De dag druilt droef aan mij voorbij
in zieligheid en triesternij,
geen mens sprak er een woord met mij,
wat voel ik me een kladwat.
Mijn hart verzuipt in tranentreur
vanwege ’t stellen in teleur.
Het klopt nog wel maar in mineur;
mijn God wat ben ik matplat.
Dan komt er een leuk hondje aan,
het beestje gaat braaf naast me staan,
hij licht zijn poot en pist spontaan
de pijpen van mijn broek nat.
Ik dank je Dockumer Stabij,
je bent een zegening voor mij,
want ik besluit mijn dag toch blij
omdat ik wat contact had.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.