Met zuur was ’t kind van Piet gekweld:
Piet gaf het zoete koek; want, sprak hij, zeker ’t geldt,
Dat slechts het zoet,
Het zuur bedaren doet.
Maar ’t kind werd zieker nog. Een dokter werd gehaald.
Hij zeide: Piet! gij hebt gedwaald.
’t Is zo niet goed:
Zie! ’t zoetste zoet
Wekt, op den duur,
Het scherpste zuur.
Ha! riep nu Piet,
Dat wist ik niet!
Maar ’t is juist als gij zegt; dat heb ik ondervonden!
Hoor, dokter! voor ik werd- aan Klara vastgebonden,
Was zij mijn levenslust, haar kus was honingzoet:
Maar thans- kwelt zij mij meer, dan ’t zuur mijn kindje doet.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.