Populaire schrijvers en schrijfsters
(klik op de plaatjes om ze te vergroten)
Streekromans werden en worden gelezen door een miljoenenpubliek, maar de recensenten horen daar niet bij ! In de jaren vijftig raakten steeds meer mensen verslingerd aan het lezen en de streekroman vond gretig aftrek, al duurde het wel even voordat de gang naar de boekwinkel werd gemaakt. Er was meer dan genoeg aanbod en de populariteit van de schrijvers en schrijfsters nam alleen maar toe. Er was duidelijk behoefte aan boeken over het leven van gewone mensen en hun belevenissen. Moeilijke onderwerpen werden niet geschuwd en de uitstekende vertelkunst deed de rest.
Enkele populaire streekromanschrijvers
Anton Coolen
(1897 – 1961)
Antoon Coolen werd bekend met romans als het op waarheid gebaseerde “De goede moordenaar”, waarin hij de moord op Pietje Munsters in 1910 op een verhalende manier brengt, en “Dorp aan de rivier”, 1934, gebaseerd op de verhalen van Hendrik Wiegersma over zijn vader Jacob Wiegersma, van 1889 tot 1929 huisarts in Lith aan de Maas. “Dorp aan de rivier” werd in 1958 verfilmd door Fons Rademakers.
Coolen werd geboren in het Zuid-Limburgse Wijlre als zoon van een bierbrouwer. Zijn ouders waren allebei uit het Noord-Brabantse Peelland afkomstig. Vanaf 1903 woonde het gezin in Deurne, waar Coolens ouders een winkel begonnen. Zijn belangstelling voor literatuur werd al vroeg gewekt.
In een interview verklaarde hij eens dat hij tot het schrijverschap was gekomen door de vele verhalen die zijn moeder hem thuis voor het slapen gaan vertelde. ‘Dit waren de eerste vage hunkeringen der verbeelding’, schreef hij eens. Dat dergelijke verhalen in boeken stonden, ontdekte hij niet thuis, maar bij de buurman, de publicist en historicus Hendrik Nicolaas Ouwerling. Deze, ‘een gewichtig en geleerde man’, zoals Coolen hem later eens noemde, leende hem boeken van volksschrijvers als Conscience, Snieders en Streuvels. Ouwerling wordt dan ook als inspirator van Coolen genoemd. Na het gymnasium werd Coolen journalist. In de oorlogsjaren weigerde Coolen de Rembrandtprijs van de Hamburgse universiteit. Ook schreef hij zich niet in bij de Kultuurkamer, waardoor hij niet meer kon publiceren. Aan het einde van de oorlog dook hij onder. Na de oorlog nam Coolen zitting in enkele van de oorlogstribunalen die collaborateurs moesten berechten, maar hij trad terug toen hem bleek dat de ‘grote heren’ buiten schot bleven. Vervolgens beet hij zich vast in zo’n grote heer: DAF-fabrikant Huub van Doorne.
In een artikelenreeks in de Deurnesche Courant ging hij, op grond van materiaal dat hem werd toegespeeld door DAF-werknemers, in op diens doen en laten tijdens de bezetting, toen de fabriek orders aannam van de Duitsers. In het proces dat Van Doorne tegen de schrijver aanspande, moest Coolen het onderspit delven. ‘Dat heeft hij altijd als een onrecht ervaren en hij heeft zich daar ook nooit bij kunnen neerleggen’, herinnert zijn zoon Guido zich. Deze gebeurtenis, zijn oorlogservaringen en het feit dat in 1947 zijn jongste zoon Peter door het ijs zakte en verdronk, hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat Coolen op literair gebied niet meer die productiviteit kende van voor de oorlog.
Zijn drie laatste romans waren “De Vrouw met de Zes Slapers” (1953), “De grote Voltige” (1957) en “Stad aan de Maas” (1960). De laatste twee romans werden in 1990 door Tomas Ross bewerkt tot een televisieserie “De Brug”. Zelf verklaarde hij zijn lage productiviteit in een interview ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag in 1957 door zijn hogere leeftijd: ‘Je werkt trager, twijfelt en herschrijft en dat bestond vroeger niet bij me’.
Antoon Coolen viel in oktober 1961 uit een rijdende trein. De ware toedracht bleef onopgehelderd. Een maand later overleed hij aan een hartaanval. Anders dan het werk van de meeste streekromanschrijvers, werd dat van Antoon Coolen door literatuurcritici veelal positief ontvangen. Hij past daarmee meer in de traditie van Streuvels, het impressionisme. De vraag of Coolen wel terecht tot de streekromanschrijvers wordt gerekend, komt herhaaldelijk terug in literatuurkringen.
Prijzen: – 1930 de C.W. van der Hoogteprijs voor “Het donkere licht”, 1947 – Novelleprijsvraag CPNB voor “De ontmoeting”, 1954 – Brand van Gentprijs voor “De vrouw met de zes slapers”, 1954 – Provinciale prijs voor schone kunsten, 1958 Cultuurprijs van de gemeente Eindhoven en in 1961 de Literatuurprijs van de gemeente Hilvarenbeek.
Cor Bruijn
(1883 – 1978)
Cor Bruijn: volksliterator; voortgekomen uit en schrijvend voor het gewone volk. “Ruimte” was het uitgangspunt voor zijn leven en werken. Bruijn was een Nederlandse schrijver van voornamelijk streekromans en kinderboeken.
Cor Bruijn was de oudste van tien kinderen. Hij werd onderwijzer en hoofd van een school. In 1942 moest hij vanwege zijn gezondheid vervroegd met pensioen. Daarna wijdde hij zich volledig aan het schrijven van boeken, eerst voor kinderen maar later ook voor volwassenen. Voor volwassen schreef hij sociale, historische en streekromans. Al zijn werk schreef hij vanuit een christelijke levensvisie. Hij werkte volgens een vast schema, waar hij niet van afweek.
Alvorens de pen ter hand te nemen, documenteerde hij zich met grote zorg. Nooit verloor hij uit het oog voor wie hij werkte: de gewone mens, van jong tot oud. Dit was hem een levensbehoefte en opdracht. Cor Bruijn was zeer geïnteresseerd in de wereldliteratuur, hij kende Goethe als weinig anderen, las veel van Tolstoj, met wie hij ook contact had, en bleef zijn hele leven de ontwikkeling der literatuur, vooral ook in eigen land, volgen. De voorname boeken voor de jeugd, zoals: “Keteltje”, “De zwerftocht van EggeJan Korse”, “Nils Eira”, “De vuistslag” en andere gaven antwoord op eigentijdse en toekomstige vragen en stimuleerden die.
De literator in hem schreef ze alle, met grote zorgvuldigheid, met liefde en eerbied voor taal en compositie. Zijn bekendste boek is “Sil de strandjutter” (1940). “Sil de strandjutter” werd vertaald in zeven talen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef Cor Bruijn een trilogie tegen de dictatuur (“Vreemde macht”, “Vrijheid !” en “Ochtendschemering”). Hij liet deze trilogie spelen in de tijd van Karel de Stoute, maar hij had het eigenlijk over de bezetting in de Tweede Wereldoorlog. De boeken verschenen na de oorlog. Cor Bruijn bracht in 1946 een aantal bekende en minder bekende sagen en volksoverleveringen bijeen en deed dit op zijn eigen, directe, onderhoudende wijze. De zevendelige NCRV-serie “Sil de strandjutter”, dat was gebaseerd op het gelijknamige boek van Cor Bruijn, hield in 1976 vele kijkers aan de buis gekluisterd.
Hij won ook een aantal literaire prijzen voor zijn werk. In 1943 kreeg hij de prijs van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, maar die heeft hij niet aanvaard. In 1955 won hij de prijs voor het beste kinderboek van het jaar met “Lasse Länta”. In totaal zouden van Cor Bruijn zon honderd boeken verschijnen. Naast zijn literaire werk, is Cor Bruijn ook belangrijk geweest voor de onderwijsvernieuwing in de jaren twintig en dertig. Hij pleitte voor geestelijke vrijheid en voor ontplooiingskansen voor iedereen. Cor Bruijn overleed op 95-jarige leeftijd te Hilversum.
Jan Mens
(1897 – 1967)
Jan Mens is al tientallen jaren een van de meest gelezen schrijvers in Nederland geweest. Hij werd door het grote publiek op handen gedragen, maar vrijwel doodgezwegen door de officiële kritiek.
Jan Mens werd geboren in een eenvoudig Amsterdams milieu. Zijn vader was diamantslijper, met een hartstocht voor hengelen. Tijdens een vistocht kwam hij door verdrinking om het leven; Jan was toen negen. De weduwe Mens slaagde er als schoonmaakster in voor zichzelf en haar twee kinderen de kost te verdienen. Later zou zij model staan voor de krachtige vrouwenfiguren die in veel van Mens’ boeken de hoofdrol spelen. Jan kreeg in 1922 een vaste baan bij de bekende biljartfabriek ‘Wilhelmina’, trouwde en leidde samen met zijn gezin een tamelijk rimpelloos bestaan.
De economische crisis noopte zijn werkgever echter tot inkrimping van het personeel, waardoor Mens in 1933 op straat kwam te staan. Uit arren moede begon hij te lezen, te lezen én te schrijven. Zijn eerste probeersels waren nog tamelijk onbeholpen: hij begon met kinderboeken. Mede op aanmoediging van Theo Thijssen waagde Mens zich aan een roman. In 1936/1937 had hij het manuscript gereed van “Mensen zonder geld”, de historie van een gezin dat aan de crisis ten onder gaat, gezien door de ogen van een twaalfjarige jongen. Het manuscript werd door tal van uitgevers geweigerd.
In 1937 kreeg hij echter een advertentie onder ogen waarin beginnende auteurs werden opgeroepen mee te dingen naar de zogeheten ‘Kosmos Eerstelingen Prijs’. Mens stuurde zijn manuscript in, en een jaar later kreeg hij van de voorzitter van de jury, Dirk Coster, te horen dat hij de eerste prijs, groot f. 1.000, = had gewonnen.
Mens putte er, ruim veertig jaar oud, de moed uit als beroepsschrijver aan het werk te gaan, en vanaf 1939 veranderde hij in een soort eenmansfabriek die met de regelmaat van een klok boeken produceerde. Nagenoeg al zijn romans zouden als plaats van handeling Amsterdam hebben en zich in kringen van het ‘gewone volk’ afspelen, nu eens in het heden, dan weer in het verleden. Stuk voor stuk haalden boeken als deze hoge verkoopcijfers, en op grond hiervan zou Mens een van onze populairste ‘volksschrijvers’ worden. Ondanks dit voor Nederlandse begrippen spectaculaire verkoopsucces zal men de naam van Jan Mens tevergeefs zoeken in verreweg de meeste literatuurgeschiedenissen. Gevestigde recensenten weigerden hem als volwaardig literator te beschouwen. Op zijn best heette zijn oeuvre vakwerk te zijn, maar vaker gold het als louter maakwerk.
Aanvankelijk toonde Mens zich buitengewoon geërgerd door dergelijke oordelen en liet hij weten zich miskend te voelen. Op den duur berustte hij en vond hij troost in de wetenschap dat zijn boeken desondanks zeer goed verkocht werden. Jan Mens bereikte een publiek dat voordien nauwelijks gelezen had. Voor zeer velen vormde de lectuur van zijn werk een aangename tijdpassering. De trilogie, “De kleine waarheid bestaande uit Marleen” (1960), “Het heldere uur” (1962) en “Het kleine verschil” (1964) – aan het begin van de jaren zeventig gebruikt als script voor een veelbekeken televisieserie – behoort tot het werk uit zijn nadagen. Mens schreef ontspanningsliteratuur in de beste zin van het woord. Een vernieuwer of stilist was hij zeker niet, een fenomeen in de kleine wereld van de vaderlandse fictie wel !
Anne de Vries
(1904 – 1964)
Anne de Vries was een Nederlandse onderwijzer en schrijver. Zijn jeugd bracht Anne de Vries door op een oude boerderij die eenzaam was gelegen in het veld bij Assen. Als scholier schreef Anne de Vries berichtjes voor de Asser Courant die hem twee kwartjes per stuk opleverden. Ook schreef hij eens een kerstverhaal dat een rijksdaalder waard was. De Vries was letterlijk een zondagskind: hij was geboren op pinksterzondag, op de verjaardag van zijn moeder. Hij voelde zich ook een zondagskind, zei hij vaak: hij had het mooiste werk van de wereld, een schat van een vrouw, een prachtig stel kinderen. Soms is de opsomming langer, maar zijn werk staat altijd voorop. Dát was echt een lot uit de loterij!
Als kind was hij voorbestemd arbeider te worden. Op zijn twaalfde, bijna dertien, moest hij gaan werken als tuiniersknechtje. Twee jaar later kreeg hij toch de kans om door te leren. Op zijn negentiende was hij onderwijzer, op zijn zesentwintigste publiceerde hij zijn eerste kinderboek. Vijf jaar later verscheen zijn eerste roman, “Bartje” (1935). Dit boek kreeg veel aandacht, ook buiten de eigen kring, hoewel de literatuur sterk verzuild was. Bartje is klassiek geworden. Na het succes van Bartje kwam het vervolg: Bartje zoekt het geluk, dat net zo’n groot succes werd als het eerste deel. Bartje werd onder meer vertaald in het Duits, Deens, Zweeds, Noors, Tsjechisch en Hongaars.
Nationale bekendheid kreeg Anne de Vries nadat “Bartje” in 1972 met groot succes werd verfilmd tot een televisieserie door Willy van Hemert. Mede door deze verfilming werd “Bartje” het symbool voor de provincie Drenthe. Vijftien jaar later was Anne de Vries de meest gelezen schrijver van Nederland: veertig procent van de Nederlanders had tenminste één boek van hem gelezen. Behalve jeugdboeken, waaronder het zeer succesvolle oorlogsboek: “Reis door de nacht”, schreef hij kinderbijbels en schoolboekjes (o.a. over de Zuid-Amerikaanse indianenjongen Panokko). De laatste jaren van zijn leven was hij voorzitter van de vakgroep letteren van de Bond van Christelijke Kunstenaars. In 1954 werd ter gelegenheid van De Vries’ vijftigste verjaardag door Het Drents Genootschap het bekende standbeeld van Bartje, gemaakt door Suze Berkhout, aan Assen geschonken.
Walter Breedveld
(1901 – 1977)
Walter Breedveld, pseudoniem van Petrus Martinus Franciscus (‘Piet’) van den Bogaert. Breedveld was ongetwijfeld de productiefste Brabantse romanschrijver van na de Tweede Wereldoorlog. In 1938 debuteerde hij met de roman “De avond van Rogier de Kortenaer”. Walter Breedveld bleek over een grote schrijf- en verteldrang te beschikken; er zouden nog meer dan dertig boeken volgen. Hij vond dat hij zich als auteur van volksboeken tot zijn lezers diende te richten in een taal, die was aangepast was aan de taal van een groot publiek. Het verschijnen van “De avond van Rogier de Kortenaer” bleef niet onopgemerkt.
Het is opvallend dat juist literatuurcriticus Menno ter Braak, iemand die er geen moeite mee had om zowel debutanten als gevestigde reputaties te breken, als eerste een lans brak voor de jonge Brabantse schrijver: Het romandebuut van de katholieke schrijver Walter Breedveld lijkt mij typisch het debuut van een natuurtalent. Deze schrijver mag een natuurtalent heten, omdat hij een natuurlijke aanleg voor het vertellen heeft; hij is ook niet belast met een voorkeur voor ingewikkelde speculaties of psychologische subtiliteiten, hij heeft kijk op mensen en weet daarvan boeiend verslag te doen in zijn stijl, die eenvoudig is en ongecompliceerd, maar van nature geenszins grof of bot.
Naast zijn baan als personeelschef bij het filiaal van V&D in Tilburg schreef Breedveld tientallen romans, waarvan er vele in Brabant spelen. De menselijke themas die Breedveld behandelde, hebben altijd een groot publiek aangesproken. Er is eigenlijk maar één thema: de strijd tussen recht en onrecht en het geloof dat de mens van nature tot het goede is geneigd. Breedveld schreef ook essays en maakte een serie interviews met Brabantse kunstenaars. Van zijn omvangrijke oeuvre, zijn ook enkele boeken vertaald in het Duits en het Pools.
In 1954 kreeg hij in Hilvarenbeek de Literaire Prijs van de Groot-Kempische cultuurdagen. Den Bosch eerde hem met de Jeroen Boschpenning. Breedveld heeft zich miskend gevoeld door de literatuurkritiek. Dat heeft hem pijn gedaan, maar er was één troost: zijn lezers hebben hem nooit in de steek gelaten. En zijn boeken worden ook nu nog steeds gelezen.
Toon Kortooms
(1916 – 1999)
Antonius Johannes Kortooms, was een Nederlandse docent en auteur van circa dertig romans, verhalenbundels en kinderboeken.
Kortooms werd in Deurne geboren, als zevende kind in een gezin met veertien kinderen dat door de omgeving Circus Kortooms werd genoemd. Op de basisschool bleek zijn schrijftalent toen hij elke opstelwedstrijd won. Kortooms volgde de Middelbare School en de onderwijzersopleiding in Venlo, en gaf van 1939 tot de Tweede Wereldoorlog les aan de St. Jozefschool in Helmond. Na de oorlog werkte hij acht jaar als journalist bij het Dagblad Oost-Brabant. Vanaf 1953 was hij redacteur bij diverse weekbladen, onder andere bij Panorama.
Kortooms is de auteur van circa dertig romans en verhalenbundels, waarvan “Help! de dokter verzuipt”, “Mijn kinderen eten turf” en “Beekman en Beekman” de bekendste zijn. De trilogie “Beekman en Beekman” ontstond uit een feuilleton dat Kortooms schreef voor het Dagblad Oost-Brabant, en werd de best verkochte Nederlandse roman (2 miljoen exemplaren volgens uitgever Gottmer). Dat maakt het boek tot de best verkochte roman in Nederland ooit.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef hij ‘Liefde in Peelland’ als inzending op een romanprijsvraag van uitgeverij Gottmer. Het boek werd bekroond met de derde prijs, maar werd op Kortooms verzoek pas na de oorlog uitgegeven. Antoon Coolen was zijn grote voorbeeld. Hij kende hem en kreeg tips van hem. Kortooms schreef ook kinderboeken al dan niet met Ingrid Kortooms o.a.: 5 stripverhalen en de serie, “De avonturen van Dik Doruske” en “Dun Drieske”, een humoristisch verhaal voor de jeugd. De boeken van Toon Kortooms worden door literaire critici gezien als pretentieloos vermaak. Toon Kortooms zelf zei hiervan dat hij het genre van ‘de betere ontspanninglectuur’ beoefent’, ‘boeken die door iedereen zonder schade en schande gelezen kunnen worden’. De Brabantse Peel is meestal het decor waarin de boeken van Kortooms spelen en zijn vaak gebaseerd op eigen ervaringen. Boeken van Toon Kortooms zijn onder meer vertaald in het Frans, Duits, Portugees en Tsjechisch.
Kortooms werd in 1985 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Op 28 december 2009 werd in Deurne het Toon Kortooms Park geopend. Dit park omvat een museum, theetuin en een blote-voetenpad. De openingshandeling werd verricht door Mia Kortooms-Arts, de weduwe van Kortooms.
Enkele populaire schrijfsters van streekromans
Hoewel de vrouwelijke streekromanschrijfsters niet zo serieus genomen werden, in tegenstelling tot de heren, kon men halverwege de jaren vijftig niet meer om de dames heen, daar het aantal verkochte boeken dit feit meer dan tegensprak ! De schrijfsters produceerden soms wel vier boeken per jaar. Tegenwoordig zijn veel vrouwen met succes in dit genre werkzaam, volgens Anke de Graaf komt dit waarschijnlijk omdat vrouwen warmer kunnen schrijven. Vaak zijn ze simpelweg natuurtalenten in het vertellen. Ook zijn ze niet bang om maatschappelijke problemen en taboes in een verhaal te verwerken, wat weer tot gevolg heeft dat deze boeken ook de jongere generatie aanspreekt !
Jannetje Visser-Roosendaal
(1899 – 1990)
De schrijfster Jannetje Visser-Roosendaal werd geboren in Venhuizen-West-Friesland, in een arbeidersgezin, ze werkte als dienstbode en trouwde 1919. Jannetje begon in 1934 uit armoede te schrijven. Ze had al eens een paar kleine prijzen gewonnen met korte verhalen. Haar plan om een roman te schrijven zette zij in de crisisjaren door, toen haar man kwam thuis met een verhaal over iets wat hij had meegemaakt. Jannetjes reactie was; dat kan ik later prachtig gebruiken in een roman. Haar man reageerde: Ik wou dat je er eens mee begon! De volgende dag kocht Jannetje een bloknoot van 200 vel en twee potloden.
Dat geld konden ze eigenlijk niet missen. Alleen haar moeder, haar man en de oudste kinderen waren op de hoogte dat ze een boek wilde schrijven. Het eerste boek verscheen binnen een jaar en werd grotendeels s nacht geschreven ! Uitgeverij West-Friesland gaf het boek uit en ze kreeg er honderd gulden voor. In die tijd een niet te verwaarlozen bedrag. Sindsdien bleef Jannetje schrijven over de streek die haar dierbaar was, Noord- Holland. Om te grote herkenbaarheid te voorkomen schreef zij enigszins versluierd over de mensen in haar leven.
Jannetje groeide uit tot een van de .meest gelezen en geliefde schrijfsters. Haar boeken waren allemaal bestsellers. Vertaald zijn de boeken van Visser-Roosendaal nooit, maar de vraag naar haar boeken bleef constant. De kwaliteit bleef door de jaren heen bewaard, omdat mevrouw Visser-Roosendaal hoge eisen aan zichzelf bleef stellen. Ze was wars van ijdelheid en stond midden in het leven. Zij wist waarover zij schreef! Wat zeker mee speelde was haar hechte contact met haar kinderen, kleinkinderen etc. Ze was betovergrootmoeder. Haar boeken zijn nooit ouderwets geworden, vandaar dat ze ook jongeren aanspreken.
Mien van t Sant
(1901-1994)
Mien van t Sant, Aaltje Wilhelmina van Bommel, werd op 23 februari 1901 geboren in Gorinchem, ‘een snertoord’, omschreef ze haar geboorteplaats eens in een interview. Veel te bekrompen. Ze volgde de kweekschool en was tot 1927 onderwijzeres. Daarna zou ze zich gaan wijden aan het schrijven. Aanvankelijk korte verhalen; later, nadat ze na de oorlog in een rusthuis had gezeten, besloot ze ook boeken te gaan schrijven. Mien van ’t Sant produceerde ruim honderd boeken die vooral door vrouwen graag werden gelezen. De scheiding tussen goed en kwaad werd er altijd in gemaakt, en de boeken liepen allemaal goed af. In 1948 publiceerde ze haar eerste roman “Wijs mij de weg”.
Daarna volgde al snel de “Mieke”-serie, een reeks voor meisjes over wat toen nog een ‘bakvisch’ heette. Behalve voor volwassenen, schreef ze namelijk ook veel meisjesboeken. Bovendien vertaalde ze vier Duitse boeken in het Nederlands. In een kranteninterview zei ze eens: ‘Ik heb altijd geschreven over doorsnedengezinnen, waar opgroeiende meisjes of moeders allerlei probleempjes moeten overwinnen. Probleempjes die veelal met liefde en naastenliefde te maken hebben.’ De boeken van Mien van ’t Sant verschenen in voor Nederland ongewoon grote oplagen van 25 duizend tot 30 duizend exemplaren. Ze was bovendien jarenlang de ‘meest uitgeleende auteur’ van de Nederlandse bibliotheken.
In totaal verschenen er ruim honderd titels onder haar naam, waarvan “De vrouwe van de Oldenhoeve” de bekendste is. Haar boeken werden weinig gelezen in kringen van literair geïnteresseerden. Maar haar succes leverde haar in 1987 wel een nominatie voor de Publieksprijs van het Nederlandse Boek op. Mien van t Sant vond zichzelf geen streekromanschrijfster maar een romanschrijfster. Haar boeken spelen nooit in een bepaalde streek, ze reisde heel wat af en had veel gezien. Mien van t Sant was trots op het feit dat ze tot een van de meest gelezen auteurs van Nederland behoorde. Haar laatste boek werd in 1983 uitgegeven.
Foka van Loon
(1901-1995)
Foka van Loon bracht haar jeugd door in Zuidwolde, waar haar vader hoofd van de gereformeerde school was. Zelf koos ze ook voor het onderwijs; ze trouwde in 1930 met Sjirk Cnossen, een collega die ze in Stadskanaal had leren kennen. Onder het pseudoniem Tine Nijdam begon ze in het begin van haar huwelijk te publiceren in het tijdschrift De Stuwdam. In 1940 verscheen haar sleutelroman “Jan Derks”, die een jaar eerder als feuilleton – van ene Fanny (later Foka) van Loon – in De Standaard had gestaan.
In deze roman geeft de schrijfster een beeld van gereformeerd Zuidwolde aan het begin van de 20e eeuw. Ze schreef ook verhalen en feuilletons voor De Spiegel, Onze kinderen in gezin en school en de Elisabethbode. Na haar debuut schreef ze vooral christelijke streekromans, die in Drenthe spelen. Bekende titels zijn: “De sterkste. Drentsche roman” (1946), “Het eerste gebod” (1948) en het vervolg daarop, “Zijn stem” (1955), “Vreemd bloed” (1949) en de trilogie “De wondere weg”, “De man zonder feestkleed” en “Verstild verlangen” (1947, 1955, 1958).
Margreet van Hoorn
(1922 – 2010)
Margreet van Hoorn, pseudoniem van Gré de Reus. 70 jaar geleden gaf Jonkers opa het eerste boek van Margreet uit. Ze heette toen nog gewoon Greta de Reus en was ze de wat dromerige jongste dochter van de plaatselijke fietsenmaker. Haar pseudoniem was een verfraaiing van haar voornaam en een verwijzing naar haar geboorte- en woonplaats. Begin jaren vijftig tot 1965 was ze werkzaam op de redactie van Libelle waar ze jarenlang interviews en losse verhalen voor schreef. Ze woonde in Amsterdam, verhuisde naar Duitsland en had bijna haar koffers gepakt om naar Amerika te emigreren. Maar na alle omzwervingen keerde ze toch weer naar Hoorn terug met haar hoofd vol gedichten en gedachten.
Voor die verwikkelingen in haar eigen brein bleek een groot publiek te bestaan. Ze verliet het weekblad en stortte zich op familieromans, die ze het liefste een psychologische onderlaag gaf. Magreet, het beste werk ik als ik op mezelf wordt teruggeworpen, elk boek is een verlengstuk van mijn gevoel. Bijna 80 titels verschenen van haar hand, waarvan zo’n zes miljoen exemplaren werden verkocht. In haar gloriejaren verschenen er vier boeken per jaar. Zij stond jarenlang in de uitleen-toptien van de Nederlandse bibliotheken.
Tot kort voor haar dood publiceerde ze wekelijks een gedicht in het Westfries Weekblad. Bekende boeken van haar zijn “Afscheid van een vlinder” en “Morgen zingen alle merels”. Met alle respect hoor, maar ik schríjf helemaal geen streekromans! Dat zei Margreet van Hoorn een jaar of tien geleden in een interview in Trouw bij de suggestie dat ze de koningin van de streekroman was. Psychologische roman vond ze een veel toepasselijker aanduiding voor haar boeken. Ik ben in een boek eens geëindigd met de zin: Je bent pas vrij als je los kunt laten wat je niet hebt. Dat is toch gewoon psychologie of niet dan ?
Anke de Graaf
(geboren 1927)
In haar jeugdjaren kwam Anke de Graaf niet toe aan het opschrijven van de verhaaltjes die ze fantaseerde omdat haar ouders lieve, bezorgde mensen vreesden dat ze later, als schrijfster, terecht zou komen in een wereldje van fantasten. Prachtige ideeën in de hoofden, maar niet met de voeten in de realiteit. Pas vele jaren later, na een operatie, waarbij ze rust moest houden, schreef ze haar eerste korte verhaal dat direct werd aangenomen.
Het gaf het gevoel door te gaan met wat ze heerlijk vond om te doen: schrijven ! Er volgden meer verhalen voor weekbladen. En gedurende vijf jaar een column in het Noord-Hollands Dagblad. Daarnaast schreef ze haar eerste kinderboek “Avontuur in het Donkere Bomenbos” en nog negen boeken voor de kleintjes. Ook negen boeken voor tienermeisjes en rond de zeventig romans. Anke de Graaf woont met haar man in Enkhuizen. Hun twee dochters zijn getrouwd en hebben beiden een gezin. Haar boeken kenmerken zich door een scherp oog voor detail. De auteur uit Enkhuizen heeft een grote lezerskring.
Jos van Manen Pieters
(geboren 1930)
Jos van Manen Pieters is geboren op 21 maart 1930 in Zaandam, maar verhuisde al voor haar derde verjaardag naar Ede, waar haar vader achtereenvolgens administrateur en directeur was van het Gas- en Waterleidingbedrijf. Na haar schooljaren werkte ze geruime tijd bij de NCRV. Jos van Manen Pieters begon te schrijven toen ze 14 was, maar hield haar geesteskinderen aanvankelijk nog angstvallig verborgen. In 1948 debuteerde ze in het culturele maandblad Op den uitkijk, nog niet met proza, maar met een gedicht.
Vier jaar lang verschenen er verzen van haar hand in allerlei bladen, die in 1957 werden gebundeld onder de titel “Hart in het zoeklicht”. Toen ze 22 was, begon ze aan haar eerste roman, “En de tuinfluiter zingt ”, die in 1955 verscheen. Omstreeks die tijd heeft ze definitief voor de romankunst gekozen. Ze schreef een dertigtal boeken, waarin ze gevoelige onderwerpen als incest niet schuwde. Haar meest succesvolle romanreeks “De Tuinfluitertrilogie” verscheen vanaf 1955 en is vele malen herdrukt.
In 1965 ontving ze de Athosprijs, een prijs die eenmaal in de vijf jaar werd toegekend aan die auteur, wiens werk in de voorbije periode het meest in de bibliotheken was uitgeleend. Sindsdien is ze zo gelukkig geweest, onafgebroken tot de meest uitgeleende auteurs te blijven behoren. Diverse boeken werden vertaald, alle romans kwamen uit in de Grote Letter Bibliotheek en werden door de verschillende blindenbibliotheken op de band gezet. De rode draad die door haar hele oeuvre loopt, is deze: dat het gecompliceerde, teleurstellende mensenbestaan alleen door liefde leefbaar kan blijven. En dan niet alleen de erotische liefde, maar de liefde in al haar verschijningsvormen. Dus ook vriendschap, hulpvaardigheid, gastvrijheid, tederheid. Kortom, ze staat er voor dat liefde en aandacht identiek zijn. Op vijfenzestigjarige leeftijd stopte Jos van Manen Pieters met schrijven, dertig romans in veertig jaar vond ze genoeg. Ze werd een van de meest gelezen schrijfsters van Nederland. Haar boeken werden door literatuurcritici nooit serieus genomen maar ze leed er niet onder, vond het niet erg sportief, maar hoefde zelf niet zo nodig bij de literatuur te staan. Voor haar stonden de lovende recensies en het enorme grote lezerspubliek, gelijk aan erkenning !
Detectives
Detectives werden in de jaren vijftig bijna uitsluitend door mannen gelezen. Stoere taal, een spannend verhaal met de nodige verwikkelingen, het vleugje erotiek en de held die alles ontrafelde zorgden ervoor dat de detective goed verkocht werd. Van de buitenlandse schrijvers waren vooral: Agatha Christie, Simenon, Ian Fleming, Leslie Charteris en Edgar Wallace populair. De boeken werden in grote oplagen gedrukt en, naast de onmisbare krant, grif gekocht. Gezeten in de makkelijke leunstoel, pijp in de hand, dwaalde de man door detectiveland !
Enkele populaire detective-schrijvers
Willy Corsari
(1897 – 1998)
Populair en verguist. Willy Corsari werd geboren in een plaatsje nabij Brussel als Wilhelmina Angela Douwes-Schmidt op 26 december 1897. Corsari studeerde aan de Toneelschool van Amsterdam, deed mee aan het cabaret daar en trad op met grote namen als Jean-Louis Pisuisse en Louis Davids. Deze ervaringen beschreef zij in haar “Liedjes en herinneringen”. Zij werd vooral bekend door haar romans. Haar grootste populariteit bereikte zij in de jaren vijftig. Een aantal van haar boeken is vertaald in het Duits, Engels en Frans. Zon vijfentwintig boeken heeft zij op haar naam staan. Willy Corsari schreef romans, verhalen, detectives, toneelstukken en hoorspelen. Corsari maakte ook vertalingen.
Haar eerste verhaal werd op haar elfde in het dagblad Het Volk gepubliceerd. Er zouden er nog zon 1.500 volgen. Ze dankte haar bijnaam, de Agatha Christie van de lage landen, aan de twaalf detectives die ze schreef. Minder bekend is, dat zij ook een aantal meisjes- en jeugdboeken schreef. Corsari was een van de meest gelezen schrijvers van de vorige eeuw.
Havank
(1904 – 1964)
Havank, pseudoniem van H.F. van der Kallen, was een Nederlandse journalist, vertaler en detectiveschrijver. Dit pseudoniem was bedacht door Anton van Duinkerken. Aanvankelijk wilde niemand zijn eerste werk “Het mysterie van St. Eustache” hebben. Maar toen in 1935 de eveneens uit Friesland afkomstige detectiveschrijver Ivans overleed zat de uitgever Bruna, die zijn boeken had uitgegeven om een opvolger verlegen. Zo kwam het dat Hans van der Kallen met twee manuscripten “Het mysterie van St. Eustache” en “Het spookslot aan de Loire” in zijn fietsmandje hoopvol naar Utrecht fietste en iets van een beloning zag voor zijn werk.
Op het hoogtepunt van zijn succes was de kreet “Stop een Havank” de slagzin welke vele duizenden mensen naar de winkels lokte om zijn nieuwste uitgave te kopen. Overigens was in die eerste werken Bruno Silvère de hoofdpersoon en niet de Schaduw, dat kwam later. Hans van der Kallen begon zijn gymnasiumopleiding om tot priester te worden opgeleid bij de paters in Eindhoven maar heeft deze opleiding niet afgemaakt, wellicht ontstond hier zijn haat/liefde verhouding met de katholieke kerk. Hij kon slecht met geld omgaan, en om toch aan zijn contracten te voldoen, cq om toch wat te verdienen heeft hij ook veel vertaalwerk verricht, o.a. veel boeken van Leslie Carteris (De Saint).
Hij begon eigenlijk in Amsterdam met het schrijven van zijn verhalen, later verbleef hij nog in Parijs, de Provence, Bretagne, Cagnes sur Mer etc. om inspiratie op te doen voor zijn verhalen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte hij naar Engeland, en in “De schaduw is terug” valt dit ook duidelijk op als je het verhaal leest. In 1943 publiceert hij voort het eerst een artikel in “Vrij Nederland”. Op 23 september 1946 trouwt hij met Cynthia Vickers, helaas was de huwelijksband niet bestand tegen zijn steeds schommelende gemoedstoestand. Later kwam hij weer naar Nederland maar zijn vrouw bleef in Engeland.
In Nederland raakt hij helemaal in de ban van het schilderij van Anna-Maria van Burmania welke stierf in 1808. Dat portret hing op het landgoed van een van Havanks weinige goede vrienden, Gerard van Wageningen. Zijn laatste verhaal “Menuet te middernacht” is dan ook doorsijpelt van het schilderij van Anna-Maria van Burmania zei het dan onder de naam van “Noëlle de Noël”. In Leeuwarden, in hotel Amicitia waar hij menig had verhaal geschreven, overleed hij op 22 juni 1964. Zijn laatste en tevens meesterwerk is: “Menuet te Middernacht” welke werd voltooid door Terpstra, evenals “Spaanse pepers” en “Mysterie op Mallorca” waar Havank toen aan werkte. Oplagen van vijftigduizend exemplaren en titels (het waren er dertig) met tien herdrukken vormden het bewijs van zijn immense populariteit. |
Anna-Maria van Burmania |
Na zijn dood werden de Schaduwromans met succes door de journalist Pieter Terpstra – onder de naam ‘Havank-Terpstra’ voortgezet.
Terpstra: Havank was een poseur, maar die mystieke band die hij met jonkvrouwe Anna-Maria van Burmania had, afgebeeld op het achttiende-eeuwse schilderij dat op Dekema State hing, die was echt !’ Een kleurenreproductie van het portret van Anna-Maria, door wie Havank zich de laatste jaren liet leiden ging mee in de kist. Havank schreef 29 romans en twee verhalenbundels. Tijdens zijn leven werden er meer dan zes miljoen van verkocht. Naar Havanks romanfiguur ‘de Schaduw’ werd in 1997 een literaire prijs vernoemd, de Schaduwprijs.
Robert van Gulik
(1910 – 1967)
Robert van Gulik verkreeg grote bekendheid als sinoloog (China-kenner), diplomaat en schrijver van de Rechter Tie-mysteries. Hij bracht een deel van zijn jeugd in Nederlands-Indië door, waar hij werd gefascineerd door de Chinese schrifttekens op de uithangborden van de Chinese winkels. Zo ontstond zijn belangstelling voor de Chinese cultuur. Hij studeerde sinologie in Leiden en Utrecht, waar hij op 25-jarige leeftijd de graad van doctor in de Letteren en Wijsbegeerte cum laude behaalde. Hij trad in de diplomatieke dienst en bekleedde gedurende zijn loopbaan vele posten in het Verre Oosten. Zijn laatste levensjaren was hij Nederlands ambassadeur in Tokio.
Wereldfaam verwierf hij met zijn Rechter Tie-detectiveromans, die hij zelf illustreerde, waarvan de eerste in 1958 verscheen. Robert van Gulik baseerde zijn Rechter Tie-romans op een historische magistraat die in de Tangdynastie van het oude China leefde (630-700 na Chr.). Als magistraat was hij niet alleen rechter, maar tegelijkertijd ook stadsbestuurder en hoofd van de politie. In deze positie loste hij als meester-detective, bijgestaan door vier trouwe assistenten, een aantal ingewikkelde moordzaken op scherpzinnige wijze op. Robert van Gulik zette Rechter Tie neer als de Chinese evenknie van Sherlock Holmes of Maigret.
De Rechter Tie-romans zijn in 18 talen vertaald waarvan over de hele wereld enkele miljoenen exemplaren zijn verkocht.
Aster Berkhof
(geboren 1920)
Aster Berkhof werd op 18 juni 1920 als Lode van den Bergh geboren in het Belgische Rijkevorsel. Hij volgde lager onderwijs in zijn geboortedorp in de school die door zijn vader werd bestuurd. Hij volgde de Grieks-Latijnse humaniora aan het Klein Seminarie te Hoogstraten. Daarna ging hij van 1938 tot 1942 aan de Leuvense universiteit Germaanse filologie studeren. Hij stelde zich niet tevreden met het licentiaatsdiploma en promoveerde in 1946 tot doctor in de wijsbegeerte. Ondertussen was hij enige tijd werkzaam als redacteur bij De Standaard, vervulde hij zijn militaire dienstplicht in Schotland, en was hij ook begonnen aan zijn eerste werk: “De student gaat voorbij”, herinneringen aan zijn studentenjaren.
Hij werd aangesteld als monitor aan de universiteit te Leuven, kwam vervolgens als leraar terecht aan athenea te Antwerpen, Brussel en Koekelberg, en werd tenslotte docent aan de Faculteit St.-Ignatius te Antwerpen. Ondertussen vierde hij zijn reislust bot. Eerst doorkruiste hij heel West-Europa, om vervolgens in 1952 Noord-Afrika en in 1953 Noord-Amerika en Mexico te bezoeken. In 1955 ondernam hij in zijn eentje een heuse reis om de wereld die twee maanden duurde en waarbij hij er niet voor terugschrok de onmogelijkste en moeilijk bereikbare plekken te bezoeken om in contact te komen met vaak nog primitieve mensen.
Hij beoefende verschillende literaire genres, zoals het detectiveverhaal, de streekroman, humoristische verhalen, reisverhalen, avonturenromans, en de jeugdroman. Tot op heden blijft deze veelzijdige schrijver werken publiceren. Met het verloop der jaren werden zijn boeken inhoudelijk diepgaander en kritischer in hun benadering van mens en maatschappij.
Hij werd met verschillende prijzen bekroond. Zijn jeugdromans verschenen ook onder de schuilnaam “Piet Visser”. Op 23 oktober 2004 werd hij ereburger van Rijkervorsel. Sinds november 2008 is er in Rijkevorsel ook een “Aster Berkhofmuseum”.
Enkele populaire buitenlandse detectiveschrijvers
Mickey Spillane
(1918-2006)
Mickey Spillane was een Amerikaanse schrijver en de geestelijke vader van detective Mike Hammer. Spillane werd bij een grote publiek bekend door zijn gewelddadige en seksueel getinte detectives met machospeurder Mike Hammer in de hoofdrol. Vele tientallen miljoenen hebben zijn detectives verslonden, verschillende zijn verfilmd door regisseurs van de bovenste plank en van de andere kant heeft hij zwaar onder vuur gelegen wegens het brute geweld en de plompe seks in zijn verhalen. Spillane zelf schijnt er geen moeite mee te hebben gehad dat hij slechts een leverancier van verstrooiing was. ‘Ik heb eigenlijk geen fans, ik heb alleen klanten’, zei hij eens in een vraaggesprek.
Veel van Spillanes werk is verfilmd. Communisten waren in zijn boeken steevast de slechteriken. Zelf was hij uiterst conservatief. Hij schreef om geld te verdienen, zei hij in 2001. ‘Ik heb nooit om roem gegeven, tenzij ik er goed van kon leven.’ Mickey Spillane was een vat vol tegenstellingen. Met zijn Mike Hammer-verhalen gaf Mickey Spillane de lezers wat ze wilden: seks, geweld en genoegdoening. Spillane schreef zijn eerste Mike Hammer-verhaal, “I, the jury”, in 1946. In totaal publiceerde hij er dertien, waarvan wereldwijd meer dan 100 miljoen exemplaren zijn verkocht.
Agatha Christie
(1890 – 1976)
Agatha Christie, geboren als Agatha Mary Clarissa Miller, leek op het eerste gezicht een afstandelijke Engelse burgervrouw. De verlegen Christie schermde haar persoonlijke leven zorgvuldig af. Terwijl miljoenen lezers haar romans verslonden wisten zij maar weinig van de persoon achter de verhalen. Christie debuteerde in 1920 met “The mysterious affair at styles” dat matig ontvangen werd. Ze zette door en schreef in totaal meer dan tachtig misdaadromans. Haar persoonlijke leven bevat voldoende stof voor een dikke (misdaad)roman. Agatha Christie is nooit naar school geweest en genoot haar opleiding thuis of in Franse meisjespensions. In 1914 trouwde ze met de officier Archibald Christie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vertrok ze met haar man naar het vasteland, waar ze als een toegewijde oorlogsverpleegster de gewonden verzorgde.
Helaas werd Archie na de oorlog verliefd op een andere vrouw en Agatha kreeg een zenuwinzinking. Ze was dagenlang spoorloos tot ze werd teruggevonden bij een zenuwkliniek. Ze had zich bij een hotel laten inschrijven onder de naam van de minnares van haar man. Dat gebeurde in 1926, het jaar waarin Agatha dankzij alle publiciteit doorbrak met de roman “The murder of Roger Acroyd”. Agatha pakte de draad van haar leven weer op en begon met reizen. In 1930 ontmoette ze bij opgravingen in het huidige Irak haar tweede man, Max Mallowan. Met hem reisde ze langs archeologische vindplaatsen in het Midden-Oosten. Agatha assisteerde haar man bij de opgravingen en werkte ondertussen aan haar omvangrijke oeuvre. Ze overleed in 1976 na een verkoudheid.
Leslie Charteris
(1907-1993)
Leslie Charteris was een Brits-Amerikaanse schrijver, bekend van zijn verhalen rond de “gentleman-boef” Simon Templar, alias The Saint. Zijn echte naam was Leslie Charles Bowyer-Yin. Deze naam zal niemand iets zeggen. Zijn vader was een Chinese chirurg die getrouwd was met een Engelse vrouw. Leslie werd geboren op 12 mei 1907 in Singapore. Als kind maakte hij al een eigen tijdschrift dat hij vol schreef met artikelen, verhalen, gedichten, en een stripverhaal met eenvoudig getekende figuurtjes, waaruit het latere symbool voor The Saint voortkwam. In 1926 verandert hij zijn naam in Leslie Charteris. Leslie Charteris was een van de werelds grootste verhalenvertellers.
Hij had een levendige fantasie en vele van zijn verhalen hebben een persoonlijke achtergrond. In 1928 verscheen zijn derde boek, “Meet the Tiger”, waarin hij het personage van ‘The Saint’ introduceerde. Van 1928 tot 1975 schreef hij tientallen misdaadromans met The Saint in de hoofdrol, waarvan tientallen miljoenen exemplaren werden verkocht. Toen hij op 15 april 1993 stierf, had hij bijna 100 The Saint boeken geschreven ! Op het einde van zijn carrière werkte Charteris enige malen samen met andere schrijvers.
Over hoe Simpon Templar ‘The Saint’ geworden is, is weinig bekend. Over de jeugd en achtergrond van The Saint is evenmin weinig bekend en Simon doet er alles aan om dat zo te houden. Hij heeft een groot gevoel voor humor en leeft een goed leven. Hij is perfect gekleed, rijdt in snelle auto’s en bezoekt de meest prachtige plaatsen waar de mooiste vrouwen rondlopen. Hij probeert geweld uit de weg te gaan, maar staat zijn mannetje als het nodig is. The Saint is een avonturier, maar boven alles een echte heer. In de krant zoekt hij zijn avonturen op en vertrekt naar de plaats des onheil. Zijn morele code ligt hoog en zijn motieven zijn ook goed: Hij zal nooit iemand bezeren, van hem stelen of hem vermoorden als hij het niet echt verdient ! Hij werkt niet voor de wet, voor de regering of voor wie dan ook, maar hij is niet te beroerd om bepaalde instanties te helpen als ze hem dat vragen. De populariteit van zijn ‘The Saint’-verhalen groeide, en er kwamen in de jaren veertig van de vorige eeuw enkele films uit gebaseerd op zijn verhalen. The Saint werd vanaf 1962 in zwart/wit en vanaf 1966 t/m 1969 in kleur als tv serie uitgezonden. Roger Moore speelde daarin de rol van Simon Templar.
Ian Fleming
(1908 – 1964)
Fleming was een Britse schrijver, beroemd geworden door de serie boeken rondom James Bond. Hij werd geboren in Londen, en was de jongere broer van reisverhalenschrijver Peter Fleming. Hij werd opgeleid op Eton, en de militaire academie Sandhurst. Hierna vertrok hij naar het buitenland om talen te studeren. Hij werkte als journalist in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. Aan het begin van de oorlog werd hij aangenomen als persoonlijk assistent van de directeur van Naval Intelligence, John Godfrey. Dit gaf hem de achtergrond en ervaring om goede spionageverhalen te schrijven.
Het eerste James Bond verhaal, “Casino Royale”, werd uitgebracht in 1953. Er wordt zelfs beweerd dat sommige gebeurtenissen uit de Bond-verhalen echt hebben plaatsgevonden en dat ook de figuur James Bond gebaseerd is op een echt bestaan hebbende geheim agent. Had Ian Fleming ooit kunnen beseffen wat hij met zijn eerste boek “Casino Royale” had ontketend ? Waarschijnlijk had hij iedereen voor gek verklaard wanneer hem was verteld wat zijn creatie allemaal teweeg zou brengen; een boekenreeks die tot vandaag de dag nog wordt gelezen, de nieuwe manier van film maken in de jaren zestig, het grote aantal navolgingen in het ‘spionnengenre’, en wereldwijde bekendheid. De aanzet tot het schrijverschap is het huwelijk van de Britse journalist. Begin jaren vijftig durft de veertiger pas in het huwelijk te treden. Bang zijn avontuurlijke en flamboyante levensstijl te verliezen, bedenkt hij een alter ego. Deze figuur moet de avonturen gaan beleven die Fleming als getrouwd man niet meer kan meemaken. Als spion tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Fleming al menig avontuur beleefd.
Zijn belevenissen uit de praktijk kan hij mooi gebruiken in zijn boek. De hoofdpersoon wordt een geheim agent van MI6; de Britse veiligheidsdienst. Hij krijgt een 00-nummer, wat betekent dat hij toestemming heeft om te doden. Nu nog een naam. Een geheim agent zou opvallen als hij een bijzondere naam heeft. Het personage moet onopvallend te werk kunnen gaan. Dan valt Flemings oog op een boek dat op zijn bureau ligt: “Birds of the West Indies”, geschreven door ornitholoog James Bond. Een held is geboren. Fleming schrijft in een razend tempo. Hij leest nooit iets terug. Dat doet hij om de vaart er in te houden. Pas als de eerste versie van het verhaal af is, begint hij met polijsten. Dankzij de films krijgt Fleming wereldwijd het succes waarnaar hij zo verlangde. De boeken beleven een ware opleving. De tweede Bond-film “From Russia with Love” (1963) wordt een nog groter succes en de derde, “Goldfinger” (1964), blijkt de ultieme goudmijn voor filmmaatschappij Eon. De intussen kwakkelende Fleming is zojuist bezig aan “The Man with the Golden Gun” (1965) als een hartaanval hem fataal wordt.
’s Nachts, op weg naar het ziekenhuis excuseert hij zich nog tegenover de verpleegkundigen dat hij hen uit hun slaap houdt. Ian Lancaster Fleming overlijdt op 12 augustus 1964. Op slechts 56jarige leeftijd.
Zonneboeken
Sinds 1925 gaf Herwonnen Levenskracht (Katholieke Vereniging Tot Bevordering Van De Volksgezondheid En Tot Bestrijding Van Volksziekten) het Zonneboek uit. Herwonnen Levenskracht was een instelling van de Nederlandsche Katholieke Arbeidersbeweging. Uitgegeven in samenwerking met De Fontein te Utrecht.
Er stonden spannende verhalen in van diverse schrijvers waaronder: Walter Iks, Jan Naaijkens, Frans de Clercq, Kees van Ginniken, Antoon Coolen, Walter Breedveld en Vic Stalling. Deze dunne boeken met slappe kaft vonden in de jaren vijftig gretig aftrek in de katholiek gezinnen, evenals het tijdschrift de Katholieke Illustratie.
In de jaren vijftig was er buiten de literaire kring ook veel te genieten voor de lezer. Het is ondoenlijk om alle genres te beschrijven dus heb ik een keuze moeten maken. Bovenstaande schrijvers en schrijfsters hebben veel mensen prettige leesuren bezorgd, en er aan bijgedragen dat de drempel om meer en andere boeken te lezen lager kwam te liggen. Dat is toch een grote verdienste !
Bronnen:
Inghist
Uitgeverij Kok
Piet Oomes, Antoon Coolen, Brugge 1959
Brabants dagblad 2001
Crime.nl
Spectrum encyclopedie
Boeken VPRO
Wikipedia
Eigen boekenkast
Terug naar het overzicht van de Jaren 50
Ga terug naar de vorige pagina van dit hoofdstuk (Literatuur)
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.