De storm

Julien Lachaert - 25-10-2012



Bulderend woed de storm met ’t oude vaartuig








Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *



Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.


1 reactie

  1. DE LAATSTE STORM.
    Bulderend speelt de zee met ’t oude vaartuig.
    Ka1m, manhaftig kampt de grijze zeeman
    met den storm. Maar splijtend to alien kante
    vreeselik kraken de oude brooze wanden.
    Bleek en bevend staart alom de manschap
    naar het krakend wantwerk en den zeeman.
    „Sloepen of en vrouwen eerst !” gebiedt hij.
    Wiegend waggelen sloepen in den storrem,
    angstig ijlt de manschap in de sloepen.
    Eenzaam staat op ’t vaartuig de oude zeeman.
    „Vol!” zucht hij, „vaartwel, matrozen, redt u.”
    Door den storm verdwijnen zijne sloepen.
    Bulderend speelt de zee met ’t splijtend vaartuig.
    Kalm, manhaftig bidt de grijze zeeman,
    de armen rond een mast. Zoo lange reisden
    schip en zeeman samen door de stormen ;
    grijs is ’t hoofd geworden van den zeeman,
    krakend en versleten ’t machtig vaartuig . . . .
    O de wind, de zee, de laatste storrem!
    Schuimend, bruischend, stijgen wilde baren
    onder zijne voeten. Krakend, berstend,
    in de diepe kolken draait het vaartuig…
    Samen duikelen schip en man, verzwolgen.
    Machtig stormt de zeewe grootsch en eenzaam.