Jaren 50



 

Enkele andere beroemde schilders

Alberto Giacometti

(1901-1966)

Giacometti, beeldhouwer en schilder, volgde een opleiding aan de kunstacademie in Genève. In mei 1920 bezocht hij de Biënnale van Venetië, die hem zeer inspireerde. Vanaf 1922 leefde en werkte Giacometti in Parijs, in de wijk Montparnasse. Hij verkeerde daar in het gezelschap van onder andere de schilders Joan Miró, Max Ernst en Pablo Picasso en de schrijvers Samuel Beckett, Jean-Paul Sartre, Paul Eluard en André Breton. Zijn eerste expositie volgde in 1927 in Zürich. Gedurende de Tweede Wereldoorlog leefde Giacometti in Genève waar hij zijn latere echtgenote Annette Arm ontmoette. Na terugkeer in Parijs trouwden zij in 1949 en brak Giacometti’s meest productieve periode aan met zijn vrouw als muze en voornaamste model.

Al snel kreeg Giacometti enkele belangrijke exposities, waaronder in de Pierre Matisse Gallery in New York. Tijdens de Biënnale van Venetië van 1926 ontving Giacommetti de Grote Prijs van de Beeldhouwkunst. Alberto Giacometti is beroemd geworden met zijn lange, uitgerekte sculpturen en met een soortgelijke stijl van schilderen. Hij beeldde zijn modellen af in existentiële houdingen, beangstigend, eenzaam. In zijn sobere schilderijen van wit-, grijs- en bruintinten probeerde hij vast te leggen “hoe de wereld werkelijk in elkaar zit, ook als het maar een klein stukje is, zoals een menselijke figuur”. Met zijn sombere stijl gaf hij blijk van een pessimistische levensvisie, in aansluiting op de visie van de existentialistische filosoof Jean-Paul Sartre.

Jean Bazaine

(1904-2001)

Bazaine studeerde letteren en schone kunsten. Aanvankelijk hield hij zich bezig met beeldhouwen, maar in 1924 begon hij te schilderen. Uit de abstracte schilderijen van Bazaine blijkt een grote verbondenheid met de natuur. Naast schilderijen ontwierp Jean Bazaine veel glas-in-loodramen voor Franse kerken. De Saint-Severin in Parijs en de kerk van Assy zijn daar goede voorbeelden van.

Bazaine werd beroemd met de in 1958 vervaardigde mozaïeken voor het hoofdkantoor van de Unesco in Parijs. Jean Bazaine publiceerde verschillende boeken over kunst. Ook schreef hij kunstkritieken.

Francis Bacon

(1909-1992)

Francis, Bacon was een Iers-Engelse schilder. Eén van de grootste kunstenaars van de twintigste eeuw, die zonder opleiding en leerschool en vrijwel louter instinctief een geheel eigen stijl ontwikkelde in een gruwelijk en bizar door drank en drugs ontluisterd leven. Voor hem was de verscheurdheid van het menselijke bestaan het leidende principe. Zijn mannelijke rompfiguren bevolken kleine maar krachtig gekleurde ruimtes – dikwijls in triptieken waaruit geen ontsnapping mogelijk lijkt. Onderworpen als hij was aan destructieve krachten heeft hij al zijn vroege werk vernietigd.

Bacon ontwikkelde een geheel eigen stijl, waarin surrealistische elementen zijn terug te vinden. Hij maakte portretten van personen, waarvan het gezicht of het lichaam misvormd was om een betere indruk van hun psychische en emotionele gesteldheid te geven. Bacon portretteerde niet de buitenkant van de personen, maar de binnenkant. Zijn schilderijen hebben vaak een groteske, duistere en angstaanjagende uitstraling. Het werk van Bacon wordt vaak tot het expressionisme gerekend, maar er zijn ook raakvlakken met het surrealisme. Bacon vond zichzelf een ‘persoonlijk realist’ omdat hij zijn ervaringen en waarnemingen schilderde op zijn eigen manier en zoals hij zelf wilde.

Kinetische Kunst

De kinetische kunst is een richting in de moderne kunst, waarin er met bewegende objecten wordt gewerkt. Natuurkrachten (m.b.v. wind, water), mechanische krachten (m.b.v. motoren, magneten) en krachten van de mens zelf, sturen het kunstwerk aan. Deze stroming fungeerde als een soort van uitlaatklep voor het toepassen van de moderne technologie. Veel kunstenaars hebben zich met de kinetische kunst bezig gehouden, zonder echt een kinetische kunstenaar te willen zijn. In de jaren vijftig begon een aantal kunstenaars zich te specialiseren in bewegende kunst. De stroming kwam pas écht op gang begin vorige eeuw.

Duchamp

Bicyclette 1913

Toen Marchel Duchamp de ‘Bicyclette’ maakte, werd dit werk door velen wordt beschouwd als het eerste echte kinetische kunstwerk. Helaas is het werk kwijtgeraakt en is er nu slechts een reproductie aanwezig. Alexander Calder, was ook een kinetische kunstenaar en maakte mobilen. Van groot belang was de tentoonstelling ‘Le Mouvement’ van 1955 in de Galerie Denise René in Parijs, waar werken te zien waren van de grondleggers Duchamp en Calder.

Men kan de kinetische kunstwerken indelen in bewegende en beweegbare werken. Bij de bewegende werken heeft de beweging in het kunstwerk zelf plaats, hetzij door middel van wind of water, hetzij door een motor of een magneet. Bij de beweegbare werken ontstaat de beweging door een ingreep van de beschouwer.

Als een overgangsvorm tussen kinetische kunst en op art, kan men de werken beschouwen waarbij de ‘beweging’ ontstaat doordat de toeschouwer zich verplaatst. Deze werken zijn zo vervaardigd dat zij sterke of minder sterke optische effecten teweegbrengen naarmate men er snel of minder snel langs loopt. Andere belangrijke kinetische kunstenaars: – Jesus Raphaël Soto, Vasarely en Tinguely. Na een zekere stagnatie komt de kinetische kunst opnieuw tot bloei, na de oorlog, vanaf jaren vijftig, met Victor Vasarely als onbetwist de opmerkelijkste figuur.

Marcel Duchamp

(1887-1968)

Duchamp was een invloedrijke Franse kunstenaar, denker en schaakspeler die vanaf 1915 vrijwel onafgebroken in Amerika woonde, maar nooit een woord Engels leerde. Aan het begin van zijn carrière schilderde Marcel Duchamp in een neonimpressionistische stijl. In zijn schilderijen speelt de dimensie tijd een belangrijke rol. In 1913 sloeg Duchamp een geheel nieuwe en revolutionaire weg in. Hij stopte met schilderen en begon aan een andere manier van kunst maken. Hij kocht een krukje en een fietswiel en maakte deze producten aan elkaar vast (readymade). “Fietswiel” werd tentoongesteld en de bezoekers mochten aan het wiel draaien.

Duchamp kreeg de smaak te pakken en bleef kunstwerken maken die discussie opriepen. Duchamp was een voorloper van zowel Dada, als surrealisme, en van zowel conceptuele art als pop-art. Hij was weinig productief, maar ieder werk van hem had een immense uitwerking, vooral als ‘succès de scandale’. Duchamp is het meest bekend door zijn zogenaamde readymades, alledaagse voorwerpen, die hij door ze te exposeren verhief tot museumkunst. Maar hij verdiepte zich ook in de schilderkunstige weergave van beweging en van thema’s uit de psychoanalyse. Weinig kunstenaars slagen erin een aardverschuiving in de kunstgeschiedenis teweeg te brengen. De Fransman Marcel Duchamp deed het begin vorige eeuw. Hij verplaatste als eerste de aandacht van het kunstobject naar de idee. “Fountain” was zijn meest omstreden readymade. Zijn visie op het kunstenaarschap en op de betekenis van kunst oefenden een enorme invloed uit op de moderne kunst.

Alexander Calder

(1898-1976)

De Amerikaanse beeldhouwer Alexander Calder vergaarde internationale roem met kleurige, abstracte, kunstwerken die hij met behulp van luchtstromen in beweging kon zetten. Naast mobiele en stabiele beeldhouwwerken, creëerde Alexander Calder schilderijen, lithografieën, speelgoed en  ontwierp hij tapijten. Het werk van beeldhouwer Alexander, een van de meest revolutionaire en populaire kunstenaars van zijn tijd, is nog altijd modern. Het kunstwerk dat hem beroemd maakte was het miniatuurcircus dat hij schiep nadat hij in 1926 verhuisd was naar Parijs.

Zijn fascinatie met het fenomeen circus was al begonnen in New York, waar hij als student schetsen van het Ringling Brothers Circus en het Barnum & Bailey Circus maakte. Eenmaal in Parijs maakte hij zijn eigen kleine circus waarvoor hij houten diertjes creëerde, evenals een ruiter, een clowntje, een gewichtheffer en vele andere circusfiguurtjes van draadstaal en textiel. Het miniatuurcircus was een hit in het Parijs van de jaren twintig. In 1943 vond een belangrijke tentoonstelling van zijn werk plaats in het Museum of Modern Art in New York. Calder maakte ook kunstwerken die het tegendeel vormden van de mobiles: zware, rigide vormen die zijn collega Jean Arp heel spitsvondig ‘stabiles’ noemde. Calder was bevriend met kunstenaars als Miró, Leger, Arp en Mondriaan. Na een ontmoeting met Mondriaan maakte Alexander Calder de eerste van zijn mobiles. In de jaren zestig was zijn werk te zien in de belangrijkste musea van de wereld, zoals de Documenta in Kassel, het Guggenheim in New York en het Musée d’Art Moderne de la Ville in Parijs. Daarnaast werkte Calder regelmatig in zijn atelier in het Amerikaanse Roxbury.

Gedeelten van het miniatuurcircus van Alexander Calder

(Op You Tube kan men het circus van Alexander Calder bekijken !)

Jean Tinguely

(1925-1991)

Jean Tinguely werd geboren in het Zwitserse Fribourg en groeide op in Bazel. In 1955 ontmoette hij de Franse beeldhouwster Niki de Saint Phalle die hem vroeg een onderdeel te lassen voor een werk van haar. Hij werkte en woonde vanaf eind 1960 met haar samen en produceerde vanaf 1961 gezamenlijk werk. Ze trouwden in 1971. Samen maakten ze een groot aantal kunstwerken waaronder de Strawinsky-fonteinen (1982-1983) in Parijs. Tinguely is beroemd geworden om zijn metaalsculpturen die hij uit enkel metaal te gebruiken samenstelde. Hij gebruikt hiervoor zowel blank staal, cortenstaal als roestvast staal.

Hoewel de Zwitser Tinguely pas veel later zijn fascinerende machines maakte, wortelt zijn werk in het Dadaïsme. Tinguely was teleurgesteld, niet alleen in de wereld, maar ook in de Zwitserse precisie en de jacht op economisch rendement. Een kunstenaar kan gestalte geven aan zijn verzet tegen de beschaafde wereld door een hoop afval te presenteren als kunstwerk, maar hij kan er ook een draai aan geven door van de hoop afval iets vrolijks maken. Dat laatste is wat Jean Tinguely heeft gedaan met zijn creaties. Tinguely werd wereldberoemd om deze kunstwerken; bewegende sculpturen van roestig ijzer en afvalmateriaal. Van schroot vervaardigde hij door motoren aangedreven metaalsculpturen, waarvan de onderdelen ronddraaiden en heen en weer slingerden en zich steunend, stampend en knarsend voortbewogen.

De creaties werken als machines maar hebben geen zinvolle functie. Tinguely’s grote ratelende constructies en kleurrijke objecten zijn vitaal en vrolijk, maar ook poëtisch en soms ironisch. Met zijn oeuvre dat knarst, piept, spuit en bonkt, heeft hij sinds de jaren vijftig in de kunstwereld en vooral daarbuiten een onuitwisbare indruk achtergelaten. De installaties van Jean Tinguely komen zowel door de toeschouwer als automatisch in beweging, bijvoorbeeld door de wind. In Basel is een museum, ontworpen door Mario Botta, gewijd aan het leven en werk van de belangrijke ijzerkunstenaar Jean Tinguely.

Beeldhouwers

(een selectie)

Aanvankelijk werkten de Nederlandse beeldhouwers figuratief en traditioneel. Vanaf de jaren vijftig echter gingen een aantal beeldhouwers abstract werk maken. Dat veroorzaakte nogal wat tumult, maar de abstractie ontwikkelde zich tot een definitieve stijl in de beeldhouwkunst.

Jan Snoeck

(geboren in 1927)

Jan Snoeck is een nationaal en internationaal bekend beeldhouwer. In de jaren vijftig woonde en werkte hij in Voorburg en was onder meer medeoprichter en bestuurslid van een groep avant-gardistische kunstenaars, die zich onder de naam ‘de Nieuwe Ploeg’ in Voorburg verzamelden. Hij studeerde beeldhouwen aan de Koninklijke Academie in Den Haag en werkte in 1956 een jaar bij Zadkine in Parijs. In de afgelopen 50 jaar heeft hij een omvangrijk en herkenbaar oeuvre opgebouwd.

Het werk van Jan Snoeck moet als autonoom keramiek worden beschouwd, waarin hij een hoog technisch en artistiek niveau heeft weten te bereiken. De mens staat centraal in zijn werk. Zijn wakkere, parmantige figuren ontplooien meestal een activiteit. Zij kenmerken zich door eenvoud, felle primaire kleuren en zijn vrolijk en speels van karakter. Zijn recente werk toont de ontwikkeling die zich in zijn lange carrière als professioneel kunstenaar nog steeds duidelijk manifesteert. Jan Snoeck is vooral bekend om zijn monumentale keramische sculpturen.

Jean Arp

(1886-1966)

Jean Arp, ook wel Hans genoemd, was een Duits-Frans beeldhouwer, schilder en dichter. Arp ontwikkelde een abstract beeldhouwwerk met behulp van het toeval en automatisme, waarvan de sensuele vorm organische vormen en gedaantes suggereert. Hij speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de moderne kunst en was één van de voormannen van de dada-beweging (1916). Hij sloot zich later aan bij de Franse surrealisten. In zijn vroege experimentele werken, zoals collages, werkte hij samen met zijn vrouw Sophie Täuber-Arp (1889-1943). In 1931 brak hij met het surrealisme om een andere groep te vormen, Abstraction-Création, dat een periodiek uitgaf, Transition genoemd.

Gedurende de 30 jaren tot het eind van zijn leven ging hij echter ook door met het schrijven van essays en gedichten. In 1949 had Jean Arp een solotentoonstelling in New York, bij de Buchholz Gallery. In 1950, werd hij uitgenodigd om een reliëf uit te voeren voor een centrum van de Harvard University in Cambridge, Massachusetts. Verder kreeg hij opdracht, net als Karel Appel, voor een muurschildering in het Unesco gebouw in Parijs. In 1954 won Arp the Grote Prijs voor de Sculptuur op de Biënnale van Venetië. In 1958 werd een overzichtstentoonstelling gehouden van zijn werk in het Museum of Modern Art in New York.

Henry Moore

(1898-1968)

Henry Moore was aanvankelijk lid van de ‘London Group’ en de ‘Seven and Five Group’ die de moderne kunstopvattingen verdedigden. In zijn begin periode had zijn werk de primitieve vormgeving van de pre-Columbiaanse, Maya- en Inkakunst uit Zuid-Amerika, die een grote invloed op zijn werk heeft uitgeoefend, maar Moore neigde later het abstractsurrealisme. Hij werkte met grote gesloten en open vormen, alsof hij wilde ‘spelen’ met ruimte en mooi bij elkaar passende vormen. Moore wilde de ‘levenskracht’ die hij in de natuur aantrof in heuvels, kiezelstenen, botten enzovoort in zijn werk verbeelden.

Hij gebruikte het concept van het mysterieuze karakter van tunnels en grotten, uitgehold door de zee of andere natuurlijke processen veelvuldig in zijn oeuvre. In 1953 begon Moore te werken aan een belangrijke cyclus van grote gedrapeerde figuren waarvan het bronzen oppervlak lijkt te bewegen, in tegenstelling tot zijn vroegere stenen en metalen werk dat glad gepolijst was. Moore gaf er de voorkeur aan zijn beelden, die zelf landschappelijke vormen hebben in het landschap te plaatsen. Moore maakte onder meer het beeld voor het Unesco gebouw in Parijs en dat voor de Universiteit van Chicago. In 1968 ontving Moore de Erasmusprijs.

Joseph Beuys

(1921-1986)

Joseph Beuys was een Duitse tekenaar, schilder, beeldhouwer, performance, environment en object kunstenaar. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij piloot bij de Luftwaffe. Zijn droom om arts te worden moest hij daardoor opgeven. In 1943 werd hij boven Crimea (Rusland) neergeschoten en bijna doodgevroren aangetroffen door een Nomaden volk, dat hem in vetten en in vilt wikkelden. Beuys was al eens eerder neergestort en had een zilveren plaat in zijn schedel. Sindsdien droeg hij altijd een vilthoed. In 1946 keerde hij terug uit een Brits krijgsgevangenschap en kort daarop koos hij voor de kunst. Zijn vroegere werk omvat tekeningen en aquarellen die betrekking hebben op de symbolische realiteit.

In de jaren 50 ontstaan er duizenden tekeningen waarbij Beuys de meest uiteenlopende materialen gebruikt. Hij was lid van de kunstenaarsbeweging Fluxus. Na een crisis in 55-56 ontwikkelde hij zijn eigen kunstopvatting. Leven en kunst zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden: het leven was kunst en de kunst het leven. Beuys was gefascineerd door het leven, dat hij als een voortdurend voorbijgaand karakter/actie beschouwde. In januari 1986, enkele dagen voor zijn dood, werd Joseph Beuys onderscheiden met de Wilhelm-Lehmbruck-Prijs.

Neo-realisme en Pop-Art in de kunst

Enkele voorbeelden van de Pop-Art kunst

De internationale beweging die halverwege de jaren vijftig ontstond in Engeland en Amerika en gekenmerkt wordt door de gedachte dat de werkelijkheid wonderlijker is dan de fictie, wordt met een algemene term Neo-Realisme genoemd. Pop-Art is een van de bekendste vormen van neorealisme. In het Neo-Realisme is niet het persoonlijke gevoelsleven maar de dagelijkse realiteit een belangrijke inspiratiebron. Daarbij gaat het niet om een zich koesteren in het vertrouwde van alledag. De nadruk ligt juist in het effect van de vervreemding. Door algemeen bekende voorwerpen en afbeeldingen te isoleren of uit hun bekende omgeving te halen valt er opeens een nieuw licht op. Pop-Art heeft een verandering in kunstbeleving tot gevolg. Kunst verplaatst zich naar de straat of haalt haar inspiratie uit het straatbeeld en is toegankelijk voor een grote groep de massa: De mensen kunnen kunst nu begrijpen omdat de beelden herkenbaar zijn. Deze vermenging van kunst met een grote K en de beelden uit de massacultuur wordt ‘high and low culture’ genoemd. De thema’s van de Pop-Art zijn ontleend aan stripverhalen, reclame, televisie, kranten en tijdschriften. Pop-Art is het in beeld brengen en de verheerlijking van de consumptiemaatschappij met behulp van alledaagse afbeeldingen en triviale voorwerpen. Het merendeel van de pop-artstijl bestaat uit schilderijen met grote tot zeer grote afmetingen maar ook uit sculpturen, collages en assemblages.

Twee belangrijke vertegenwoordigers van de Pop-Art

Victor Vasarely

(1908-1997)

In 1929 studeerde Vasarely aan de Bauhuis Schule in Boedapest. De Hongaars-Franse kunstenaar vestigde zich in 1930 in Parijs als grafisch ontwerper. Al in de jaren veertig was hij bijzonder geïnteresseerd in de illusionistische werking van vormen, patronen, netwerken en kleuren. Zijn levenslange fascinatie voor lineaire patronen inspireerde hem tot het tekenen van figuratieve en abstracte onderwerpen. Hij ontwikkelde tevens een techniek die de illusie van diepte creëerde.

In 1944 begon hij zich weer op de schilderkunst te richtten. In de jaren ’50 schrijft hij een aantal manifesten over het gebruik van optische fenomenen in de kunst. Vanaf 1955 maakte hij meerdere grote kunstwerken die tot doel hadden de architectuur en of het stadsbeeld een positieve impuls te geven. Het betrof muurschilderingen en reliëfs in keramiek en aluminium. Deze kunstvormen vond hij interessant omdat ze zeer geschikt zijn voor de openbare ruimte en dus zichtbaar voor een groot publiek. Opvallend was zijn streven om ook de driedimensionale kunst en kinetische kunst reproduceerbaar te maken. Hij was één van de pioniers van de Op-Art en inspireerde vele andere kunstenaars met zijn ideeën.

Richard Hamilton

(geboren in 1922)

Hamilton behoorde tot de belangrijkste epigonen van de Engelse pop art. In 1953 werd hij docent aan de universiteit van Durham. Hamilton is van bijzonder groot belang geweest in de ontwikkeling van de Britse pop art. In 1952 richtte hij samen met Paolozzi de Independent groep op. Deze kunstenaarsgroep werd geïnspireerd door de massamedia, het eigentijdse en de commercie. In 1956 organiseerde Hamilton de tentoonstelling ‘This is Tommorrow’ in de Whitechapel Gallery in Londen. Deze tentoonstelling is volgens velen het startpunt van de pop art.

Hamilton maakte voor deze tentoonstelling de eerste pop-collages ‘Just what is it that makes today’s homes so different, so appealing?’ De collage is een icoon van de Britse pop art geworden. Hamilton werd geïnspireerd door de beeldcultuur van de massamedia en de consumptiemaatschappij. In tegenstelling tot zijn Amerikaanse collega’s becommentarieerde hij de moderne maatschappij veelvuldig. Richard Hamilton gebruikte allerlei technieken om zijn ideeën te verwezenlijken. Naast olieverfschilderijen, maakte Hamilton fotocollages en grafieken, maar hij gebruikte de verfspuit en metaal om zijn kunst te verwezenlijken. Het belangrijkste thema in het werk is erotiek, reclame en het leven in een moderne samenleving met zoveel aandacht van de mens voor de media. Vanaf 1980 is hij bezig met computerkunst.

Er veranderde veel op het gebied van kunst in de jaren vijftig. Nieuwe technieken en nieuwe stijlen deden hun intrede. Gedurfde voorstellingen in de schilder- en beeldhouwkunst verwonderde de mensen. Bij het bezoeken van een tentoonstelling probeerde men vaak te raden wat het tentoongestelde voorstelde. Men moest anders naar kunst leren kijken, wat de een mooi vond, vond de ander lelijk en vice versa. Over smaak valt niet te twisten en dat is nog steeds zo. Er zijn natuurlijk nog meer kunstenaars die in de jaren vijftig furore hebben gemaakt. Dit is een slechts een selectie daar het te veel is om alle kunstenaars uit de jaren vijftig te behandelen. Als uw interesse gewekt is er zijn veel kunstboeken en op Internet kunt u ook heel veel vinden.

Bronnen:

Uitgeverij de Spaarnestad, Geïllustreerde encyclopedie

A. van Grevenstein, La Grande Parade, hoogtepunten van de schilderkunst na 1940

Boek: Kunst van de 20ste eeuw

Artcyclopedia

Wikipedia

Kunstbus

Cultureel woordenboek

Kunst – Galerij

(klik op de afbeeldingen om te vergroten)

Alberto Giacometti

Grande Femme 1958

Alberto Giacometti

De schrijdende man 1960

Jean Bazaine

La terre et le ciel 1950

Jean Bazaine 

Espagne 1954

Francis Bacon

Two figures in the grass 1956

Francis Bacon

Study for a portrait of van Gogh IV 1957

Marcel Duchamp

Bottle rack origineel 1914 repro 1964

Marcel Duchamp

Het urinoir 1917

Alexander Calder

The dog 1958

Alexander Calder

Red mobile 1958

Jean Tinguely

Meta Metic no: 16 1959

Jean Tinguely

Meta Metic no: 17 1959

Jan Snoeck

Keramiek 01

Jan Snoeck

Keramiek 02

Jan Snoeck

Keramiek 03

Jean Arp

Idole 1950

Henry Moore

King & Queen 1952-1953

Hery Moore

The draped woman on steps 1957-1958

Joseph Beuys

Bett corsett 1949-1950

Joseph Beuys

Zonder titel 1954

Victor Vasarely

Zebra 1938

Victor Vasarely

Eridan 2 1956

Victor Vasarely

Kroa B circa 1966-1969

Richard Hamilton

Chromatic spiral 1950

Richard Hamilton

Just what is it that makes today’s homes so different, so appealing? 1956

Galerie Denise René

Gevestigd in 22 Rue Charlot  Parijs

Metropolitan Museum of Art

Gevestigd in 1000 Fifht Avenue New York

Museum of Modern Art

Gevestigd in 11 West -53 RD street New York

Solomon R. Guggenheim Museum

Gevestigd in 1071 Fifht Avenue

New York

Whitechapel Galley

Gevestigd in 77- 82 High Street Londen

Terug naar het overzicht van de Jaren 50

Ga naar de vorige pagina van dit hoofdstuk Kunst in de jaren 50

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten