Het werk als schoorsteenveger is een van de oudste beroepen ter wereld. De schoorsteenveger die wij vandaag de dag kennen is gebaseerd op de schoorsteenveger die zich tweehonderd jaar geleden ontwikkelde tijdens de industriële revolutie. In de vijftiende en zestiende eeuw in West-Europa, werden de daklijnen bekleed met trapgevels om zo de schoorsteenveger gemakkelijk toegang te geven tot de schoorsteen. In de negentiende eeuw vormden schoorsteenvegers de grootste groep Italiaanse migranten in Nederland. Zij kwamen uit het Noord-Italiaanse Piemonte en Ticino, op de grens van Zwitserland en Frankrijk.
Bijna 40% van de 500 Italianen die tussen 1860 en 1880 naar Amsterdam en Rotterdam kwamen was schoorsteenveger. De schoorsteenvegers slaagden er in een monopoliepositie op te bouwen en wisten die lange tijd te behouden. Zij dankten hun succes in dit beroep niet alleen aan hun vakkennis, maar ook aan de goedkope arbeidskrachten die ze gebruikten. In de schoorsteenvegersbranche was het ‘padronesysteem’ gebruikelijk. Iedere baas rekruteerde knechtjes uit zijn eigen herkomstgebied, veelal tijdens zijn verblijf in Italië in de winter. In 1788 werden in Engeland de eerste wetten geschreven voor het beroep als schoorsteenveger. Een schoorsteenveger mocht niet meer dan 6 leerknechten hebben en zij moesten minimaal 8 jaar oud zijn. Na 1875 mocht een schoorsteenveger alleen zijn werk uitvoeren wanneer hij hiervoor toestemming had van de overheid. De overheid wees per district enkele schoorsteenvegers aan. Patroonheiligen Florian) van Lorch, (Oostenrijk) en Johannes de Doper Jeruzalem, (Palestina).
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.