Het leven van Vincent Willem van Gogh
|
Vincent in 1866
|
Vincent Willem van Gogh was een Nederlands kunstschilder. Zijn werk valt onder het postimpressionisme, een kunststroming die volgde op het negentiende-eeuwse impressionisme.
De invloed van Vincent van Gogh op het expressionisme, het fauvisme en de vroege abstractie, was enorm en kan worden gezien in vele andere aspecten van de kunst in de 20ste eeuw. Het Van Gogh Museum in Amsterdam is volledig gewijd aan het werk van Vincent van Gogh en zijn tijdgenoten.
Van Gogh wordt tegenwoordig gezien als een van de grote schilders van de 19de eeuw. Deze erkenning kwam echter pas laat. Tijdens zijn leven werd maar een schilderij verkocht: De rode wijngaard (Poesjkinmuseum in Moskou). Anna Boch, een Belgische kunstenares en zus van zijn vriend Eugene Boch kocht het voor 400 toenmalige frank op de expositie van de Brusselse Les XX in 1890, een paar maanden voor Van Goghs dood. Er verliepen maar drie jaar tussen zijn zwaarmoedige De Aardappeleters (1885) en de kleurenexplosie in het zuidelijke Arles (1888). Van Gogh produceerde al zijn werk in slechts tien jaar, voordat hij begon te lijden aan een zenuwziekte en zelfmoord pleegde. Na zijn dood groeide zijn roem snel. Vincent liet al zijn schilderijen en tekeningen na aan zijn broer Theo, waarmee hij van jongs af aan een hechte vriendschap onderhield. |
1888 Boerderij in de Provence
|
Vincent Willem van Gogh werd op 30 maart 1853 in het Noord-Brabantse Zundert geboren als zoon van dominee Theodorus van Gogh en Anna Cornelia van Gogh Carbentus. Hij werd geboren precies één jaar nadat zijn moeder was bevallen van een dood geboren kind, dat ook de naam Vincent kreeg. Deze Vincent ligt begraven op het kerkhofje naast de Hervormde Kerk in Zundert. Op weg van zijn huis naar de kerk waar zijn vader predikte, kwam Vincent talloze malen voorbij de kleine grafzerk waar zijn dode broertje met dezelfde naam begraven lag, wat een traumatische ervaring voor de jongen moet zijn geweest. Psychologen menen dan ook dat Vincent zijn hele leven door zijn dode broer werd achtervolgd. |
De rode wijngaard
|
Kunst hoorde bij zijn opvoeding, verschillende ooms waren kunsthandelaren. In 1862 maakt Vincent zijn eerste tekeningen. Toen Vincent elf was maakte hij de overstap van de dorpsschool in Zundert naar een kostschool in Zevenbergen bij J. Provily, waar hij lessen volgde in Frans, Duits en Engels. Hij vond het er vreselijk, maar maakte er wel de lagere school af. Hoewel hij af en toe tekende, was van zijn artistieke aanleg nog niet zoveel te merken.
Op 15 september 1866 liet de toen dertienjarige Vincent van Gogh zich in Tilburg inschrijven in het bevolkingsregister. De reden van zijn komst naar deze stad was dat hier de eerste en in 1866 nog de enige Hogere Burgerschool in Brabant bestond. Hij ging in de kost in Tilburg bij rijksambtenaar J. Hannik op Korvel 57. In het eenvoudige huis woonde Jan Hannik met vrouw en zoon Marinus, die ook op de HBS zat. Van Gogh werd inwoner van de stad en zoals aangeduid leerling aan de Rijks-HBS Koning Willem II. Van de 34 lesuren per week in de eerste klas, kreeg hij 4 uur handtekenen en 1 uur rechtlijnig tekenen van Constant Cornelis Huijsmans, die in zijn tijd al bekend was als tekenaar, schilder en schrijver van boeken over het tekenonderwijs. Huijsmans besteedde veel aandacht aan ‘perspectief’ ofwel het tekenen van diepte. Bijzonder is dat Vincent daar veel moeite mee heeft in zijn latere werk. In juli 1867 nam hij deel aan het overgangsexamen naar de tweede klas. Hij scoorde een gemiddelde van 7,36 punt per vak.
|
Vincent in 1866
|
Zijn plotselinge vertrek uit Tilburg op 19 maart 1868 naar zijn ouders in Zundert is het grootste raadsels uit zijn jeugd. De ontdekking dat Van Gogh in Tilburg heeft gestudeerd, werd pas in 1971 voor het eerst door prof. dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt gepubliceerd.
Over zijn periode in Tilburg is in feite niets meer bekend. Vincent zelf rept in zijn brieven aan zijn broer Theo er slechts zijdelings één keer over. Over het Londense stadje Brixton schreef hij in 1873 namelijk: “Het heeft wel iets van Tilburg of zoo…”
|
De Hogere Burgerschool in Tilburg
|
Tekenleraar Constant Huijsmans 1910-1886
|
Oom Cent (Vincent) 1820-1888
|
Hij zou niet meer in de schoolbanken terugkeren. Vincent woont in deze periode weer in Zundert bij zijn ouders. Hij hielp Jan Doomen met tuinieren en Jan van Aertsen met de geiten en doolde wat rond langs heg en steg, aldus zijn zus. Hij kreeg veel straf en volgens Mientje Honcoop, een van de dienstmeiden van het gezin, had Vincent iets vreemds. Vincent was een wat stille dromerige jongen die van lezen en van de natuur hield, de stad trok hem niet zo. Desondanks ging hij in 1869 werken in het Haagse filiaal van de kunsthandel Goupil, dat onder leiding stond van zijn peetvader, ‘oom Cent, en gespecialiseerd was in gedrukte prenten. Hij woonde in die tijd bij de familie Roos in Den Haag.
|
Goupil & Co filiaal in Den Haag
|
Vincent van Gogh had tien ooms en tantes aan vaders kant, maar het was vooral Oom Vincent (Oom ‘Cent’) die de grootste invloed op het leven van Vincent had. Tegen de tijd dat Vincent vijf jaar oud was, genoot zijn oom Cent al zeer veel aanzien als kunsthandelaar. Oom Cent was aandeelhouder in de succesvolle kunsthandel Goupil & Co, en hij beheerde zeer bekwaam het filiaal in Den Haag. Oom Cent woonde met zijn vrouw Cornelia (geboren Carbentus) in het Brabantse dorpje Prinsenhage, van waaruit hij regelmatig bij de ouders van Vincent op bezoek ging. Omdat het echtpaar geen kinderen had, kreeg Oom Cent steeds meer interesse voor de opgroeiende Vincent. Zijn jongere broer Theo werkte later als kunsthandelaar, wat van grote invloed is geweest op Vincent’s carrière als kunstenaar.
Tussen 1873 en 1876 werkte Vincent als assistent afwisselend in de zaken in Londen en Parijs. In Londen bezocht Vincent in zijn vrije tijd beroemde musea, zoals het British Museum en The National Gallery. Daar bewonderde hij onder andere werk van ‘boerenschilders’ als François Millet en Jules Breton. Verder las hij van alles, van museumgidsen en tijdschriften tot literatuur en poëzie. Hij werd een groot bewonderaar van veel Britse schrijvers, zoals George Eliot en Charles Dickens. Ook voor de Britse grafici, die o.a. het tijdschrift The Graphic illustreerden had hij veel bewondering. Deze illustraties inspireerden en beïnvloedden van Gogh in zijn latere jaren als kunstenaar. Hier ontwikkelde hij zijn passie voor kunst, zijn voorkeur ging uit naar eigentijdse realistische werken uit Frankrijk en Nederland en beroemde Hollandse meesters uit de 17de eeuw waarvan hij vooral het landschap en de portretkunst bewonderde.
|
Tegelijkertijd werd Vincent, een domineeszoon, in toenemende mate religieus. Hij wilde graag zijn medemensen helpen en hierin ging hij zover dat zijn werk bij Goupil hier onder leed. In 1876 werd hij daarom oneervol ontslagen. Na zijn ontslag gaf Vincent als hulppredikant les aan een kostschool in Ramsgate. Hij woonde daar in een vervallen huis. Vincent werkte kort bij meester William Stokes in Isleworth. Later ging hij werken bij dominee Thomas Slade-Jones. Hij assisteerde de dominee en bezocht verschillende kerkjes waar hij later ook hulpprediker werd. Op 29 oktober hield hij zijn eerste zondagspreek. Terwijl zijn fanatisme voor religie toenam, ging zijn fysieke en mentale toestand achteruit
In 1877 na een bezoek aan zijn ouders in Brabant keerde hij, op verzoek van zijn vader, niet terug naar Engeland, maar bereidde zich in Amsterdam voor op het examen dat nodig was om een universitaire studie in theologie te volgen, waar hij al spoedig afhaakte. Na een training bij in zendelingenschool in de buurt van Brussel, ging hij in 1878 aan de slag als evangelist in Borinage, een arme mijnstreek in België. In de Borinage leefde Vincent midden tussen de mijnwerkers, op dezelfde manier als zij: in armoede. Hij sliep op de vloer en gaf al zijn bezittingen weg. Door die grote betrokkenheid werd hij al gauw ‘De Christus van de kolenmijn’ genoemd. Ondanks zijn grote inzet slaagde hij niet in de opdracht om een hechte geloofsgemeenschap bij elkaar te krijgen. Vincent werd uit zijn functie gezet.
Er volgde een periode van wanhoop maar hij vond troost in de kunst en literatuur. In hem groeide het besef dat hij ook als kunstenaar in dienst kon staan van God en de mensen. Het was in die tijd dat Vincent de mijnwerkers en hun gezinnen en de slechte omstandigheden waarin zij verkeerden begon vast te leggen in tekeningen. In deze periode koos Vincent van Gogh voor zijn uiteindelijke beroep als kunstenaar. Vincent van Gogh was geen wonderkind maar, maar werkte hard en wist zijn gebreken om te zetten in uitzonderlijke expressieve kwaliteiten.
|
1876 tekening Vincent uitzicht kostschool in Ramsgate
|
1879 Cokes fabriek in Borinage
|
1880 Mijnwerkers in Borinage
|
Hij ontmoet de schilder Anton Mauve (1838-1888), zijn aangetrouwde neef. Mauve had zich gevestigd als succesvol kunstenaar en vanuit zijn huis in Den Haag stuurde hij Vincent de schildersmaterialen – waarmee hij Vincent inspireerde om in kleur te gaan werken. Vincent was een groot bewonderaar van het werk van Mauve en was heel dankbaar voor iedere instructie die Mauve hem gaf. Zij hadden een goede relatie, die echter te lijden had onder spanningen, die ontstonden toen Vincent ging samenwonen met een prostitué. Na de breuk met Sien in 1883, vertrok Vincent naar het Drentse platteland om heide- en veenlandschappen te tekenen en schilderen.
Het vond het er mooi en ging vol goede moed aan het werk. Toch bracht de provincie hem niet enkel rust en inspiratie: Regen, kou en eenzaamheid maakten dat Vincent het na korte tijd voor gezien hield. Hij reisde naar het Brabantse dorp Nuenen, de nieuwe woonplaats van zijn ouders. Hij startte in een klein atelier aan de achterzijde van het huis, maar huurde na een paar maanden een grotere ruimte elders in het dorp. Nuenen was een ideale omgeving voor een ‘boerenschilder’. Er woonden veel boeren, landarbeiders en wevers. Vincent schetste en schilderde ze wanneer hij maar kon.
|
Anton Mauve
|
1884 Nuenen boeren planten aardappels
|
Voor Vincents ouders was het samenwonen met hun zoon niet makkelijk. Vincent was niet iemand die zich gedroeg zoals het hoorde. In de eerste maanden van 1885 vervolgde Vincent zijn serie portretten van boeren. Hij zag deze als `studies’, werk dat zou voortduren om zijn kunst te verfijnen en als voorbereiding voor zijn meest grootse werk tot nu toe. Vincent werkte de maanden maart en april aan deze studies, voor een korte tijd afgeleid van zijn werk door het overlijden van zijn vader op 26 maart van dat jaar. Sinds een aantal jaren had Vincent een gespannen verhouding met zijn vader, en ofschoon hij zeker niet gelukkig was met de dood van zijn vader, was hij emotioneel onberoerd en ging verder met zijn werk.
Al de jaren van hard werken, van steeds meer verbeteren van zijn techniek bracht hem stapsgewijs naar het resultaat van zijn eerste grote werk: De Aardappeleters. Kort na het overlijden van zijn vader (eind maart 1885) verliet hij het huis van zijn ouders om in zijn atelier te gaan wonen. Daar begon hij aan het werk voor De aardappeleters. Vincent combineerde het harde werken aan het schilderij (dat geval van die boeren rond een schotel aardappels ‘s avonds) met veel roken en slecht eten. Het grootste deel van zijn geld ging op aan kunstenaarsmaterialen. Later in het jaar besloot Vincent zich in te schrijven aan de kunstacademie van Antwerpen. Hij zou niet meer in Nederland terugkeren. Antwerpen had Vincent veel te bieden: goede materialen, tekenclubs met modellen en volop kunst in kerken, musea en galeries. De tekenlessen aan de kunstacademie vond hij echter veel te traditioneel.
|
Achterkant van de pastorie in Nuenen met rechts Vincents atelier
|
De aardappeleters
|
Fernand Cormon 1845-1924
|
1886 Parijse tijd Vincent bleef niet lang in Antwerpen. Met Theo overlegde hij het plan om naar Parijs te komen en les te nemen in het atelier van Fernand Cormon. Die schilder was onder buitenlandse studenten erg populair. Theo vond het verstandig eerst een appartement te zoeken dat groot genoeg was voor zichzelf en zijn broer. Maar voordat dit was gelukt arriveerde Vincent eind februari 1886 al in Parijs. Hij ging inwonen bij Theo in Parijs, Rue Lepic 54 in Montmartre, waar hij een eigen atelier kreeg. Hier werkte hij verder aan zijn artistieke doorbraak.
Belangrijker nog was zijn contact met het Franse impressionisme, na het ontstaan. De reeks ‘Salons des Impressionistes’ waren voorbij en Paul Signac, met wie hij vaak ging schilderen in Asnières, worstelde als post-impressionisme met het divisionisme. Georges Seurat, Paul Gauguin, Camille Pissarro en Armand behoorden tot zijn kennissen.
De relatie tussen Vincent en Theo kwam enige tijd onder druk te staan toen bleek dat Vincent voortdurend met Jan en alleman ruzie maakte. Pas tegen het eind van Vincents verblijf knapte de relatie weer op en kregen de broers weer een zeer innige band. Ook gedurende deze periode werkte Vincent onvermoeibaar hard ten koste van zijn gezondheid.
|
Parijs kunsthandel Goupil
|
Theo was bedrijfsleider van kunsthandel Goupil (later: Boussod, Valadon & Cie) aan de Boulevard Montmartre in Parijs. Hij liet Vincent kennismaken met het kleurrijke werk van bekende, moderne schilders als Claude Monet. In het atelier van Fernand Cormon leerde Vincent ook een nieuwe generatie kunstenaars kennen waaronder: Henri de Toulouse-Lautrec, en Emile Bernard, met beide raakte hij goed bevriend.
Al die nieuwe indrukken en nieuwe mensen hadden invloed op zijn eigen werk: Vincent had genoeg inspiratie om volop te kunnen experimenteren. De donkere kleuren van De aardappeleters maakten al snel plaats voor lichtere tinten als in De heuvel van Montmartre met steengroeve. Onder invloed van de moderne kunst werd Vincents schilderwerk in de tijd dat hij in Parijs woonde, steeds lichter, hij gebruikte fellere kleuren en ontwikkelde een eigen manier van schilderen, met korte penseelstreken.
Ook veranderden zijn onderwerpen: in plaats van werkende boeren schilderde hij cafés en boulevards, het platteland langs de Seine en bloemstillevens. Daarnaast probeerde hij ‘verkoopbare’ onderwerpen uit, zoals portretten. Maar daarbij was Vincent meestal zelf het onderwerp: modellen waren nogal duur. Hij ontdekte een nieuwe inspiratiebron in Japanse houtsneden. Die waren in Parijs in grote hoeveelheden te koop. Samen met Theo begon Vincent ze te verzamelen. De invloed van de sterke contouren, afsnijdingen en kleurcontrasten in de prenten werd direct zichtbaar in zijn eigen werk.
|
Het gele huis
|
Paul Gauguin 1848-1903
|
Zelfportret met afgesneden oor
|
Na twee jaar ging het hectische stadsleven van Parijs Vincent tegenstaan. Vincent verlangde naar de rust van het platteland, naar zon en naar het licht en de kleur van ‘Japanse’ landschappen. Die hoopte hij te vinden in de Provence, een streek in het zuiden van Frankrijk. Na een treinreis van een dag en een nacht kwam hij op 20 februari 1888 aan in Arles, een kleine stad aan de rivier de Rhône. Enthousiast over het heldere licht en de kleuren in Arles ging Vincent vol passie aan het werk. Hij schilderde bloeiende boomgaarden en het binnenhalen van de oogst. Hij maakte een reisje naar zee waar hij de boten schilderde.
Zijn stijl werd losser en expressiever. Aan Theo schreef hij over het plan om in Arles een ‘Atelier van het Zuiden’ te vestigen: een groep kunstenaars waarvan Theo het werk in Parijs zou kunnen verkopen. Met een ‘kunstenaarskolonie’ in gedachten huurde Vincent vier kamers in het ‘gele huis’ aan de Place Lamartine. De eerste, en uiteindelijke enige kunstenaar die bij hem kwam wonen was Paul Gauguin. Die arriveerde eind oktober 1888 in Arles. Daar was wel wat aandringen voor nodig geweest, zoals een financiële bijdrage van Theo. Maar die had daarbij het welzijn van Vincent voor ogen.
Het oorincident. Waar Gauguin vooral werkte vanuit zijn geheugen en zijn fantasie, schilderde Vincent het liefst direct wat hij kon zien. Door hun verschillende karakters liepen de spanningen steeds hoger op. Vincent begon tekenen van verwarring te vertonen. Toen Gauguin dreigde te vertrekken werd de druk Vincent teveel. Hij raakte zo in de war, dat hij zijn vriend bedreigde met een scheermes. Later die avond sneed hij in het ‘gele huis’ een stuk van zijn eigen linkeroor af, wikkelde het in een krant en bezorgde het bij een prostituee in de nabij gelegen rosse buurt.
De ochtend nadat hij een stuk van zijn oor had gesneden belandde Vincent in het ziekenhuis van Arles. Zodra hij het hoorde nam Theo de trein om hem te bezoeken. Direct na het ziekenbezoek reisde Theo terug naar Parijs, en Gauguin ging met hem mee. Vincents droom van een gezamenlijk atelier bleek van korte duur. Hij kon zich maar weinig van het oorincident herinneren. Toen hij begin januari 1889 uit het ziekenhuis kwam begon hij weer met schilderen. Maar in de maanden erna ging het op en neer met zijn geestelijke gezondheid. Uit angst voor een nieuwe ziektecrisis liet hij zich in mei vrijwillig opnemen in de psychiatrische inrichting Saint-Paul-de-Mausole in Saint-Rémy.
|
1889 Landschap bij Saint-Remy
|
Toen Vincent in de inrichting van Saint-Rémy genoeg was opgeknapt ging hij opnieuw aan het werk. In periodes dat het goed ging schilderde hij vaak in de afgesloten tuin van de inrichting. Later mocht hij ook buiten de muren werken. Binnen kreeg hij een extra kamer die hij als atelier kon gebruiken. Daar schilderde hij onder andere prenten na van kunstenaars als Rembrandt en Millet. Zijn mentale toestand blijft onstabiel in de eerste maanden van het jaar.
Het ene moment is hij volledig ontspannen het andere moment wordt hij geplaagd door hallucinaties en waanvoorstellingen. In een van de periodes dat hij ernstig in de war was at hij olieverf om zichzelf te vergiftigen, waardoor hij een tijd enkel mocht tekenen. Maar ondanks de aanvallen was Vincent in Saint-Rémy buitengewoon productief. In een jaar tijd maakte hij ongeveer 150 schilderijen.
Zes van Vincents schilderijen waren begin 1890 te zien in Brussel, op een groepstentoonstelling van de Belgische kunstenaarsvereniging ‘Les Vingt’ (‘De Twintig’). In een tijdschrift was al een positief artikel over zijn werk verschenen, geschreven door kunstcriticus Albert Aurier. Tijdens deze expositie werd één van de tentoongestelde werken verkocht, De rode wijngaard. De waardering voor Vincents werk begon op gang te komen. Toch was het niet de eerste keer dat hij werd tentoongesteld. Al vanaf 1888 stuurde Theo schilderijen in voor de jaarlijkse expositie van de ‘Salon des Indépendants’ in Parijs. In maart 1890 hingen er 10 van Vincents werken, en de reacties waren erg positief.
|
1889 Irissen
|
Auberge Ravoux
|
Dr. Paul Gachet 1828-1909
|
Auvers-sur-Oise
In mei 1890 verliet Vincent in goede conditie de inrichting in Saint-Rémy. Hij vertrok noordwaarts naar Auvers-sur-Oise, waar al meer kunstenaars woonden. Op 20 mei 1890 arriveerde hij in Auvers en woonde in de herberg van Arthur Ravoux, aan de Place de la Mairie. Auvers bood Vincent voldoende rust, en lag dicht genoeg bij Parijs om zijn broer Theo te kunnen bezoeken. Bovendien werkte er een arts die zijn gezondheid goed in de gaten zou kunnen houden: Paul Gachet. Vincent en dokter Gachet, een amateurschilder, raakten al snel bevriend. De arts raadde Vincent aan om zich volledig op het schilderen te richten. Dat deed hij: in koortsachtig tempo werkte Vincent in de tuinen en korenvelden rond het dorp. Het was een periode waarin hij vol overgave schilderde en bijna een schilderij per dag maakte. Het leek erop dat het met zijn gezondheid de goede kant op ging.
Toen Vincent op 6 juli een bezoek bracht aan zijn broer, schrok hij van zijn slechte conditie. Theo maakte moeilijke tijden door. Hij had het financieel moeilijk en ook de gezondheid van zijn zoontje baarde hem zorgen. Vincent kreeg een hevige psychische inzinking, misschien veroorzaakt door zijn schuldgevoel om Theo en zijn gezin tot last te zijn. Hoewel er verschillende versies bestaan van de details van de gebeurtenis, zijn de feiten van 27 juli 1890 duidelijk. Op die zondagavond vertrok Vincent van Gogh met zijn ezel en schildersmateriaal naar de korenvelden.
Hij nam zijn revolver in de hand en schoot zichzelf in de borst. Hij strompelde naar de herberg van Ravoux waar hij ineenstortte op zijn bed en ontdekt werd door de herbergier. Deze waarschuwde de plaatselijke arts dr. Mazery en Dr. Gachet. Er werd besloten geen poging te doen de kogel te verwijderen en Dr. Gachet schreef diezelfde avond een expresse brief naar Theo. Helaas was het privé adres van Theo niet bekend bij Dr. Gachet zodat hij de brief naar de kunsthandel stuurde waar Theo werkte. Dit veroorzaakte echter geen serieuze vertraging en Theo arriveerde de volgende middag.
|
Vincent in 1886
|
Tijdens de laatste uren van zijn leven waren Vincent en Theo voortdurend samen. Theo was verknocht aan zijn broer, omarmde hem en sprak met hem in het Nederlands. Vincent leek verzoend met zijn lot en Theo schreef later aan zijn zus Lies:’…Hij zelf verlangde te sterven; toen ik bij hem zat en hem zei, dat wij zouden trachten hem te genezen en dat wij dan weer hoopten dat hij verder bewaard zou blijven van die soort wanhoop, zei hij: ’La tristesse durera toujours.’ (‘Het verdriet zal eeuwig duren’) ‘ Ik voelde wat hij daarmee zeggen wilde…’ Theo, die altijd zijn grootste vriend en steun was, hield Vincent vast toen hij zijn laatste woorden sprak: ‘Ik wilde dat ik zo heen kon gaan’.
Vincent van Gogh overleed om 1.30 op 29 juli 1890 slechts 37 jaar oud. De katholieke kerk van Auvers weigerde een graf voor Vincent op hun begraafplaats vanwege de zelfmoord. Het nabijgelegen dorp Méry gaf echter wel toestemming, zodat de begrafenis plaats kon vinden op 30 juli. Zijn vriend Emile Bernard en Lucien Pissaro waren op Vincents begrafenis aanwezig. Zijn kist was bedolven onder zonnebloemen, waar hij zo van hield. Vincent’s goede vriend, de schilder Émile Bernard, schreef een gedetailleerd verslag van de begrafenis aan Gustave-Albert Aurier.
|
Theo 33 jaar
|
Herdenkingstentoonstelling
Ruim anderhalve maand na Vincents dood organiseerde Theo in Parijs een herdenkingstentoonstelling van Vincents werk. Vincent maakte meer dan 1.000 tekeningen (naast zijn ca 850 schilderijen, 150 aquarellen en 133 briefschetsen) gedurende zijn tienjarige loopbaan als kunstenaar.
Na alle inspanningen en tegenslagen ging het met zijn eigen gezondheid steeds slechter. Kort na de tentoonstelling nam hij op staande voet ontslag bij Boussod, waarna hij een zware zenuwinzinking kreeg. Met lichamelijke en psychische klachten als gevolg van syfilis, werd Theo opgenomen in een inrichting in Utrecht. Daar overleed hij eind januari 1891, nog geen half jaar na de dood van zijn broer. Hij werd begraven in Utrecht, maar in 1914 besloot Theo’s weduwe, Johanna, het lichaam te herbegraven naast het graf van zijn broer Vincent in Auvers. Johanna deed een verzoek om een tak klimop uit de tuin van Dr. Gachet bij de grafstenen te planten. Deze zelfde klimop bedekt de graven van Vincent en Theo tot op de dag van vandaag. Vanaf dat moment kwamen Vincents schilderijen in het beheer van Theo’s weduwe: Jo van Gogh – Bonger.
|
Graf van Vincent en Theo in Auvers-sur-Oise Frankrijk
|
Theo’s weduwe Jo en haar zoon Vincent Willem
|
Na Theo’s dood verhuisde zijn weduwe, Jo, met haar zoontje Vincent Willem naar Bussum. Ze nam de kunstcollectie van Vincent en Theo met zich mee. In 1901 hertrouwde ze met kunstschilder Johan Cohen Gosschalk en ging twee jaar later met haar gezin in Amsterdam wonen. Jo bracht Vincents schilderijen onder de aandacht van een groot publiek, onder andere door ze in bruikleen te geven voor tentoonstellingen in musea over de hele wereld. Steeds vaker waren er kopers voor Vincents werk.
In 1914 publiceerde Jo de allereerste editie van de brieven die Vincent aan Theo had geschreven. Neef ir. dr. V.W. van Gogh maakte er een aanvulling op en gaf in 1953 in vier delen de Verzamelde brieven van Vincent van Gogh uit, die in 1958 ook als vertaling Vincent van Gogh, The complete letters in New York verscheen.
|
Uitgave 1ste editie 1914
|
Oude ingang in de Paulus Potterstraat
|
Het Van Gogh Museum
Na de dood van Jo in 1925 ging de kunstverzameling van Vincent en Theo over op haar zoon, Ingenieur Vincent Willem van Gogh. Die gaf de schilderijen van zijn oom vanaf 1930 in bruikleen aan het Stedelijk Museum van Amsterdam. Maar Vincents werk werd steeds beroemder, en steeds vaker gingen er stemmen op om de collectie onder te brengen in een apart museum. In 1962 droeg ‘de Ingenieur’ de verzameling Van Gogh over aan de Vincent van Gogh Stichting. Elf jaar later verhuisde de collectie van het Stedelijk Museum naar een door architect Gerrit Rietveld ontworpen gebouw. Het Van Gogh Museum huisvest de grootste collectie werken van Vincent van Gogh. De verzameling bevat ruim 200 schilderijen, 500 tekeningen en meer dan 700 brieven van de kunstenaar, permanent in bruikleen gegeven door de Vincent van Gogh Stichting. Al vanaf de opening door koningin Juliana in 1973, ontvangt het Van Gogh Museum bezoekers uit alle windstreken. |
De nieuwe vleugel achterzijde
|
1887 (Foto: Geheugen van Nederland)
|
500 Japanse prenten
De circa 500 Japanse prenten die Vincent en zijn broer Theo verzamelden, vormen onderdeel van de vaste collectie, naast belangrijke werken van andere 19de-eeuwse kunstenaars: tijdgenoten en vrienden van Van Gogh, onder wie Paul Gauguin en Henri de Toulouse-Lautrec, maar ook oudere meesters die hij bewonderde, zoals Léon Lhermitte en Jean-François Millet. De permanente opstelling is te zien in het hoofdgebouw, ontworpen door de Nederlandse architect Gerrit Rietveld. De in 1999 geopende tentoonstellingsvleugel, een ontwerp van de Japanse architect Kisho Kurokawa, biedt plaats aan de tijdelijke tentoonstellingen. Er komt een nieuwe entree aan de kant van het Museumplein. In 2015, is de nieuwe ingang, ontworpen door het Japanse architectenbureau Kisho Kurokawa Architect & Associates, klaar en gaat de entree aan de Paulus Potterstraat dicht voor het publiek.
In 1886 verschijnt op de omslag van het tijdschrift Paris Illustré een prent van een Japanse dame gemaakt door de Japanse kunstenaar Kesai Eisen. De bekende schilder Vincent van Gogh, die op dat moment in Parijs woont, ziet de afbeelding en gebruikt deze als voorbeeld voor het hier afgebeelde schilderij. Het waterlandschap dat van Gogh eromheen heeft geschilderd bestaat uit verschillende elementen die hij aan andere Japanse prenten heeft ontleend. Zo zien we rietstengels, kikkers, waterlelies, kraanvogels en een bootje. De afgebeelde dieren hebben een speciale betekenis: in deze tijd zijn de Franse woorden voor kikker (grenouille) en kraanvogel (grue) synoniemen voor prostituee. Het zijn bedekte verwijzingen naar het beroep van de vrouw.
|
Vincent en de liefde
|
Bij Van Gogh leverde zijn drang om kunst te produceren voortdurend strijd met zijn behoefte aan affectie, geborgenheid en de liefde. Hem stond het ideaal voor ogen waarin vrouw en kunst zouden samengaan. De liefde van een vrouw en ook kind zou hem niet alleen een completer mens maken, maar ook een betere kunstenaar. Uiteindelijk bleek er in zijn leven geen plaats voor een vrouw en kind. Het kunstenaarschap zou het uiterste van zijn energie vergen.
|
Cornelia Adriana Vos-Stricker 1846-1918
|
Kee Vos
Tijdens zijn verblijf bij zijn ouders in 1881, die destijds in Etten woonden, werd Vincent verliefd op nicht Kee Vos die sinds kort weduwe was zelf zorgde voor de opvoeding van haar zoontje. Vincent werd door haar afgewezen Mede door zijn opdringerige gedrag verslechterde de verstandhouding tussen met ouders. Zijn hoogdravende liefdesbetuigingen voor zijn volle nicht Kee Vos, een rouwende weduwe met zoontje, veroorzaakten een familieschandaal en eindigden in een resoluut ‘Nooit neen nimmer’ van de kant van Kee. De relatie was ten dode opgeschreven nog voordat hij goed en wel begonnen was. Deze voor Vincent ongelukkige periode eindigde als een van de meest gedenkwaardige voorvallen in zijn leven. Na afgewezen te zijn door Kee, besloot Vincent haar op te zoeken in haar ouderlijk huis, maar Kee’s vader stemde niet in met een ontmoeting van Vincent met Kee. Vincent, altijd vastberaden, plaatste zijn hand boven de vlam van een olielamp om zichzelf te verbranden. Het was zijn bedoeling zijn hand boven de vlam te houden totdat hij toestemming zou krijgen om met Kee te spreken. Kee’s vader overzag snel de situatie door eenvoudig de lamp uit te blazen, waarna Vincent vernedert het huis verliet.
|
Tekening van Sien met kind door Vincent
|
Clasina Maria Hoornik – 1850-1904
Vincent van Gogh ontmoette Clasina Maria Hoornik eind februari 1882, in Den Haag. Zij verwachtte al een kind toen Vincent haar leerde kennen; deze vrouw, bekend als Sien, trok al vrij snel in bij Vincent. Zij woonden anderhalf jaar samen. Het was een heftige relatie, enerzijds door hun beider wispelturige karakters, anderzijds door de spanning van de armoede waarin zij leefden. Uit de brieven van Vincent aan Theo blijkt zijn genegenheid voor Sien en speciaal voor haar kinderen. Zijn kunst bleef echter boven alles zijn grootste passie. Sien en haar kinderen poseerden vele malen voor Vincent; zijn talenten als kunstenaar groeiden in deze periode. Zijn vroegere, meer eenvoudige tekeningen van de mijnwerkers in de Borinage maakten plaats voor meer verfijnd werk. In de tekening ‘Naaiende vrouw met meisje’ vertolkt Vincent meesterlijk de huiselijke rust als ook een verborgen gevoel van machteloosheid over het leven samen met Sien, dat 19 maanden zou duren. van Gogh verlaat Sien Hoornik in 1883.
|
Margot Begemann 1841-1907
|
Margot Begemann
Eind 1883 keerde Vincent opnieuw terug naar het huis van zijn ouders, die in die dagen in Nuenen woonden. Het gehele volgende jaar werkte Vincent aan het verbeteren van zijn werk. In deze periode vervaardigde hij tientallen schilderijen en tekeningen: wevers, spinners en andere portretten. De plaatselijke boeren bleken zijn geliefde onderwerpen te zijn – gedeeltelijk omdat Van Gogh een sterke verwantschap voelde met de arme landarbeiders en deels omdat hij veel bewondering had voor de schilder Millet, die net als hij, met veel gevoel en passie de arbeiders in het veld schilderde. Margot Begemann, die met haar familie naast het huis van Vincent’s ouders woonde, voelde zich zeer tot Vincent aangetrokken. Beide ouders zijn tegen hun voornemen om te trouwen. De emotionele beroering over de relatie bracht haar tot een poging tot zelfdoding door vergiftiging. Vincent was zeer verbijsterd over dit voorval. Margot herstelde gelukkig, doch deze gebeurtenis maakte Vincent zeer overstuur, en in zijn brieven verwijst hij hier diverse malen naar.
|
Agostina Segatori 1841/1910
|
Agostina Segatori
Hoe intiem de relatie was met Agostina Segatori, een ex-schildersmodel, prostituee en kleurrijke café-eigenaresse van Le Tambourin in Parijs was, is niet helemaal duidelijk. Van december tot mei zou Vincent een verhouding hebben gehad met de twaalf jaar oudere Italiaanse schone. Vincent betreurde de korte duur van deze relatie. Eind juli schreef hij aan Theo: ‘Ikzelf voel dat mijn verlangen naar trouwen en kinderen krijgen aan het verdwijnen is en bij vlagen ben ik nogal terneergeslagen dat ik op mijn 35ste zo ben. En soms geef ik de schuld aan dat ellendige schilderen. De liefde voor de kunst doet de ware liefde verdwijnen.
Later zou hij getroffen worden door epileptische aanvallen en toen hij vernam van het huwelijk van zijn broer en de geboorte van een zoontje, vervloog langzamerhand alle hoop op het stichten van een eigen gezin. De kunst bleek een jaloerse minnares en duldde niemand boven zich. Vincent van Gogh schilderde twee portretten van Agostina: De vrouw met de tamboerijn en De Italiaanse.
|
Vincent in Brabant
|
Drie plaatsen in Brabant voelen zich in ieder geval nadrukkelijk verbonden met ‘onze’ Vincent: Zundert, Tilburg en Nuenen.
|
Theo en Vincent
|
Zundert
Op de plek waar ooit het geboortehuis van Vincent van Gogh stond, is in het najaar van 2008 het Vincent van GoghHuis geopend. Het Van GoghHuis is geen klassiek museum, maar een kunstcentrum voor zowel kunstliefhebber als toerist. U kunt er de presentatie ‘Vincent van Gogh – De wortels van een meester’ bezichtigen, of een van de wisseltentoonstellingen, gericht op kunstenaars van de 20e en 21e eeuw die zich lieten of laten inspireren door werk en/of leven van Vincent van Gogh. Er staat ook een standbeeld van Vincent en Theo, gemaakt in 1964 door de Russische beeldhouwer Ossip Zadkine in Zundert.
|
Van Gogh in Nuenen
Vincentre is de naam van het museum aan de Berg in Nuenen, dat ook het startpunt is voor een van de wandelingen door het openluchtmuseum in Nuenen. Er zijn daar liefst 21 locaties die aan Van Gogh herinneren. Het mooie Nuenen dat Vincent inspireerde toen hij er van 1883-1885 woonde en werkte. Standbeeld van Gogh in Nuenen. De sokkel is een 2½ ton zware carbonische kalksteen van ruim 300 miljoen jaren oud en afkomstig uit de zuidelijke Ardennen. Het standbeeld is geplaatst ter gelegenheid van de herdenking van het feit dat het in 1984 honderd jaar geleden was dat Vincent van Gogh in Nuenen woonde en werkte. Op 30 maart 1984 onthuld door de Commissaris der Koningin, A. van Agt, en gemaakt in opdracht van de Stichting ‘Nuenen-100 jaar van Gogh’. Het beeld is gesigneerd Klaas v. Rosmalen, beeldhouwer 1984.
Op deze steen is een plaat aangebracht met de tekst: ‘en het brabant dat men gedroomd heeft, daar komt de werkelijkheid soms al heel dichtbij’
uit een brief van Vincent van Gogh / brief 368–15 mei 1884
|
Vincent van Gogh
|
Standbeeld van Vincent van Gogh in Etten-Leur
|
Etten-Leur
Vincent van Gogh woonde en werkte in 1881 in Etten-Leur. Zijn vader was aan het einde van de 19e eeuw dominee in deze plaats. Hier kreeg hij de mogelijkheid zijn eerste echte ateliertje in te richten. Hier liet hij zich inspireren door het landschap, de boeren en de ambachtslieden. Hij ging hij fanatiek schetsen, tekenen en aquarelleren. Het kerkgebouw waar de vader van Vincent als predikant voorging, heeft de jonge kunstenaar zeker goed gekend. De daarnaast gelegen pastorie waar de familie Van Gogh woonde, is aan het begin van de 20ste eeuw afgebroken. In de binnentuin van het stadskantoor herinnert een bronzen beeld aan de wereldberoemde inwoner van weleer.
|
1886, Asnieres langs de Seine bij Parijs Vincent op de rug gezien en zijn vriend Emile Bernard
|
Van Vincent van Gogh zijn officieel drie foto’s bekend. Op een daarvan is hij vaag op de rug te zien, in gesprek met collega-schilder Bernard. De andere twee foto’s zijn van Vincent op respectievelijk dertien- en achttienjarige leeftijd. Zij bevinden zich in het Rijksmuseum Vincent van Gogh te Amsterdam. Een vierde foto wordt nagenoeg nooit afgebeeld en is vrij onbekend. Het is de groepsfoto van leerlingen en docenten van de Rijks-HBS in Tilburg waarop de toen dertien- of veertienjarige Vincent staat afgebeeld.
|
Vincent in 1873
|
Tilburg Rijks-HBS-Koning Willem II Voorste rij 3de van rechts is waarschijnlijk Vincent van Gogh
|
Tilburg
Vincents tekenlokaal
In 2009 werd in het Paleis Raadhuis (Rijks-HBS-Koning Willem II) van Tilburg, het authentieke lokaal, waar Vincent vroeger tekenles kreeg nagebouwd. Hier komen geschiedenis en de nieuwste technieken samen. Er is ook een 21e-eeuws tekenlokaal met geavanceerde tekencomputers, waar je elektronisch een tekening kunt maken.
|
Vincents neef
Vincent Willem was het enige kind van Theo van Gogh en Jo Bonger. Hij werd op 31 januari 1890 in Parijs geboren en is vernoemd naar zijn oom Vincent. Vincent Willem is de grootvader van cineast en columnist Theo van Gogh. Na zijn studie werktuigkunde aan de Universiteit van Delft werkte Vincent Willem als ingenieur in Frankrijk, de Verenigde Staten en Japan. Begin 1920 keerde hij terug naar Nederland. Daar begon hij samen met oud-studiegenoot Ernst Hijmans een organisatieadviesbureau, het eerste in zijn soort. Om naamsverwarring met zijn oom te voorkomen werd hij vaak aangeduid als ‘de ingenieur’. Na de dood van zijn moeder in 1925 was Vincent Willem verantwoordelijk voor de collectie tekeningen, schilderijen en brieven van Van Gogh, en de werken van tijdgenoten die zijn oom en zijn vader hadden verzameld. Hij vond het belangrijk dat de verzameling ook na zijn overlijden bijeen en toegankelijk zou blijven. Daarom richtte hij in 1962 de Vincent van Gogh Stichting op. Tot kort voor zijn overlijden op 28 januari 1978 was Vincent Willem vrijwel dagelijks in het museum te vinden en zette hij zich in voor alles wat met Vincent, Theo en het museum te maken had.
|
Vincent Willem bij de balie van het Van Gogh museum in 1976
|