Frédéric Chopin



Fryderyk Franciszek Chopin (22 februari/1maart 1810 – 17 oktober 1849), oftewijl Frédéric François Chopin was een Poolse componist. Hij speelde piano en ging al op jonge leeftijd componeren. Traditionele Poolse elementen en West-Europese klassieke elementen klinken beiden door in zijn muziek.

polen geboortehuis Chopin
Geboortehuis van Chopin in Zelazowa Wola (Polen), nu een museum.

Zijn jeugd
Frédéric Chopin werd waarschijnlijk geboren op 1 maart 1810 in het Poolse dorpje Żelazowa Wola. Op zijn doopakte staat 22 februari als geboortedatum, maar zijn verjaardag werd altijd op 1 maart gevierd, dus is dat waarschijnlijk de juiste datum. Hij was de zoon van een Franse vader, Nicolas Chopin, en een Poolse moeder, Tekla Justyna Krzyżanowska. Vader Nicolas was boekhouder en moeder Justyna was muzikaal en kon goed zingen. Chopin had drie zussen: Ludwika Marainna (1807), Justyna Izabela (1811) en Emilia (1812).  Chopin kreeg een uitstekende opvoeding. Zijn vader was een intelligente man die zich snel wist op te werken als leraar Frans bij rijke families in Warschau. Later ging hij lesgeven aan de onderbouw van het lyceum, wat hem een stabiel inkomen opleverde.

Chopin groeide op in een huis waar kunst en cultuur centraal stonden. Er waren altijd veel mensen in huis en er was altijd muziek. Van jongs af aan toonde hij een bijzondere interesse in muziek. Hij was intelligent en oplettend en wist al snel dat hij muzikant wilde worden. Toen hij vier jaar oud was, kreeg hij zijn eerste pianolessen van zijn zus. Later volgde hij lessen bij een gerenommeerde Boheemse muziekleraar. Zijn talent voor componeren werd al vroeg duidelijk: op zevenjarige leeftijd schreef hij zijn eerste compositie, Polonaise in g-klein. Chopins laatste compositie was een Mazurka. Deze twee werken laten zien hoezeer hij verknocht was aan zijn vaderland. In 1818 gaf hij op achtjarige leeftijd zijn eerste concert in Warschau.

Ludwika Chopin
Zus Ludwika Chopin. Olieverfschilderij door Mieroszewski, 1829.

Muzikale ontwikkeling
Na zijn pianostudie en verschillende huisconcerten voor de aristocratie in Warschau, bewees Chopin in 1821 zijn uitzonderlijke talent als componist. Hij schreef de Afscheidspolonaise, opgedragen aan zijn leraar Wojciech Żywny, die vond dat hij niets meer aan Chopin kon leren. Desondanks bleven ze goede vrienden. Tussen 1823 en 1826 studeerde Chopin aan het lyceum in Warschau. Dit was een gelukkige periode in zijn leven, waarin hij ook inspiratie kreeg door dames, zoals de prinsesjes Elise en Wanda Radziwiłł.

In 1826 werd hij toegelaten tot het Warschause conservatorium, waar hij drie jaar compositieleer studeerde onder de zorgvuldige begeleiding van Józef K. Elsner. Na zijn afstuderen in 1829 begon Chopin aan een concertreis door Polen. Op 11 augustus van dat jaar maakte hij een succesvol debuut in Wenen. Voor zijn tweede concert daar kreeg hij de eer om te spelen op een piano die ooit door Beethoven was bespeeld, aangeboden door prins Lichnowsky. In 1830 keerde hij terug naar Warschau, waar hij in het Nationale Theater uitvoeringen gaf van zijn eerste en tweede pianoconcert.

Chopin componist
Concert van Chopin bij familie Radziviłł in 1829. Olieschildering door Siemiradzki, 1887.

Verblijf in Wenen
Op 23 november 1830 arriveerde Chopin samen met zijn boezemvriend Titus Woyciechowski in Wenen. Mogelijk hadden de twee een liefdesrelatie. Ze huurden een appartement aan de Kohlmarkt. Zes dagen later, op 29 november, bereikte hen het nieuws dat in Warschau een revolutie was uitgebroken. Het Poolse volk was in opstand gekomen. Titus besloot Wenen te verlaten om zich bij het Poolse leger aan te sluiten. Chopin wilde hem volgen, maar raakte buiten Wenen het spoor kwijt en moest noodgedwongen terugkeren. Hij zou zijn vriend daarna nooit meer terugzien. Ze correspondeerden wel met elkaar.

Kort daarna ontving Chopin een brief van zijn vader, die hem aanspoorde om geen overhaaste beslissingen te nemen en zich volledig op zijn muzikale carrière te richten. Hoewel zijn verblijf in Wenen uiteindelijk acht maanden duurde, werd het een teleurstellende periode. Uitgever Haslinger weigerde zijn muziek te kopen en de levendige walsen van Strauss overschaduwden Chopins melancholische en weemoedige composities. Wenen begon hem steeds meer te benauwen en met een visum voor Londen op zak besloot hij de stad te verlaten.

De Revolutie-étude
Op 8 september 1831, inmiddels aangekomen in Stuttgart, kreeg Chopin het schokkende bericht dat Warschau in Russische handen was gevallen. Die gebeurtenis raakte hem diep en inspireerde hem tot het componeren van zijn Études opus 10. De laatste van deze reeks, nr. 12 – later bekend als de Revolutie-étude – schreef hij in één ruk. Dit meesterwerk gaf uiting aan de pijn en het verzet van het Poolse volk en werd wereldwijd gezien als een symbool van hun strijd. Hoewel Chopin zelf nooit de wapens opnam, werd hij door zijn landgenoten beschouwd als de stem van een volk dat zich niet zou laten onderdrukken.

Naar Parijs
Via München reisde Chopin naar Parijs. Na de Poolse opstand en de Russische bezetting van zijn vaderland in 1831 zou hij daar nooit meer terugkeren. De bruisende muziekwereld van de Franse hoofdstad maakte een diepe indruk op hem en hij besloot er te blijven.

Met zijn verfijnde manieren, intellectuele achtergrond en melancholische uitstraling werd hij al snel omarmd door de Parijse elite. Maar ondanks zijn succes bleef hij worstelen met heimwee. Hij droeg een zilveren beker met Poolse aarde bij zich en koesterde portretten van zijn dierbaren. Zonder deze herinneringen kon hij zich in Frankrijk niet thuis voelen. Maar de heimwee naar het vaderland was voor hem ook een grote bron van inspiratie.

Op 26 februari 1832 gaf Chopin zijn eerste concert in Salle Pleyel. Hij speelde zelf onder meer zijn Pianoconcert nr. 1, Variaties op een thema van Mozart, en een Grand Polonaise voor zes piano’s van Kalkbrenner, samen met Mendelssohn en andere pianisten. Hoewel Chopins spel werd geprezen om zijn verfijning en gevoeligheid, vond een criticus zijn aanslag te licht voor grote concertzalen. Hierdoor kreeg Chopin nooit de volledige erkenning die hij als pianist verdiende.

Radziviłł
Antoni Radziviłł en dochter Eliza, 1820.
Chopin componist
componist Chopin
Chopin, schildering door Wodzinska, 1836.

Succes en strijd in Parijs
Hoewel grote concerten hem geen roem brachten, speelde hij nog regelmatig op liefdadigheidsevenementen en privé-uitvoeringen van collega-muzikanten. Tijdens een van deze optredens ontmoette hij baron de Rothschild, met wie hij al snel bevriend raakte. De invloedrijke edelman introduceerde Chopin in de hoogste Parijse kringen. Al snel werd hij gevraagd om muzieklessen te geven, waarvoor hij vorstelijk werd betaald. De salons van de Parijse elite stonden voor hem open, en met zijn charmante conversatie en verfijnde pianospel wist hij iedereen voor zich te winnen. Eindelijk vond Chopin een publiek dat zijn kunst waardeerde.

In Parijs raakte hij bevriend met beroemde figuren zoals Franz Liszt, Heinrich Heine, Honoré de Balzac en Ferdinand Hiller, met wie hij in 1834 naar Aken reisde. Ook ontmoette hij Felix Mendelssohn en het beroemde muzikale echtpaar Robert en Clara Schumann, die hem vol bewondering “Chopin de geweldige” noemden. In de periode 1833-1834 componeerde hij een groot aantal werken.

Liefde, ziekte en inspiratie
In 1835 reisde Chopin naar Dresden om zijn ouders te zien en ontmoette daar ook Maria Wodzińska, zijn eerste pianoleerlinge. Zij werd zijn geheime verloofde. Voor haar schreef hij de Afscheidswals. De winter van dat jaar werd echter gekenmerkt door ziekte; zijn zwakke gezondheid begon steeds meer een rol te spelen.

In december 1836 maakte hij via zijn vriend Liszt kennis met George Sand, de vrouw die een bepalende invloed zou hebben op zijn verdere leven. Zij werd zijn geliefde. Een jaar later sloeg hij een uitnodiging af van tsaar Nicolaas I om hofpianist te worden. Hij weigerde om zijn muziek ten dienste te stellen van degenen die in 1831 de Poolse revolutie bloedig hadden onderdrukt. Tsaar Nicolaas I werd ook wel de tiran van het Noorden genoemd. Chopin bleef liever een balling in Parijs dan te buigen voor de onderdrukkers van zijn vaderland.

In 1841 gaf hij opnieuw een concert in Salle Pleyel, deze keer als solist. Liszt schreef een lovende recensie, maar ondertussen ging Chopins gezondheid verder achteruit. Toch beleefde hij in deze periode een creatieve bloei. Het jaar 1844 bracht echter groot verdriet: zijn vader overleed.

In 1848 gaf Chopin zijn laatste concert in Parijs, maar de inspanning putte hem volledig uit. In een brief schreef hij: “Ik speel slechter dan ooit.” Zijn vrienden en bewonderaars merkten al snel dat zijn aanslag niet meer de kracht van vroeger had. Dit werd zijn afscheid van het Parijse podium.

Chopin foto
Een van de weinige foto's van Chopin, 1846.
Schumann componist pianist
Robert en Clara Schumann in 1847.
Wodzińska
Maria Wodzińska, 1840

De laatste jaren
Op aandringen van zijn Jane Stirling (15 juli 1804 – 6 februari 1859) reisde Chopin op 21 april 1848 naar Londen. De oversteek was riskant vanwege de Londense mist en zijn broze gezondheid, maar hij wilde Parijs ontvluchten na zijn breuk met George Sand. Bovendien had hij concerten nodig om zijn financiële situatie te verbeteren.

Tijdens zijn verblijf in Londen ontmoette hij beroemde tijdgenoten, zoals Charles Dickens en Walter Scott, die grote bewondering voor hem hadden. Hoewel dames uit de hogere kringen zich inspanden om het hem naar de zin te maken, voelde Chopin zich eenzaam en ziek. Hij schreef: “Als ik toch eens kon ophouden met bloed te spuwen… als ik maar niet zo’n last van heimwee had. Ik kwijn weg en wacht geduldig het einde af.”

Na Londen reisde hij naar Schotland, waar Jane Stirling hem onderbracht in een ruime kamer in Calder House, vlak bij Edinburgh. Stirling was de secretaresse, agent en zakenmanager van Chopin. Het Calder House was van haar zwager. Een Pleyel-piano werd speciaal voor hem geregeld en ’s avonds speelde hij Schotse volksliederen voor zijn gastheer, Lord Torphichen. Maar ondanks de gastvrijheid kwijnde Chopin weg en werd steeds neerslachtiger. Na drie weken verliet hij Calder House en begon aan een uitputtende tournee, met optredens in Manchester en Glasgow.

De reis werd hem fataal. In de herfst keerde hij terug naar Londen, waar hij nauwelijks zijn bed nog kon verlaten. Op 23 november 1848 verliet hij Engeland en keerde hij terug naar zijn geliefde Parijs. Hij was gestopt met componeren en had geen kracht of verlangen meer om achter de piano plaats te nemen. Het instrument dat zijn leven had beheerst, kon hem niet langer troosten. Vooral met zijn zus Ludwika had Frédéric Chopin een goede band. Zij verzorgde hem ook toen hij ziek werd.

Chopin was een man vol tegenstrijdigheden, geslingerd tussen vreugde en wanhoop. Maar zijn muziek bewijst dat zelfs een getormenteerde ziel schoonheid kan scheppen. Zijn leven was een voortdurende reis door herinneringen, een zoektocht naar het verleden.

componist Chopin
Frédéric Chopin. Foto van Bisson, 1849.

Het einde van een legende
Op 17 oktober 1849 overleed Chopin in Parijs aan tuberculose, slechts 39 jaar oud. Hij werd bijgestaan door zijn zus Ludwika en gravin Delphine Potocka. Volgens zijn laatste wens werd zijn hart in een gouden urn naar Polen overgebracht, terwijl zijn lichaam werd begraven op de begraafplaats Père Lachaise, naast de componist Bellini.

Tijdens de uitvaart in de Parijse Madeleinekerk werd op verzoek van Chopin Mozarts Requiem gezongen door madame Viardot Garcia en Lablache. Ongeveer 3.000 mensen woonden de begrafenis bij, waaronder prominenten uit de muziek- en literaire wereld. De Franse schrijver Théophile Gautier sprak met ontroering over Chopins nalatenschap.

Een handvol Poolse aarde werd met hem begraven—een symbolisch gebaar voor de componist die zijn vaderland nooit was vergeten.

graf Chopin
Het graf van Chopin in Parijs.

Familiebanden van Chopin
Ludwika Marianna, Justyna Izabella en Emilia Chopin speelden een belangrijke rol in het leven van hun beroemde broer, met wie ze een hechte band hadden. Ludwika, de oudste, introduceerde Frédéric in de basisprincipes van muziek en de Franse taal. In zijn brieven aan haar vertrouwde hij vaak zijn diepste gevoelens toe. Samen met Justyna schreef Ludwika enkele jeugdboeken.

Emilia was een bijzonder getalenteerd meisje, maar overleed op veertienjarige leeftijd aan tuberculose. Zij en Chopin richtten samen het ‘Genootschap voor Letterkundig Genot’ op, een blijk van hun gedeelde liefde voor literatuur.

De liefdes van Chopin

Chopin heeft verschillende relaties met vrouwen gehad. Geen daarvan leidde uiteindelijk tot een huwelijk.

Delfina Potocka
Delfina Potocka. Schilderij door Daffinger, 1938.
George Sand
George Sand. Olieverfschilderij door Delacroix, 1838
Jane Stirling
Jane Stirling, 1840

Constance Gladkowska
In 1830 werd Chopin voor het eerst verliefd. Constance Gladkowska (2 juni 1810 – 1889) was de gelukkige. Zij was een operazangeres. Toen hij Polen verliet, trouwde zij echter met de rijke Joseph Gabrowski. Haar leven bleek echter verre van gelukkig, ze werd al snel blind. Wel overleefde ze Chopin met veertig jaar.

Delphine Potocka
In Parijs vond Chopin een nieuwe liefde, Delphine Potocka (maart 1807 – 2 april 1877), een charismatische gravin met een indrukwekkend zangtalent. Ze was erg muzikaal en speelde ook piano. Haar leven was niet gemakkelijk geweest, want vijf van haar kinderen waren gestorven en haar huwelijk was ongelukkig, ze leefden gescheiden. Desondanks had ze een sterke geest, iets wat Chopin diep bewonderde. Ze werd een bron van inspiratie voor hem en hun verhouding was erg fijn.

Maria Wodzinska
In 1835 ontmoette Chopin in Dresden Maria Wodzinska (7 januari 1819 – 7 december 1896), een zestienjarig meisje met artistieke talenten. Hun relatie duurde een jaar en leidde tot een geheime verloving. Toen Chopin in 1836 officieel om haar hand vroeg, kreeg hij via haar moeder een beleefde afwijzing. De familie vreesde dat zijn zwakke gezondheid hem geen lang leven zou gunnen. Maria’s gevoelens voor Chopin bleven oppervlakkig, ze schreef hem zelden brieven, en hun contact verwaterde snel. Ontgoocheld stopte Chopin alle herinneringen aan hun verloving, samen met een verwelkte roos, in een envelop met de woorden: “Moïa biëda” – mijn verdriet.

George Sand
De beroemdste en meest bepalende relatie van Chopin was met George Sand, geboren als Amantine Aurore Lucile Dupin (1 juli 1804 – 8 juni 1876). Deze intellectuele en onafhankelijke vrouw had een sterke persoonlijkheid en een bewogen liefdesleven. Haar huwelijk met baron de Duvenat was op de klippen gelopen, en ze zocht in haar relaties vooral een diepe geestelijke connectie. Sand was schrijfster en feministe.

Hoewel Chopin in eerste instantie afstandelijk was, groeide hun band. In de winter van 1838 verbleven ze samen op Mallorca, waar Chopin enkele van zijn meesterwerken componeerde. Het idyllische begin sloeg echter om toen het regenseizoen begon en zijn gezondheid verslechterde. Na hun verblijf op het eiland trokken ze naar Sand’s landgoed in Nohant, waar Chopin zich omringd wist door vrienden en een productieve periode beleefde. Sand bood hem steun en luisterde naar zijn zorgen, terwijl zij getuige was van zijn creatieve worstelingen. Uiteindelijk bleek hun relatie niet bestand tegen hun temperamentvolle karakters en in 1848 kwam het tot een definitieve breuk.

Jane Stirling
Na zijn breuk met Sand ontmoette Chopin Jane Stirling (15 juli 1804 – 6 februari 1859), een Schotse bewonderaarster. Zij moedigde hem aan om naar Engeland en Schotland te reizen en hielp hem bij het organiseren van concerten. Er werd gefluisterd dat ze zouden trouwen, maar Chopin had daar geen interesse in. Jane was te zorgzaam, te welgesteld en miste het temperament dat hem had aangetrokken in George Sand. Waar zij hoopte kracht bij hem te vinden, kon hij haar die niet bieden. Hun relatie, die nooit echt een romance werd, doofde al uit voordat ze kon beginnen.

Luister naar het werk van componist Chopin

Geschreven door Ilse Steel

Bronnen:
Enzo Orlandi. De groten van alle tijden, Chopin
Atrium Klassieke componisten
Spectrum Componisten van A tot Z
Geïllustreerde encyclopedie

Chopin bladmuziek
Bladmuziek opgeschreven door Chopin zelf. Polonaise Op. 53 uit 1842.