Het had wel wat gevroren,
Maar ’t ijs was nog niet goed.
Toch stapt een aardig ventje
Er op met eenen voet, met eenen voet
Hij zegt, ik wil het wagen,
Het ijs kan mij wel dragen,
Het ijs kan mij wel dragen, wel ja, wel ja.
Hij gaat nu aan het trappen,
En stampt uit alle macht,
Maar d’ ijskorst van twee nachtjes
Bezwijkt voor zulk een vracht, voor zulk een vracht
Krak, krak… en is het wonder,
Daar gaat hij kopje onder,
Daar gaat hij kopje onder, o wee, o wee.
Help! help! ik moet verdrinken,
Ik vind hier nog de dood.
Help! help! ik voel me zinken, o red mij uit de nood.
Een boer, die aan kwam rijden,
Had met hem medelijden,
Had met hem medelijden, ach, ach,.. ach, ach.
Hij pakt hem bij zijn buisje
En redt den kleinen guit.
Het water vliet bij stroomen zijn mouw en broekspijp uit,
Zijn broekspijp uit.
Maar thuis in vader’s hoekje,
Daar ging ’t op ’t natte broekje,
Daar ging ’t op ’t natte broekje, klets klats, klets klats.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.