Molenaar – korenmolenaar




Zelfstandig beroep

Molenaar, in verschillende dialecten ook wel mulder genoemd, is al een eeuwenoud zelfstandig beroep. Meestal werd het maalbedrijf van vader op zoon overgedragen. De molenaar trad tevens als leermeester op. Nederland kende talrijke geslachten waarin het ambacht van korenmolenaar werd voortgezet, soms tot ver in de twintigste eeuw.

Handleidingen met precieze aanduidingen van technische details van molens en werktuigen, met richtlijnen omtrent maalsnelheid, temperatuur en verschillende meelkwaliteiten bestonden niet in Nederland, in tegenstelling tot veel andere landen De overdracht van de nodige kennis op de nieuweling in het vak vond in de praktijk plaats.

De molen was gepacht of eigen bezit, eventueel samen met een compagnon. Het bedrijf was een typisch kleinbedrijf. De molenaar werd bijgestaan door één of enkele knechts. Stond hij er alleen voor, dan werkte zijn vrouw mee.

Afwisselend ambacht

Het kleinbedrijf maakte een verregaande opsplitsing van taken niet mogelijk. De molenaar vervulde daarom vele taken en moest kennis hebben van:

– graan malen

– wind en weer

– scherpen van molenstenen

– houtbewerking voor onderhoud molen

Het malen van graan was een ambachtelijke activiteit. Het vereiste vaardigheden die de korenmolenaar verwierf door jarenlange oefening in de praktijk.

Het ambacht van korenmolenaar had dus meer facetten. De korenmolenaar had bijvoorbeeld niet alleen verstand van het malen van graan, maar moest als windmolenaar ook verstand hebben van het weer. Hij moest de wolkenvormen goed kennen om te weten wanneer hij de windmolen nog verantwoord kon laten draaien. Wanneer de molen bij te sterke wind op hol slaat bestaat het risico dat de molen in brand vliegt. Vroeger verloor hij in zo’n geval voor lange tijd zijn inkomstenbron.

Windrichting

In de meteorologie is de windrichting de richting waar de lucht vandaan komt. Bij een westenwind komt de wind uit het westen en gaat de lucht van west naar oost.  Wanneer de wind constant uit een bepaalde richting waait, dan wordt er lucht aangevoerd, die afkomstig is van hetzelfde brongebied. De wind waait van hoge naar lage druk. Bij westenwind is deze lucht afkomstig van zee (maritiem) en bij oostenwind lucht afkomstig van land (continentaal) Westenwind bevat veel waterdamp en voert altijd wolken mee.  Oostenwind is droog en meestal zonder wolken. De noordenwind brengt koude lucht, de zuidenwind warme lucht.

Op grond van de windrichting kunnen we een bepaald weerbeeld verwachten, zolang de wind uit deze richting blijft komen. Is de wind echter variabel, dan volgt meestal weersomslag.

Naast het malen van graan en het omgaan met de grillen van het weer moet een molenaar de molenstenen goed kunnen scherpen. Dat is regelmatig nodig is om een goed product te kunnen krijgen.

De molensteen

Een molensteen is een ronde steen die onder andere in windmolens en watermolens wordt gebruikt voor het malen van granen en andere producten, zoals boekweit, erwten en bonen, lijnkoeken en eikenschors. In een korenmolen wordt het graan tot meel vermalen of gebroken door middel van twee (een koppel) molenstenen of maalstenen. Het scherpsel tussen de stenen kan, afhankelijk van het te malen product, verschillende patronen hebben.

Voor het uitzetten van een nieuw scherpsel op een steen wordt een houten mal gebruikt. Om een maalsteen zitten twee ijzeren banden die voorkomen dat de steen in stukken uit elkaar kan vliegen. De stenen zijn voorzien van een rond gat, waardoorheen de steenspil steekt. De ronddraaiende steen, de zgn. loper, heeft aangrijpingspunten (meestal vier of twee, soms drie) voor de rijn die hem met de steenspil verbindt.

Verder behoorde ook het onderhoud van de molen tot zijn werk. Kortom, de molenaar behoorde vaardig te zijn in houtbewerking. Hamers, beitels, een zaag, een fijne houtvijl, een duimstok en enkele andere gereedschappen vond men op iedere molen. De molenaar deed zoveel mogelijk zelf. Alleen voor het grote herstelwerk werd de molenmaker ingeschakeld.

Aanzien

De korenmolenaar was in vele streken in Nederland een burger met aanzien, met enige goede wil de plaatselijke industrieel te noemen en samen met de geestelijke, de burgemeester en de brouwer tot de notabele van een stadje of dorp behorend.

De maatschappelijke positie van de korenmolenaar kwam op een gegeven moment echter onder druk te staan. De afschaffing van de gilden zorgde voor een toenemende concurrentie binnen de bedrijfstak. Dat was vooral merkbaar in de steden waar veel korenmolens waren, zoals Amsterdam dat ruim dertig molens op het stedelijk grondgebied had en nog een ruim aantal in de directe omgeving. Drie Amsterdamse molenaars die het stadsbestuur vroegen om maatregelen tegen de bovenmatige concurrentie in de graanmaalderij, merkten op dat ‘hoe groot in aanzien het te vaak met een afgunstig oog beschouwde bedrijf van korenmolenaar zich aan sommigen moge voordoen, het in zichzelve altoos een kostbaar, maar gering en aan vele onaangenaamheden onderworpen bedrijf is.’

De molenaar was dan misschien wel enigszins ‘notabel’, maar zijn positie wekte ook jaloezie op. Sommigen zagen hem als de slimme ambachtsman die via list en bedrog aan zijn profijt kwam. Een bron van irritatie was de merkwaardige monopoliepositie die hij had ten opzichte van zijn leveranciers en afnemers. De boeren als graanleveranciers hadden op het platteland weinig keuze bij welke molen ze hun rogge of tarwe zouden laten malen. Als er op korte afstand echter meer molens waren, probeerden de molenaars via onderlinge afspraken het maalloon hoog te houden, een praktijk die ook in de steden gangbaar was. De molenaar haalde zijn inkomsten uit het maalloon. De hoogte daarvan verschilde van plaats tot plaats en werd soms in geld, meestal in een percentage van het vermalen graan uitgedrukt. Uit elke zak graan die aan de molen kwam, haalde de molenaar met een speciale maatschep de hoeveelheid die hem toekwam. Hij ging daarbij zeker niet altijd nauwkeurig te werk en liet soms ook ‘zijn mouw meescheppen’. De volksmond sprak nogal eens kwaad over de korenmolenaar, zoals in het volgende Brabantse versje:

Mulder, mulder korendief
Grote zakken heeft hij lief
De kleintjes wil hij niet malen
Daar kan hij niet genoeg uit halen

Ten opzichte van de bakkers had de molenaar eveneens een onaantastbare positie. De hele meelhandel was strak bij de wet geregeld: molenaars mochten niet in meel handelen en bakkers mochten niet malen. Voor al zijn meel ging de bakker dus met graan uit eigen voorraad naar een molenaar om er, na betaling van maalloon, het meel weer in ontvangst te nemen. Hij moest dat meel meteen weer mee naar de bakkerij nemen, want de molenaar mocht nooit meel in zijn molen hebben. Omdat het meel maar enkele dagen houdbaar was, moest de bakker elke keer weer naar de molen om een kleine portie graan te laten malen. Ook op het platteland, waar de boeren veelal hun eigen brood bakten, golden deze regels.

Ondanks zijn uitzonderlijke positie, kon de molenaar nooit rijk worden. Het maalloon was zijn enige verdienste en dat poogde hij door afspraken met andere molenaars veilig te stellen. In vele gevallen had de molenaar naast zijn maalbedrijf nog andere activiteiten. Hij hield een herberg, had een winkeltje, bezat een stukje grond of hield enig vee.

Meel laden
Meelzakken uitladen
Korenmolen in Blijham (Groningen)

De huidige molen en molenaars

Voor het behoud van een molen is het belangrijk dat hij regelmatig draait. Veel van de bestaande molens draaien wekelijks dankzij de inzet van vrijwillige molenaars, zodat men gelukkig nu nog kan zien hoe vroeger met de molens gewerkt werd.

Eind jaren zestig van de vorige eeuw is een kleine groep van enthousiaste molenliefhebbers gestart met het organiseren van een opleiding tot vrijwillig molenaar. Uit dit initiatief is in 1972 Het Gilde van Vrijwillige Molenaars (GVM) voortgekomen. Het GVM is een landelijke vereniging met provinciale afdelingen, die zich tot doel heeft gesteld een opleiding te verzorgen voor mensen die monumentale wind- en watermolens willen laten draaien. Om het eeuwenoude ambacht van molenaar op nieuwe generaties over te kunnen brengen heeft GVM een speciaal lesprogramma voor molenaars. Als de nieuwe molenaar bij het examen van De Hollandsche Molen blijk heeft gegeven van voldoende kennis en vaardigheid, krijgt hij of zij het door de overheid erkende getuigschrift van De Hollandsche Molen uitgereikt. Het Gilde van Vrijwillige Molenaars heeft 2.400 leden. In de loop van haar bestaan hebben al ruim 2.000 kandidaten met succes examen gedaan.

De beschermvrouw van De Hollandsche Molen is Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix der Nederlanden.

Het ambacht van molenaar is in 2013 uitgeroepen tot immaterieel erfgoed. Het is opgenomen op de Nationale Inventaris van het Immaterieel Cultureel Erfgoed in Nederland.

Sint-Victor patroon

Vanaf de Middeleeuwen is Sint-Victor de patroon van de koren molenaars. Hij wordt vaak in afbeelding met molenstenen of met een korenmolen afgebeeld. In vele steden was het gilde van korenmolenaars genoemd naar Sint-Victor en was Sint-Victorsdag, 21 juli, voor het molenaarsgilde een belangrijke feestdag.

982
Marskramer
799
Mollenvanger...

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten