
Het vurig hart des jonglings, haast nog kind,
Gevoelt een rijke en ongekende weelde
Wanneer hij zachtheid, liefde, schoonheid vindt,
Zoals die nooit het jong gemoed nog streelde.
Hij ziet de jonkvrouw, de met schoon bedeelde…
En die geen zege wil, zij overwint.
Hij mint het Schone… en liefde is ingebeelde,
Als hij de ‘liefde’ van de vrouw bemint. –
Mathilde! ik vond de liefde in elke vrouw,
Ik heb van ’t schone in allen haast gevonden,
En velen liefgehad te goeder trouw,
Maar die geliefden, allen saamverbonden,
Bezitten niet, wat ik in ú aanschouw,
Die meer bekoort, dan zij tezamen konden.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.