Home / Gedichten / Moeder

Moeder

Dichter(es): Karel Waeri (1842 - 1898)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

“Moeder! Zie eens wat schoon speelgoed,
dat daar voor het venster ligt!”
riep een knaapje opgetogen,
de oogen naar een huis gericht,
waar men poppen en Jan-Klassen
prijken zag in overvloed.
“Moeder!” was de klein aan ’t smeken,
“Koop toch iets, ach moeder zoet!”

“Kom, mijn kind, laat ons niet kijken.
Onzen toestand is zoo erg,
heden droeg ik van den huisraad
’t laatste stukje naar den berg.
Reeds drij eeuwenlange weken,
zit uw vader zonder werk.
En geen bijstand te bekomen,
Noch van stadhuis noch van kerk.”

“Moeder, hebt ge dan geen stuiver
Voor zoo’n kleinen harlekijn?
Moet dan enkel, al dat speelgoed
voor de rijke kind’ren zijn?”
“Ach! Lief kind, ik mag niets koopen.
Zusje sterft van hongersnood
en mijn arme laatste centen
dienen voor een stukje brood.”

“‘k Wil dan wachten, lieve moeder,
U bedroeven waar’ te dwaas.
‘k Zal dan maar nog eens gaan slapen,
’t Is toch morgen Sint-Niklaas!
Die zal wel rechtvaardig wezen,
morgen is’t bij ons dan feest,
die vraagt zeker naar geen centen,
en daarbij, ‘k heb braaf geweest!”

“Zwijg toch, mijn onnoozel schaapken,
Gij verbrijzelt mij het hart.
Heden zijn wij ongelukkig,
morgen wacht ons diepe smart.
Gij waart immer als uw zusje:
lief en zoet in d’arme kluis.
Morgen vindt gij, voor uw klaasdag,
zelfs geen kruimel brood in huis.”

harlekijn clown

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten