Dichter(es): | Onbekend |
Het gedicht begint als volgt:
voor jaren knielde ik eens op moeders vroeg gedolven graf.
Ik weende want ze was me ontnomen die het leven al zijn vreugde gaf.
Waarom toch, ach…
Verder ken ik het niet meer, ik leerde het ongeveer in 1947. Wie kan mij helpen?
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
Hartelijk dank Trees
Beste Karine,
Ik ben benieuwd of je moeder het kent. Ik had een werkwoord ten onrechte gecorrigeerd:
“…geen enkel sprankje vlood….,= van werkwoord “vlieden”, ik had er “vloot” van gemaakt, maar moet “vlood” zijn. En mijn moeder was van 1909, ze is 89 geworden.
Veel plezier met het gedicht, groet
ik ben de dochter van Alma Gyselinck en maak haar dit gedicht over. Ik ben je alleszins dankbaar voor je moeite. Karine
Mijn moeder is van 1908, overleden in 1998 en heeft destijds het volgende gedicht, in grote lijnen uit haar hoofd, wel 5 of 6 keer opnieuw opgeschreven, ik raak telkens ontroerd bij het lezen, mijn moeder kreeg mij als jongste met bijna 47 jaar, ik ben nu 60:
Eene Moeder,
Als gij nog een moeder hebt
Zoo dankt den Heer en wees tevreden
En heilig zij u steeds de grond
Door haar in lief en leed te treden
Verzorg, vereer, vertroetel haar
’t Is nu nog tijd, nog hebt g’een Moeder
Maar ach misschien, in ’t kort misschien
Dan roept de wijze Albehoeder
Haar van U weg en gij, gij weent
En klaagt Uw smart aan maagd en vrinden
Maar ’t is te laat, in ’t graf alleen
In ’t graf kunt gij haar wedervinden
Verlustig U in haar gelaat
aanschouw, geniet dat minnelijk wezen
En laat haar toe hoe g’haar bemint
Tot diep in Uwe ziel te lezen
Wat heeft zij U steeds lief gehad
Hoe warm heeft haar ’t hart geslagen
Wanneer gij springend op haar schoot
Aan haar alleen kwaamt voedsel vragen
En staakt gij Uw poezele handjes uit
Om daarmee moeders wang te strelen
Dan was het een hemel in haar ziel
Die zij met U alleen kon delen
Nu is zij oud en stram en stijf
Haar beste krachten zijn verdwenen
Haar liefde, nee, oh driemaal neen
Geen enkele sprank vloot daarvan heen
Haar hart is even liefdevol
Is even warm voor U gebleven
En blijft het tot haar laatste snik
Tot zij vertrekt naar een beter leven
Zeg hebt ge Uwe Moeder nog
Ga heen en zet U naast haar neder
En wacht den dag van morgen niet
Rijst morgen ’t daglicht voor haar weder
Ga heen en neemt haar koude hand
Breng die eerbiedig aan Uw lippen
En laat ze uit liefde en dankbaarheid
Voor haar aan hart en mond ontglippen
Zeg hebt ge geene Moeder meer?
Rust zij reeds in de schoot der aarde
Ga heen en kniel, kniel op dat graf
Dat graf van U van zoveel waard
Daar wenend op dee’s dierbare plek
In droevige aanschijn neergezeten
Zeg Moeder, lieve Moeder teer
‘k Zal nimmer, nimmer U vergeten
Ook ik had eens dat groot geluk
Aan vele Uwer nog beschoren
Ik had een minnend ouderpaar
O God, ik ben ze bei verloren
Op ’t kerkhof hier op deze plek
Hier ligt ‘leven van mijn leven
Zij gingen heen en ik o God
Ik ben zo gans alleen gebleven
Ik weet niet of de volgorde helemaal klopt, ook weet ik niet of u dit gedicht bedoelt.
Met vriendelijke groet,