Home / Liedjes / Naar de bollen

Naar de bollen

Schrijver: VanTol/Davids, 1936
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Naar de bollen bloeien in hun wonderteere kleuren,
En zoetbedwelmend geuren,
Daar ginds bij Hillegom,
Dan zegt Moe: ‘Pa, de bloemenvelden maggen we niet missen’,
Maar Pa bromt: ‘Ik ga visschen,
Wat zie je aan zoo’n blom!’
Na eenige discussie komt er een echtelijke wrijving,
Ma wenscht hem een verstijving,
Of ’n taam’lijk dik gezwel,
Pa snapt het niet direct, en staat eerst wat verwonderd,
Zegt dan: ‘Ben je be. . .reid schat ?’
En daar gaat het heele stel.

Refrein:
Naar de bollen,
Naar die prachtige bollen,
Waar je sprakeloos geniet,
Van de kleuren, die je ziet;
Naar de bollen,
Naar die heerlijke bollen,
Want die zie je maar eenmaal per jaar.
Men ziet de cavlcade in een motorbussie stappen,
De kind’ren ginnegappen,
En deinen heen en weer.
Ma trapt een maag’ren heer,
Die z’in de bus passeeren moeten,
Een beursch plekkie in z’n voeten,
En lispelt: ‘V’rekskuzeer.’
‘Marietje,’ zegt Ma, ‘Zit niet al door in je neus te pulken’.
Het kind gaat aan het bulken,
En Pa vermaant z’n vrouw:
‘Dat jij ’t niet gracieus vindt,
Het is je eigen neus, kind,
Ze pulkt toch niet in die giechel van jou.’
Bij ’t dolen door de velden slaakt Marietje plots’ling kreten:
‘Een slang het me gebeten,
Ik gaan het hoekie om.’
Ma zegt: ‘Het is een fietsband, leg niet zoo gemeen te janken,
Dat he’ j’ aan j’ vaar te danken,
Die wou toch naar Hillegom.’
Ze peinst over een frontaanval, gevolgd door een tatouage,
Zegt iets van een blamage,
Zoo’n dikke dronken os.
Pa zegt: ‘Al pret gehad, wat let me of ik nek je’,
Draait onder dat gesprekje,
Een paar ledematen los.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten