Home / Liedjes / Het publiek

Het publiek

(Voordracht)

Van het publiek, hoogggeachte dames en heeren,
Zou men gerust kunnen beweren,
Dat het een samenkomst is van menschen,
Die allemaal wat anders wenschen.
Bijvoorbeeld de oude mevrouwen,
Dat zijn dames, die van pralines schijnen te hou’en
En het liefst stukken zien vertoonen
Met gedresseerde vaders en geëxamineerde zonen.
Of met jongelui, die nette posities krijgen,
Of dienstbodes, die op commando zwijgen.
De handeling van het stuk kan ze niet schelen,
Zoodat zij zich bij ,,Adam in ballingschap’ vervelen.
Om de letterkundige waarde van het geheel
Bekommeren ze zich niet veel.
Of ’t van meneer A is, of van juffrouw B,
Als ’t maar een stuk is, dan zijn ze tevreê.
De hoofdzaak is: dat ’t niet bij twaalven wordt,
Anders is ’t laatste tremmetje vort.
De hier aanwezigen wensch ik echter uit te zonderen,
Die zijn alleen gekomen om de kunst te bewonderen.
De jongere dames en meisjes
Zijn dol op stukken met huwelijksreisjes
En knusse beminden, die het jawoord komen vragen,
En die daarom hooge hoeden en handschoenen dragen.
Ze gaan ook dikwijls met pa en moe,
Om de zoon van je-weet-wel, naar den Schouwburg toe.
De beelderigste stukken vinden ze dan
De stukken, waarbij je in de pauze lang praten kan.
Niet over den inhoud of het spel en zoo voort,
Maar over wat er bij een uitzet hoort.
En de leelijkste stukken vinden ze gauw
Als de zoon van je-weet-wel niet komen wou.
Het liefste zien ze, dat kunt u wel raden,
De stukken van Rooyaards en Verkade.
Vooral Verkade! O, dat is een beeld,
Omdat hij zoo natuurlijk met Sandwiches speelt.
Heusch, ’t is een meneer,
Heelemaal zoo geen tooneelspeler meer.
En Rooyaards O! die is ook niet slecht;
Je kunt bijna altijd hooren wat hij zegt.
Zin stem! Wat ’n geluid! Prachtig!
Wat zegt hij Vondel krachtig.
’t Is tegenwoordig chique op de planken te staan;
Freule B tot L is ook aan ’t tooneel gegaan.
Neen, heusch, ’t is werkelijk fijn
En heelemaal geen schande meer om kunstenaar te zijn.
De ouwere heeren en vrijgezellen
Houden van stukken, waarin ze moppen vertellen.
In de Stalles op de eerste rij
Zitten ze er nog niet dicht genoeg bij.
Als ze ’n plaats op ’t tooneel konden halen,
Zouden ze graag ’n pop bespreekgeld betalen.
’t Liefst werden ze in de kleedkamers toegelaten
Om met de actrices over immoreele contracten te praten.
Dan komen onze jongere heeren,
Die houden van stukken, waar iets uit valt te leeren.
Stukken, waarbij ze hun kunstgevoel verrrijken,
Maar ondertusschen toch in de halzen der dames kijken.
Terwijl ze op ’t tooneel de ernstige dingen beleven,
Zitten ze geniepige voetjes te geven.
En dan wordt er wel eens ’t hardste geklapt,
Door ’n jonge dame die op haar lakschoenen is getrapt.
In de pauze wandelen ze verlegen door de foyer
En drinken met oom en tante A ’n kopje thee.
Dan doen ze of ze solide waren
En kijken in den spiegel naar de scheiding in d’r haren.
Maar als oom en tante naar binnen zijn gegaan
Zie je ze dad’lijk met ’n biertje staan.
Dan komen de vrijbiljetten,
Die meestal zure gezichten zetten.
Ze zijn de lastigste toeschouwers van allen,
Niets kan hun volkomen bevallen.
Voor het slot hebben ze hun hoed al genomen
Om maar ’t eerst bij de garderobe te komen.
Ze zitten op alles en iedereen te vitten,
Omdat ze toch voor niets in den Schouwburg zitten.
Dan heb je die lui, die niet op tijd kunne komen
Omdat ze hun plaats drie dagen tevoren hebben genomen.
Door hen wordt ’t hardste ,,sst!’ gebromd,
Wanneer er iemand nog later komt.
Dan de lui, die alles uit willen leggen
En die heele zinnen na zitten zeggen.
IJverig willen ze mededeelen
Wat je vlak voor je neus ziet spelen.
Maar als je vraagt hoe ’t drama heet,
Merk je dat zoo iemand den naam niet eens weet.
Ze spreken over acteurs en actrices
Net als over hun intiemste amices.
Met Bouwmeester hebben ze op school gezeten,
Met Jan C. hebben ze laatst nog gegeten.
Van Brondgeest hebben ze ’n Ansicht-kaart gehad
En met Orelio wandelen ze door de stad.
Met Poolman spelen ze ’n domineetje
En met Chrispijn hadden ze ’n soupeetje.
En als je onderzocht, of ze je niet foppen,
Komen ze met ’n smoesje op de proppen.
En dan hoor je bijvoorbeeld van Chrispijn,
Dat ze allebei abonné van ’t Handelsblad zijn.
Maar als ’n acteur ’n eereavond geeft
Sturen ze ’n telegram – dat ’s goedkoop en beleefd.
En ondertusschen zeggen ze,, die krans daar op rij,
Die met die zilveren linten, die is van mij.’
Dan nog de hoesters en niezers en snuiters,
De krantenlezers, de ,,sst’-ers en de fluiters.
Hoor je zoo’n hoester ’n keer of twee
Dan hoesten de anderen allemaal mee.
De niezer en snuiters komen achteraan
En ten slotte kan je niets meer verstaan.
Dan hoor je de ,,sst’-ers met hun gesis
Totdat het eind’lijk weer stilte is.
Krantenlezers en fluiters zijn er niet veel,
Daarvoor is er te veel respect voor het tooneel.
Ten slotte en ten leste
En zeker het beste
De kritiek,
De voorlichter van het publiek.
Een verslaggever is een man
Die niet bij twee voorstellingen tegelijk wezen kan.
Al is hij nog zo gevreesd,
Toch is ’t goed dat hij er bij is geweest.
Als hij goed schrijft is ’t ’n knappe vent,
En als hij slecht schrijft een, die niets kent.
Maar slechter dan slecht
Is als hij helemaal niets zegt.
Ik eindig niet gelijk Multatuli deed
Met publiek ,,ik veracht u’, zooals u weet.
Integendeel: ik eindig dames en heeren
Met te beweren
Dat het publiek een samenkomst is van menschen
Die allemaal wat anders wenschen.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten