Home / Liedjes / Kunegonde

Kunegonde


Hij mind’ een aardig kind,
Haar naam was Kunegonde.
Hij werd door haar bemind,
Want liefde is geen zonde.

Ze woonde in een slot,
Met hooge ridderzalen.
Zij vroeg de goeden God,
Belasting te betalen.

Haar paatje was baron,
Die had liefhebberijen.
Op de wal stond een kanon,
Om ’s avonds achter te vrijen.

Hij lokte haar buiten de poort,
En toonde zijn bruine merrie.
Ze reden ijlings voort,
Toen maakte haar vader herrie.

Ze gingen door een bosch,
Met zevenduizend beren.
Die liepen zoo maar los,
Elkander kunstjes te leeren.

Hij sloeg ze allen dood,
Zonder ba of boe te zeggen.
Toen waren ze uit den nood,
De beren lieten ze leggen.

Toen kwamen zij in ’n huis,
Met negenhonderd schurken.
En al dat woest gespuis,
Lag ’t “Wien Neêrlands bloed” te snurken.

Toen trok hij zijn rapier,
En riep “de donder haal-ie”.
Hij stak voor zijn plezier,
De schurken door hun fallie.

Toen hij heeft fluks getrouwd,
Die schoone Kunegonde.
Dat heeft ‘m leelijk berouwd,
Want ze heeft een minnaar gevonden.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten