Home / Liedjes / Het eerste kindje

Het eerste kindje


Voor dat hun eerste kindje kwam
Was hij al Pap en zij al Mam,
Wat zouden ze gelukkig wezen,
Zoo’n kleutertje, zoo teer en fijn,
’t Moest en zou een jongen zijn;
In ’t droomboek hadden ze ’t gelezen.

De timmerman die kreeg de poes,
Al was ’t voeger nog zoo’n snoes,
Hij mocht ’s op ’t wiegje springen.
De meid moest naar ’n ander toe,
Die maakte veel te veel gedoe,
Ze kon niet werken zonder zingen.

De baker was al komen zien,
Die zei ’n dag of vier misschien,
Mevrouw moest zelf maar prakkizeeren.
Een assurantie-Maatschappij,
Die was er dadelijk al bij,
Hij moest zich toch gaan assureeren.

De vrinden zeijen in de gang:
,,Kom kerel maak je maar niet bang
Je vrouw die zal zich prachtig houen.
Misschien maakt ze je nog wel rijk
Met twee kabouters tegelijk,
Want vrouwen zijn niet te vertrouwen.

Toen die ’t kleine popje zag
Dat zuchtend in ’t wiegje lag,
Gaf ie ’t een zoentje op z’n snuitje.
De baker zei: ,,’t zegt al Pa!’
En deed ’t kindje lachend na
Maar ’t was een ander lief geluidje.

En zoo ging alles naar hun zin,
’t Fleschje bleef er prachtig in,
’t papje scheen al goed te smaken.
En Opoe hield ’t over doop,
Die liep met d’r juweel te koop,
Ze liet gauw ’n portretje maken.

Hij sprak al vaderlijk gewoon
Wat hij zou maken van z’n zoon,
Naar Leiden wilde die ‘m sturen.
Maar zij vond ’t studeeren niets,
’t Werd ’n schilder, of zo iets,
Dat zag ze aan z’n mooie luren.

De dreumes werd ’n dikke beer,
Hij scharrelde al heen en weer,
Hij kon al kijken en al hooren.
En als ie in z’n wiegje lag
Herinnerden zij zich den dag
Waarop hun engel werd geboren.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten