Toen ik voor ’t eerst jou leerde kennen,
Toen was je lief en goed voor mij;
‘k Moest aan je nukken nog gewennen,
Toch voelde ik mij innig blij,
Als ‘k aan jou zij mij mocht bevinden;
Dan leefde ik in hooger sfeer;
‘k Gaf niet om ouders noch om vrinden,
Om waarschuwwoorden noch om eer!
Weet je nog wel, hoe ‘k onbedreven
Met jonge liefd’ m’ aan jou gaf!
Je was voor mij, mijn heele leven
’t Behoorde jou, tot aan het graf;
Aan al je grillen en verlangen
Voldeed ik steeds; hoe ‘k kwam aan ’t geld
Heb ‘k door krankzinnigheid bevangen
Aan jou, verachte, nooit verteld!
Nog komt m’ als schrikbeeld voor de oogen,
Als ‘k mij den tijd haal voor den geest,
Dat ‘k zag hoe ‘k door jou werd bedrogen,
Door jou, wiens slaaf ik was geweest!
Ik sidder nog bij het herdenken;
‘k Bedreef die misdaad door jou schuld,
Niets kan mij meer gemoedsrust schenken;
Van wanhoop is mijn ziel vervuld!
‘k Heb voor mijn misdaad zwaar geleden;
De cel heeft op mijn hoofd gedrukt
Den stempel van mijn droef verleden,
‘k Ga onder diepe smart gebukt;
Jij speelt de groote ‘werelddame’
En je leeft je leven als weleer,
Maar aan hem, de voor jou toch ‘bromde’,
Denk jij als lichtekooi niet meer!
Nu ‘k als vertrapte rond moet dolen,
Denk ik vol smart aan vroeg’ren tijd;
Mijn Vader heb ‘k voor jou bestolen,
Voor jou, een lichte, lage meid;
Mijn moeder, grijs van smart en schande,
Ligt nu op ’t kerkhof door mijn schuld!
O, dood! verbreek mijn aardsche banden,
Dan is mijn laatste wensch vervuld!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.