Home / Liedjes / Het lied van den Polderjongen

Het lied van den Polderjongen

(tekst/muziek Maurice Dumas)

De ouwerwetse Polder, kind van Rotterdam,
Waar ’t altijd vroolijk toeging, waar elke zeeman kwam.
Die goeie, ouwe Polder, die is er nou geweest,
D’r wordt niet meer gezopen, gesprongen en gefeest.
Zoolang ik leven kan,
Vertel ik alleman:

Refrein.:
In de Polder ben ik geboren,
In de Polder, daar heeft m’n wieg gestaan,
In de polder heb ik m’n hart verloren,
En de Polder, de Polder, hij is vergaan.

In onze ouwe Polder, daar kon je alles doen,
Daar ging je pierewaaien, daar ging je om je zoen.
Daar ging je met de meiden de danszaal op en neer,
We dronken en we hosten, dat doen we nou niet meer.
Die ouwe Poldertijd,
Helaas, die zijn we kwijt.

Refrein

En kreeg een meid een kindje, dan was ze in d’r sas,
Het kon d’r niks verdraaien wie of de vader was.
Ze gingen alle dagen met Jan en alleman,
Onmooglijk dat een meissie daar ook van houen kan.
Wie of het heit gedaan,
Dat kwam er niks op aan.

Refrein

De meiden gaan in ’t klooster, daar leeren ze fatsoen,
De dienders van de Polder, die krijgen nou pensioen.
En alle toffe jongens, die worden heilsoldaat,
En bidden alle dagen voor hun gemeenteraad.
En in de Pauwesteeg,
Blijven de hokken leeg.

Refrein

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten