Tien kleine negertjes gingen uit eten langs verre wegen.
Eén stikte in zijn drankje – toen waren er nog negen.
Negen kleine negertjes praatten tot diep in de nacht,
Eén kon niet wakker worden – toen waren er nog acht.
Acht kleine negertjes kwamen op een eiland aangedreven,
Eén zei, dat hij niet verder wou – toen waren er nog zeven.
Zeven kleine negertjes kapten hout met een kapmes,
Eén sloeg zichzelf in tweeën – toen waren er nog zes.
Zes kleine negertjes hielden een honingbedrijf,
Eén werd gestoken door een bij – toen waren er nog vijf.
Vijf kleine negertjes kregen met het recht gemier,
Eén kwam terdege in de knoei – toen waren er nog vier.
Vier kleine negertjes gingen naar zee en zie,
Eén rode haring verzwolg er een – toen waren er nog drie.
Drie kleine negertjes gingen naar Artis mee,
Eén grote beer drukte er een fijn – toen waren er nog twee.
Twee kleine negertjes gingen naar het zonnebad heen,
Eén schroeide de zon een gat in zijn bast – toen was er nog maar één.
Eén klein negertje bleef helemaal alleen.
Hij hing tenslotte zich maar op – dus bleef er toen niet één.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.