De erfenis

Alma Gyselinck - 29-08-2016


Dichter(es): Onbekend

Het gedicht begint als volgt:

voor jaren knielde ik eens op moeders vroeg gedolven graf.
Ik weende want ze was me ontnomen die het leven al zijn vreugde gaf.
Waarom toch, ach…

Verder ken ik het niet meer, ik leerde het ongeveer in 1947. Wie kan mij helpen?








Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *




4 reacties

  1. Hartelijk dank Trees

  2. Trees Jonas-van Dijk

    Beste Karine,
    Ik ben benieuwd of je moeder het kent. Ik had een werkwoord ten onrechte gecorrigeerd:
    “…geen enkel sprankje vlood….,= van werkwoord “vlieden”, ik had er “vloot” van gemaakt, maar moet “vlood” zijn. En mijn moeder was van 1909, ze is 89 geworden.
    Veel plezier met het gedicht, groet

  3. ik ben de dochter van Alma Gyselinck en maak haar dit gedicht over. Ik ben je alleszins dankbaar voor je moeite. Karine

  4. Trees Jonas-van Dijk

    Mijn moeder is van 1908, overleden in 1998 en heeft destijds het volgende gedicht, in grote lijnen uit haar hoofd, wel 5 of 6 keer opnieuw opgeschreven, ik raak telkens ontroerd bij het lezen, mijn moeder kreeg mij als jongste met bijna 47 jaar, ik ben nu 60:

    Eene Moeder,
    Als gij nog een moeder hebt
    Zoo dankt den Heer en wees tevreden
    En heilig zij u steeds de grond
    Door haar in lief en leed te treden

    Verzorg, vereer, vertroetel haar
    ’t Is nu nog tijd, nog hebt g’een Moeder
    Maar ach misschien, in ’t kort misschien
    Dan roept de wijze Albehoeder

    Haar van U weg en gij, gij weent
    En klaagt Uw smart aan maagd en vrinden
    Maar ’t is te laat, in ’t graf alleen
    In ’t graf kunt gij haar wedervinden

    Verlustig U in haar gelaat
    aanschouw, geniet dat minnelijk wezen
    En laat haar toe hoe g’haar bemint
    Tot diep in Uwe ziel te lezen

    Wat heeft zij U steeds lief gehad
    Hoe warm heeft haar ’t hart geslagen
    Wanneer gij springend op haar schoot
    Aan haar alleen kwaamt voedsel vragen

    En staakt gij Uw poezele handjes uit
    Om daarmee moeders wang te strelen
    Dan was het een hemel in haar ziel
    Die zij met U alleen kon delen

    Nu is zij oud en stram en stijf
    Haar beste krachten zijn verdwenen
    Haar liefde, nee, oh driemaal neen
    Geen enkele sprank vloot daarvan heen

    Haar hart is even liefdevol
    Is even warm voor U gebleven
    En blijft het tot haar laatste snik
    Tot zij vertrekt naar een beter leven

    Zeg hebt ge Uwe Moeder nog
    Ga heen en zet U naast haar neder
    En wacht den dag van morgen niet
    Rijst morgen ’t daglicht voor haar weder

    Ga heen en neemt haar koude hand
    Breng die eerbiedig aan Uw lippen
    En laat ze uit liefde en dankbaarheid
    Voor haar aan hart en mond ontglippen

    Zeg hebt ge geene Moeder meer?
    Rust zij reeds in de schoot der aarde
    Ga heen en kniel, kniel op dat graf
    Dat graf van U van zoveel waard

    Daar wenend op dee’s dierbare plek
    In droevige aanschijn neergezeten
    Zeg Moeder, lieve Moeder teer
    ‘k Zal nimmer, nimmer U vergeten

    Ook ik had eens dat groot geluk
    Aan vele Uwer nog beschoren
    Ik had een minnend ouderpaar
    O God, ik ben ze bei verloren

    Op ’t kerkhof hier op deze plek
    Hier ligt ‘leven van mijn leven
    Zij gingen heen en ik o God
    Ik ben zo gans alleen gebleven

    Ik weet niet of de volgorde helemaal klopt, ook weet ik niet of u dit gedicht bedoelt.
    Met vriendelijke groet,

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten