Home / Gedichten / Het verhaal van een onmogelijke liefde

Het verhaal van een onmogelijke liefde

Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Het waren twee koninghs kindren,
Sy hadden malkander soo lief;
Sy konden by malkander niet komen,
Het water was veel te diep.

Wat stack sy op: drie keerssen,
Drie keerssen van twaelf int pont,
Om daer mee te behouden
’s Konincks soone van jaren was jonck.

Met een quam daer een besje,
Een oude fenynde bes,
En die blies uyt de keerssen
Daer verdroncker dien jongen helt.

‘Och moeder,’ seyde sy, ‘moeder
Mijn hoofje doet mijnder soo wee,
Mocht ik ‘er een kort half uurtje
Spanceeren al langhs de zee?’

‘Och dochter,’ seydese, ‘dochter!
Alleen en meught ghy niet gaen:
Weckt op u jongste suster,
En laet die met u gaen.’

‘Mijn alder jongste suster
Dat is also kleynen kint;
Sy pluckt maer al de roosjes
Die sy in haer wegen vint;

Sy pluckt maer al de roosjes,
En die bladertjes laet sy staen,
Dan seggen maer al de lieden,
Dat hebben konincx kinderen gedaen.’

De moeder gingh na de kercke,
De dochter gingh haren gangh:
Zy gingh maer also verre
Daer sy haer vaders visser vant.

‘Och visscher,’ seydese, ‘visscher,
Mijn vaders visscherkijn,
Wout ghy een weynigh visschen,
’t Zoud’ u wel geloonet zijn.’

Hy smeet zijn net in ’t water,
De lootjes gingen te gront,
Hoe haest was daer gevisset
’s Koninghs sone van jaren was jonck.

Wat trock sy van haer hande?
Een vingerling root van gout:
‘Hout daer myns vaders visser,
Dat isser den loone voor jou.’

Sy nam hem in de armen,
Sy kusten hem voor sijn mont,
‘Och mondelingh, kost ghy spreken!
Och hertje waert gy der gesont!’

Zy nam hem in haer armen,
Zy spronker mee in de zee:
‘Adieu mijn vader en moeder,
Van u leven siet ghy my niet weer.

Adieu mijn vader en moeder,
Mijn vriendekens alle gelijck,
Adieu mijn suster en broeder,
Ick vaerder na ’t hemelrijk.’

Er waren twee koningskinderen
die veel van elkaar hielden.
Ze konden niet bij elkaar komen
omdat het water veel te diep was.

Wat ontstak ze? Drie kaarsen,
waarvan er twaalf in een pond gaan,
om daarmee de koningszoon,
die jong was, voor zich te behouden.

Maar toen kwam er een
oud venijnig besje
dat de kaarsen uitblies,
waardoor de jonge held verdronk.

‘Ach moeder,’ zei ze, ‘moeder,
ik heb zo’n hoofdpijn,
zou ik een half uurtje
langs de zee mogen wandelen?’

‘Ach dochter,’ zei ze, ‘dochter,
alleen mag je niet gaan,
maar maak je jongste zusje wakker
en laat haar met je meegaan.’

‘Maar mijn jongste zusje
is nog zo’n klein kind,
ze plukt zomaar alle roosjes
die ze langs de weg tegenkomt.

Zij plukt de roosjes,
en de blaadjes laat ze staan,
en alle mensen zeggen: dat hebben
de kinderen van de koning gedaan

De moeder ging naar de kerk
en de dochter ging haars weegs,
en ze ging zo ver dat ze
de visser van haar vader vond.

‘Ach visser,’ zei ze, ‘visser
van mijn vader, als je even zou
willen vissen, zou je daarvoor
goed beloond worden.’

Hij gooide zijn net uit en
de gewichten zakten naar de bodem,
en al snel werd
de jonge koningszoon opgevist.

Wat trok zij van haar hand?
Een ring van rood goud.
‘Neem dit aan, visser van mijn vader,
dit is je beloning.’

Ze nam de dode prins in de armen
en kuste hem op de mond.
‘Och mond, kon je nog maar spreken,
en hart, was je nog maar gezond!’

Ze nam hem in haar armen
en sprong met hem in zee:
‘Vaarwel vader en moeder,
nooit, zolang u leeft, ziet u me weer.
Vaarwel vader en moeder,
en al mijn vrienden,
vaarwel zus en broer,
ik ga naar de hemel.’



Het verhaal van een onmogelijke liefde - Overpeinzingen bij een Middeleeuws gedicht. Het lied van de twee koningskinderen, eerst in middeleeuws Nederlands, en daarna een (niet zo poëtische) vertaling in modern Nederlands.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten