Home / Liedjes / Toch ben ik dol op jou

Toch ben ik dol op jou

(Davids/Morris 1920)

Als ik jou zie,
Wat sapristie,
Met al die sproeten op je wangen,
Dan denk ik, och
Hoe kon ik toch
Aan zoo’n mal type blijven hangen.
Want als ik wou,
Gerust ik zou
De mooiste meisjes kunnen krijgen,
Ik kan om jou zitten huilen,
Ik zou je voor de mooiste vrouw niet willen ruilen.
Jij hebt een wipneus, je haar is niet zacht,
Jij hebt geen kuiltje in je kin, als je lacht.
Iedereen vindt je een leelijke vrouw,
Toch ben ik dol op jou.
Je bent niet chique,
Niet excentriek,
Je draagt geen Liberty japonnen,
Bent niet geleerd,
Niet geblaseerd,
En toch ben ik met jou begonnen.
Je spreekt geen Fransch,
Schrijft geen romans,
Je kunt geen noot piano spelen,
Jij bent beslist geen gewiekste,
Maar in je eenvoud ben je mij de sympathiekste.
Jij hebt een wipneus, je haar is niet zacht,
Jij hebt geen kuil in je kin, als je lacht.
Iedereen vindt je een leelijke vrouw,
Toch ben ik dol op jou.
Je schrijft ‘Ik zei’
met ’n lange ij,
Maar je bakt fijne pannekoeken,
Je zit geen uur
Aan je coiffuur,
Maar je zet knoopen aan mijn broeken.
Je bent tevree,
Je doet niet mee
Aan wetenschappelijke vragen,
Jij weet niets van pneumocokken,
Maar je stopt ’s avonds alle gaatjes in mijn sokken.
Jij hebt een wipneus, je haar is niet zacht,
Jij hebt geen kuil in je kin, als je lacht.
Iedereen vindt je een lelijke vrouw,
Toch ben ik dol op jou.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten