Ons stroomt nog fris het bloed door de aderen,
Wij zijn nog jong en kennen geen verdriet,
Wij heffen aan om dit te tonen,
Een vrolijk krachtig lied.
Wat om ons wendt of keer,
Geen zorg drukt ons terneer,
Wij zingen luid dat ieder ons kan horen,
Geniet, geniet, van al wat jeugd U biedt.
Wij blijven vast aaneen gesloten,
Geen twist of tweedracht rukt ons wreed vanéén,
’t Gevoel van één te zijn met ‘d and’ren,
Bezielt ons steeds alleen.
Dezelfde eed’ le zin,
Neemt onze harten in,
De schone taak die allen wij ons stellen,
Maakt fris, maakt sterk,
Voor ’t zwaarste van ons werk.
Wanneer dan donk’re dagen komen,
Als trager vloeit het niet meer jonge bloed,
Dan zal een enk’le blijde lichtstraal,
Nog koes’tren ons gemoed.
De gulden jongenstijd (of meisjestijd),
Die nu ons hart verblijdt,
Zal immer door zijn schijnsel blijven geven,
Bij ’t droevig zwart, van al te bittere smart.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.