is die put.
Die put, een schat voor mens en beest, is er niet altijd geweest zoals ge horen zult.
Toen Willebrord de kruisleer bracht, aan de overkant
der zee was het hier één zand
in het Heidens land.
Een droge dorre stee, de tocht was lang, de hitte vang en de reisfles uitgeput.
Des Heiligs borst versmacht van de dorst en nergens huis of hut,
daar staat hij leunend op zijn staf en ziet vergeefs in het rond,
dan knielt hij neder, aanbid de Heer, daar opent zich plotseling de grond.
Er vloeit een zilverklare bron, die alle nood verdrijft,
waar Willebrord zijn dank bij stort en die gezegend blijft.
Dat is de put van het kleine Heiloo.
In Kennemerland beroemd, wie het wonder looft ontdekt zijn hoofd en streut het met gebloem.

Even nog wat geschiedenis over het putje van Heiloo:
Van de Paus uit moesten de Nederlanders bekeerd worden. De Friezen, Franken en de Saksen en andere volksstammen waren toen Heidense volksstammen. Want Bonefatius is vermoord geworden, door Heidense Friezen in Dokkum in het Noorden en ook andere missionarissen kwamen hier preken tegen de afgoden die zei vereerden, zoals Eikenbomen, zon, maan en sterren. Toen was Willebrordus met 40 missionarissen naar Nederland gekomen om hier de Nederlanders te bekeren. Naar aanleiding hiervan is het putje van Heiloo ontstaan doordat er een wonder was gebeurd. Zoals in het vers is omschreven.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten