“Kaatseballen in een net”… zongen we als het sinterklaastijd was in het sinterklaasliedje “O, kom er eens kijken“. Maar wie doet dat spel van vroeger nog? Niet veel kinderen weten tegenwoordig nog wat kaatseballen zijn, vandaar dat in de nieuwe tekst van het sinterklaaslied de kaatseballen ook verdwenen zijn.
Hoe ging kaatseballen ook alweer? Met twee, drie, vier of vijf ballen om en om tegen de muur gooien en opvangen. Als je een bal liet vallen was je af en mocht de volgende. Je kon het op allerlei manieren doen: onderhands, bovenhands, onder je benen door, erbij klappen, enzovoorts.
Om het spel onder de knie te krijgen kon je eenvoudig beginnen. Je kon beginnen met het in de lucht gooien van ballen, jongleren dus. Dat is eigenlijk de basis van kaatseballen.
De kinderen zongen er ook liedjes bij. Bij de tekst van de liedjes hoorden dan allerlei opdrachten. Bijvoorbeeld ‘Karel 1 brak zijn been’ betekende dat je op een keer moest hinken terwijl je gooide en ving.
Dit spel was uiteraard heel goed voor de motoriek en vereiste een goede concentratie, helemaal als je er ook nog liedjes bij zong.