Home / Gedichten / Het wormpje

Het wormpje

(W.J. van Zeggelen 1811-1879)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Een wormpje zat verscholen
En spon zijn draadje fijn,
Hij was een needrig wormpje
En praalde niet met schijn.
Hij koos in ’t groen een hoekje,
Ach, matig was zijn deel;
Zijn eisen waren weinig,
Zijn giften waren veel.
Het draadje was gesponnen,
Hij leî zich rustig neer,
En, diep in ’t groen gedoken,
Spon hij geen draadje meer;
Maar dra ontluikt hij weder

Verjeugdigd, vrij en vlug,
In andere gedaante,
Met wiekjes aan de rug.
Hij geeft aan ’t oude nestje
Een dankbare afscheidsgroet,
En vliegt een ander leven
Heel vrolijk tegemoet.
Nu zweeft hij over bloemen,
Blikt soms eens naar beneên,
En daalt en fladdert verder,
Wij weten niet waarheen.

Wij zullen ook herleven,
Na ’t einde van ons werk,
Dan zijn wij zonder banden,
Dan zijn wij vrij en sterk.
Maar deugd moet ons geleiden
Tot zulk een heerlijk lot,
Vol vreugde, vol verrukking,
Vol ongekend genot.
Dan willen wij naar de aarde,
Hoe lief ons thans, niet weer,
Maar leven zonder einde
Bij onze lieve Heer.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten