Jules (doopnaam: Julius) de Corte werd op 29 maart 1924 geboren in Deurne (NB). Hij kwam uit een socialistisch milieu en was het zesde kind van Anna van Eijk (1893-1981) en Peer de Corte (1888-1968). Het gezin bestond uit twaalf kinderen (waarvan er elf in leven bleven. Het gezin had het niet breed; er was “weinig ruimte, weinig comfort en vooral weinig geld”, schreef Jules er later over. Peer de Corte, een peelwerker met socialistische idealen, leidde in 1931 een mislukte staking tegen het gemeentelijk veen- en ontginningsbedrijf. Doel van de staking was het behoud van de verworven zes cent opslag per uur die de werkgever wilde terugdraaien. De aanvoerders van de staking, “elementen” genoemd, werden ontslagen, maar mochten hun zware werk hervatten als ze letterlijk op hun knieën vergiffenis vroegen. Dat weigerde Peer de Corte en hij heeft het geweten: hij werd door de gemeente Deurne op slinkse wijze zijn huis en de Peel uit gewerkt. Het onrecht (dat zijn ouders tot in Helmond achtervolgde) is van grote invloed op Jules geweest.
Toen Jules 14 maanden oud was kreeg hij een middenoorontsteking. Er werd een verkeerde diagnose gesteld en de aandoening sloeg over op zijn ogen waardoor hij blind werd. Vanaf 1927, hij is dan nog geen drie jaar oud, zat hij op het blindeninstituut in Grave (NB), eerst op de kleuterschool bij de zusters van het blindeninstituut De Wijnberg en vanaf zijn zevende jaar bij de fraters van het blindeninstituut Sint Henricus. Het was een streng katholiek jongensinstituut waar deze kinderen gekneed werden tot brave godvrezende jongelingen. Iedere zondag moesten ze vijf maal naar de kerk. Jules kon jaren later nog precies opsommen wat er dan allemaal op het programma stond: eerste mis, hoogmis, kruisweg, congregatie en lof. Op het instituut kreeg hij normaal onderwijs, aangevuld met een opleiding tot stoelenmatter en mandenvlechter. Daarnaast leerde hij het brailleschrift. Op zijn eigen verzoek ging hij deelnemen aan de muzieklessen. Daar leerde hij piano en orgel spelen. Hij bleek talent te hebben en ging na verloop van tijd ook eigen liedjes schrijven. En al op jonge leeftijd werd hij kerkorganist in Grave.
De jaren in het blindengesticht hebben een zwaar stempel gedrukt op Jules de Corte. Hij werd er streng opgevoed in de rooms-katholieke traditie, maar ervoer in de praktijk vaak weinig van de blijde boodschap die verkondigd werd. Het leven in het instituut was geordend en gereglementeerd alsof het een jeugdgevangenis betrof en de opvoeding was niet gericht op de emotionele behoeftes van het kind. Wat dat betreft, gold voor de pupillen hetzelfde als voor de fraters. Ongewild waren de blinde kinderen “ingetreden” en werden ze ondergeschikt gemaakt aan het harde kloosterregime.
Tot zijn veertiende heeft De Corte sterk geleden onder het gemis van een warm gezinsleven. Vele jaren later zou hij zijn jeugdherinneringen een plaats kunnen geven door er veel met lotgenoten en anderen over te praten.
Dat het onderwijs op het instituut goed was, leidde ertoe dat Jules de Corte een lagere- en middelbare-schoolopleiding kreeg die voor weinig kinderen uit zijn milieu was weggelegd. Zijn grote algemene ontwikkeling en zijn talenkennis zijn hem in de maatschappij goed van pas gekomen, ondanks het feit dat de opleiding bij de fraters geenszins was gericht op het zelfstandig functioneren in de samenleving. De voor een blindenschool logische opleiding in het lezen en schrijven van braille alsmede het foutloos kunnen werken op een gewone schrijfmachine, waren van onschatbare waarde. De Corte had grote achting voor Louis Braille, de uitvinder van het naar hem genoemde notatiesysteem.
Na de bevrijding van Zuid-Nederland, in de herfst van 1944, werden Britse en Canadese militairen in het blindeninstituut ingekwartierd, Zo kwam Jules in contact met een ander leven dan het traditionele kloosterbestaan. Hij speelde piano, sprak Engels en Frans, begeleidde zingende soldaten en zong zijn eerste eigen liedjes.
Het blindeninstituut benauwde hem dusdanig dat hij het in 1945, op 21-jarige leeftijd, verliet en er nooit meer terugkeerde. Als hij nadien om drie uur ’s middags op straat een ijsje at, werd hij overvallen door een groot geluksgevoel. Dat was immers het tijdstip waarop destijds altijd de weesgegroetjes moesten worden gebeden.
Hij keerde eerst terug naar zijn familie in Helmond. Na een aantal mislukte sollicitaties naar een kantoorbaan verhuisde hij in augustus 1945 naar Delft en ging daar bij de ouders van een vriend uit het internaat wonen. Daar ontdekte hij dat hij van de muziek zijn beroep kon maken. Jules plaatste op advies van zijn gastheer gelijk een advertentie in de krant “Bekwaam pianist biedt zich aan voor het opluisteren van danslessen, bruiloften en partijen”. De volgende dag al kreeg hij een baan aangeboden bij een dansschool voor het honorarium van veertig gulden per week. Op 15 augustus 1945 trad hij voor het eerst op. In het begin speelde hij voornamelijk op bruiloften en partijen. Daarnaast ging hij door met zijn muzieklessen. In 1949 behaalde hij bij het staatsexamen LO-piano en MO-orgel. In die tijd bespeelde hij ook het orgel van de Sacramentskerk in Delft.
Door zijn blindheid was het voor hem moeilijk om in theaters te gaan optreden. Hij solliciteerde bij de KRO bij het ziekenprogramma “De Zonnebloem van Alex van Wayenburg. Hij werd aangenomen en vanaf oktober 1946 was hij in dit programma te horen. Een jaar later werd hij op verzoek van Jan de Cler Later vaste medewerker bij het programma “Negen heit de klok”, het populaire zaterdagavondprogramma van Jan de Cler en Alexander Pola. In dit programma kreeg hij uiteindelijk zijn eigen rubriek.
In 1953 trad hij op in het radioprogramma “Beurzen open, dijken dicht”. Met het programma, dat van begin februari tot eind maart liep, werd door de gezamenlijke omroepen geld ingezameld voor de slachtoffers van de overstromingsramp van 1 februari 1953. In het programma zong hij het gelijknamige actielied zong en een tijdens elke uitzending geschreven “verslag” van wat er in het programma aan de orde was geweest.
Op 23 februari 1954 trouwde hij met de Delftse Wilhelmina Johanna (Mien) Verhoeven (1929-2006). Uit dit huwelijk werden drie zoons en drie dochters geboren.
Van 1953 tot 1983 speelde en zong De Corte talloze malen in theaters, op scholen en voor gezelschappen van allerlei aard in Nederland en Vlaanderen. (Na 1983 trad hij bij hoge uitzondering nog kort op, daarbij aan de piano begeleid door Bert van den Brink.)
Doorgaans werkte hij solistisch, maar met de pianist Louis van Dijk, en ook met Jan de Cler, Emmy Lopez Dias, Hetty Blok, Georgette Hagedoorn, Daniël Otten, Steven Hoogenberk en Peter Blanker stond hij in georganiseerd verband op de planken. In incidentele combinaties heeft hij met nagenoeg alle destijds bekende artiesten op het toneel of in de studio gewerkt; ook trad hij op voor Nederlanders in het buitenland, onder meer met Rita Reys (in Amerika) en Albert Mol (in Denemarken).
Tot 1970 reisde hij per trein door Nederland en België (met zijn geleidehond); daarna heeft zijn goede vriend Jan van Hout hem per auto vervoerd.
Van 1955 tot 1985 was Jules de Corte in vaste dienst bij de KRO met zijn programma “Roulette”. Hij verzorgde officieel vijftig uitzendingen per jaar, waarvoor hij elke week nieuwe teksten en begeleidingen schreef. In zijn programma zong en speelde Jules eigen tekst- en muziekvariaties bij plaatopnamen van anderen, waarvoor hij als eerste de techniek van het ‘indubben’ hanteerde: opnemen met een voorbespeelde geluidsband als basis en daaraan nieuwe opnames toevoegen. Zo ontstond een mozaïek van geluidsfragmenten door hem aaneengesmeed tot een half uur onafgebroken bijzonder originele muziek.
Samen met radiotechnicus Joop Kuipers maakte hij steeds vaker programma’s met “elektronische manipulaties” (onder meer “Kaatje ben je boven”,” Wintertour”, “De Zilverfluit”, “Het Weerhuis”); radio ‘pur sang’ dus, waarin werd geëxperimenteerd met zang, muziek en andersoortig geluid.
Ook werkte hij mee aan kro-jeugdprogramma’s (“De wigwam”, “Het Radioprentenboek”) van onder anderen Wim Quint en Roos Lippes, waarvoor hij speciaal kinderrepertoire schreef.
Jules de Corte werkte niet alleen voor de kro. Ook bij de vara, de avro, de ncrv, de tros en de ikon was hij een graag geziene gast. Voor de laatste omroep maakte hij wekelijks een inleidend lied bij de overweging van de dominee van dienst.
Bij de avro trad hij regelmatig op in het zondagmiddagprogramma “Muzikaal Onthaal” van Herman Emmink, waar hij werd begeleid door het Metropole Orkest onder leiding van Dolf van der Linden en, later, Rogier van Otterloo. In diverse producties trad hij op met Harry Bannink en diens combo, het Trio Louis van Dijk en in latere jaren met het Trio Cor Bakker.
De kritische manier waarop hij onder andere het katholieke geloof bezong was wel eens aanleiding tot een conflict met zijn werkgever. In december 1956 zou hij optreden voor kerstviering van de homobeweging COC in Amsterdam. Toen de KRO dit te weten kwam doordat zijn optreden werd aangekondigd in het verenigingsblad van het COC, werd Jules voor de keus gesteld om van het optreden af te zien of ontslagen te worden. En omdat Jules zijn broodwinning niet wilde verliezen gaf hij de KRO haar zin. Een aantal jaren later nam hij echter wraak. Hoewel hij zelf niet homoseksueel was, schreef hij het liedje over twee homoseksuele mannen die verliefd worden “Romeo en Julio”. Daarmee uitte hij zijn sympathie voor de emancipatie van de homobeweging, lang voordat Annie M.G. Schmidt iets vergelijkbaars deed.
Romeo en Julio
Dat onze wederzijdse ouders ruzie hadden
En onophoudelijk elkanders naam bekladden
Sprak ons als kinderen niet zo bijzonder aan
Desniettemin was het ons absoluut verboden
Zo pertinent dat je haast zeggen kon ten dode
Om ook maar even met elkander om te gaan
Tot wij op zekere keer die stalen regel schonden
Niet eens bewust met een voor opgezet idee
Onder het spelen hebben wij elkaar gevonden
ook al beseften wij dat toen nog geen van twee
Romeo en Julio, ook al beseften wij dat toen nog geen van twee
Toen onze wederzijdse ouders daarvan hoorden
Vielen er thuis natuurlijk hele harde woorden
En onze straffen waren evenredig zwaar
Met tirannie kan men een heleboel verdrukken
Alleen de waarheid is er nooit mee uit te rukken
En in het geheim kwamen we toch weer bij elkaar
Terwijl de avondlucht naar lentebloesem geurde
Terwijl de vogels liedjes zongen van de mei
Was het dat in ons iets heel wonderlijks gebeurde
Je werd er droevig van en tegelijk zo blij
Romeo en Julio, je werd er droevig van en tegelijk weer blij
We hebben heel wat smaad en spot moeten verdragen
De meeste deuren werden voor ons dichtgeslagen
De meeste mensen gunden ons slechts galg en rat
Tot wij tenslotte voor de tegenstand bezweken
En wij vertrokken zijn naar onbekende streken
Om te gaan wonen in een verre vreemde stad
Men zegt “waar liefde woont gebied de heer zijn zegen”
Maar voor de buitenbeentjes is dat toch niet waar
We hebben nooit meer een bericht van thuis gekregen
Maar zijn gelukkig, heel gelukkig met elkaar
Romeo en Julio we zijn gelukkig, heel gelukkig met elkaar
Voor de radio schreef hij duizenden liedjes. Vanaf 1955 begon Jules de Corte ook grammofoonplaten te maken. De single “Ik Zou Weleens Willen Weten” (1957) was een van de eerste platen die hij uitbracht. Het filosofische liedje over de zin van het bestaan werd een van zijn bekendste.
Ik zou weleens willen weten
Ik zou weleens willen weten, waarom zijn de bergen zo hoog
Misschien om de sneeuw te vergaren
Of het dal voor de kou bewaren
Of misschien als een veilige stut voor de hemelboog
Daarom zijn de bergen zo hoog
Ik zou weleens willen weten, waarom zijn de zeeën zo diep
Misschien tot geluk van de vissen
Die het water zo slecht kunnen missen
Of tot meerdere glorie van God die de wereld schiep
Daarom zijn de zeeën zo diep
Ik zou weleens willen weten, waarom zijn de wolken zo snel
Misschien dat ’t een les aan de mens is
Die hem leert hoe fictief een grens is
Of misschien is het ook maar eenvoudig een engelenspel
Daarom zijn de wolken zo snel
Ik zou weleens willen weten, waarom zijn de mensen zo moe
Misschien door hun jachten en jagen
Of misschien door hun tienduizend vragen
En ze zijn al zo lang onderweg naar de vrede toe
Daarom zijn de mensen zo moe
In 1962 ontving Jules de Corte een Edison uit handen van Wim Sonneveld op het Grand Gala du Disque voor zijn album “Liedjes Die Eigenlijk Niet Mogen”. In 1969 ontving hij een Gouden Harp van de Stichting Conamus.
In 1968 verhuisde Jules van Delft naar Helmond. In 1973 keerde hij terug naar zijn geboortestreek de Peel, waar hij zich vestigde in Helenaveen.
Eind jaren zestig besloot de programmaleiding van de KRO dat de omroep ‘hippere’ programma’s moest gaan maken. Daarnaast werden vermoedelijk de eigen studioproducties te duur, zodat er aan de arbeidsintensieve en op kwaliteit gebaseerde programma’s van Jules omstreeks 1969 een einde werd gemaakt. Omdat hij nu eenmaal zijn vaste aanstelling had, liet men hem onder meer kooraudities afnemen en optreden in andere KRO-programma’s met werk ver beneden zijn niveau. In “Muziek à gogo” maakte De Corte, in samenwerking met pianist en componist Jacques Schutte, tijdens de uitzending liedjes in opdracht van het publiek; meestal over voetbal of auto’s. Hij vond dit een dieptepunt in zijn carrière. Later deed hij hetzelfde in het radioprogramma “Van twaalf tot twee”, waarbij hem vijf woorden werden opgegeven om in een lied te verwerken.
Begin jaren zeventig werd hij zo boos over deze taakinvulling dat hij de programmaleiding een protestgedicht stuurde:
Zoals de vrouw haar strijkbout aanzet om te strijken
Zoals het kind zijn jasje aantrekt voor de kou
Zoals de man zijn rits hanteert als-ie moet zeiken
Zo schud ik elke week een liedje uit mijn mouw
En God-weet-wat-voor duffe, suffe stomme wijven
Uit Boerensloot of wie-zal-zeggen waarvandaan
Die zelf maar net hun naam met moeite kunnen schrijven
Vertellen mij waar “het chanson” over zal gaan
De resultaten die zijn ieder om het even
’t Gaat immers veel meer om de stunt dan om het lied
Ach ja, je moet weten te nemen en te geven
En je bent liedjeszanger of je bent het niet
Na even piekeren begin ik dan en tover
In pakweg drie kwartier mijn rijmeltje gereed
Willy Alfredo deed er heel wat korter over
Maar ja, die is dan ook een echte snelpoëet
Al wat ik ooit aan lief en leed heb opgeschreven
Al waar ik ooit naar heb gereikt of aan geraakt
Is door de plee gespoeld en het riool gedreven
Er is geen rat die daar problemen over maakt
Dit is het lied dat ik hardop zou willen zingen
Maar ja, dan zeggen ze: “De Corte wordt brutaal”
Derhalve doe ik beter het maar te verdringen
Maar: God vergelde het jullie honderdduizend maal
Hierna ga ik weer keurig over tot het stunten
En tot de orde van de Muze à go-go
Ik schrijf mijn woorden en mijn komma’s en mijn punten
Als: Jules de Corte, dorpsgek van de KRO
Dat had onmiddellijk gevolgen: hij kreeg weer beter werk aangeboden en mocht een aantal nieuwe programma-ideeën ontwikkelen, onder meer met Louis van Dijk en Jenny Arean, (en Tony van Verre als producer), wat weer leidde tot het programma Op vleugels, waarin door Van Dijk en De Corte geïmproviseerd werd op volksmuziek (en dat onder dezelfde naam een vervolg kreeg in het theater).
Later gingen steeds vaker ook anderen in De Cortes programma’s diens teksten zingen. De arrangementen van zijn muziek werden voor de begeleidende combo van Harry Mooten, Gerard van Bezeij en Henk Haverhoek, waarbij De Cortes arrangementen werden uitgeschreven door Jos Timmer. Zo ontstonden de programmaseries: Als het kijkglas maar vol is, Bij de buren zijn ze ook niet thuis, Dierbaar en Bij de volgende toon. Met Huub Martron maakte De Corte een door de programmaleiding als te cynisch beoordeeld programma getiteld: Hinken op twee benen.
In 1971 trad Jules de Corte op voor 20.000 jongeren tijdens Palaver in de Utrechtse Jaarbeurshallen. De religieuze manifestatie was georganiseerd door de Stichting Jeugd en Bijbel. De Corte was wel gelovig, maar noemde zichzelf in een interview in 1977 “zeer onkerkelijk”. Volgens hem hadden kerk en God niets met elkaar te maken. Het lied “Hallo Koning Onbenul” schreef hij uit frustratie en “vanuit mijn klem zitten met het mensdom”, zoals hij het bij een interview aan Het Parool noemde. De single was zijn enige grote hit. Het nummer stond twee weken in de Top 40 en behaalde de 37ste plaats.
Hallo Koning Onbenul
Hallo Koning Onbenul
Jij hoogste man van staat
He, he Koning Flauwekul
Ik ben toch zo benieuwd
Hoe het vandaag weer met jou gaat
Refrein:
La la la la lai
Ik zie jou bijna elke dag waar ik mij keer of wend
Bij voorspoed of bij tegenslag, ik weet dat jij er bent
In de huizen van de mensen
Langs de weg en op de straat
Uitgestald aan alle kanten
Helemaal ten voeten uit
Zodat ik wel moet herhalen
Halen
Hallo Koning Onbenul
Het is toch al te mal
He, he Koning Flauwekul
Ik kan mijn kont niet keren
Of ik zie jou overal
Refrein
Jij brokstuk personality, success by night and day
Te horen op de radio, te zien op de TV
Zondags in de weekendkerken
Zing jij de gemeente voor
Religieuze wiegeliedjes
“In de hemel is geen bier”
Maar wie weet wel wat te roken
Roken
Hallo, Koning Onbenul
Zeg op hoe jij dat doet
He, he Koning Flauwekul
Om ons te laten blazen
In jouw plastic bus met roet
Refrein
Geen voetbal gaat jou hoog genoeg
Geen dwaasheid jou te ver
Jij vult de lege hoofden met
De onzin van de STER
Geestverruiming kun je kopen
Liefde is voor elke beurs
Mozart is voor de konijnen
Bach noteert zijn pop-passion
Binnen twee minuten stilte
Stilte
Hallo, Koning Onbenul
Jij decadente held
He, he Koning Flauwekul
De pens is voor het vreten
En de zak is voor het geld
Refrein
In 1972 vierde Jules zijn zilveren jubileum. Als eerbetoon bracht zanger/acteur Frits Lambrechts het album “Frits Lambrechts Zingt Jules De Corte” uit. De orkestraties waren van Rogier van Otterloo en in de begeleiding was ook het Trio Louis van Dijk te horen. In december van datzelfde jaar was Jules een van de vele bekende Nederlandse artiesten die optraden bij het afscheid van de volkszanger Johnny Jordaan.
In 1975 werd hij bekroond met de Louis Davids prijs.
Op 1 juli 1976 scheidde hij officieel van Mien Verhoeven en op 30 juli 1976 trouwde hij met Theodora Dekker (geboren 1945). Dit huwelijk bleef kinderloos.
In de verhalenbundel “Het Locomotiefje En Andere Verhalen” van Godfried Bomans, dat in 1979 verscheen, stonden enkele versjes van Jules de Corte.
De Cortes laatste radioprogramma, tot 1982, was getiteld “Omstreeks het vijftiende uur” (later door de KRO-leiding omgedoopt in “De werkers van het vijftiende uur”, teneinde ongewenste associaties met een Bijbelpassage tegen te gaan). Hierin werkte hij samen met Sytha Bolt, Gregor Frenkel Frank, Herman Hofhuizen en Fried Peters.
In 1983 speelde Jules de Corte in een programma voor Radio 4 op verschillende instrumenten grammofoonplaten aan elkaar, maar door hartproblemen moest hij in november 1983 Stoppen met zijn radio-uitzendingen voor de KRO. Dat was het einde van zijn radiocarrière.
In dat jaar stopte hij ook met zijn “Cortefoon”. Ruim twaalf jaar lang was Jules de Corte dagelijks gedurende één minuut te beluisteren via de beroemde “Cortefoon”. Tussen 1971 en 1983 sprak Jules de Corte, thuis in Helenaveen, elke dag een gedicht, een overpeinzing, een aforisme of een andere tot nadenken stemmende tekst in op een telefonisch antwoordapparaat (voor de gewone consument een noviteit in 1971). Omdat het speciale telefoonnummer op de achterkaft van de telefoongids stond vermeld, wisten velen de “Cortefoon” te vinden. Jules was hiermee een voorloper van de latere, commerciële 06-nummers, met dien verstande dat hij nooit een cent verdiend heeft aan deze activiteit. Wel werden na enige tijd drie telefoonlijnen gesubsidieerd door het toenmalige ministerie van CRM (Cultuur, Recreatie & Maatschappelijk Werk).
Het repertoire dat door Jules de Corte gebracht werd vond steeds minder aansluiting bij de tijd van toen. In interviews liet Jules zich kritisch uit over de “veramerikanisering” van de muziek en het naar zijn mening veel te seksueel openhartige karakter van de teksten.
In de loop van de jaren tachtig werden de optredens steeds minder. In een interview met De Volkskrant van 2 april 1994 vertelde hij dat hij uit angst gestopt was met optredens. “Ik had het gevoel dat ik moest verschijnen met indrukwekkende boxen, dat ik meer moest zijn dan er is. Ze gaven me het gevoel dat ik niet meer mezelf mocht zijn. (…) Als je speelt voor een zaal, moet het circuit volstromen. Er moet iets op gang komen. Hoe langer hoe meer kreeg ik het idee dat het mij niet zou lukken”.
In augustus 1985 moest hij wegens gezondheidsproblemen een punt zetten achter zijn veertig jaar durende carrière.
In de periode 1984 -1996 speelde Jules de Corte weer orgel (in Helenaveen op het harmonium, in Deurne op het pijporgel, beide van de protestantse kerk). Ook bespeelde hij sinds 1976 het carillon in Helenaveen, dat na zijn dood naar hem vernoemd zou worden; op marktdagen deed hij dat in Deurne. Zo was hij, tot kort voor zijn dood, toch nog de “dorpsmuzikant”geworden, die hij, naar eigen zeggen, altijd had willen zijn