DE LAATSTE STORM.
Bulderend speelt de zee met ’t oude vaartuig.
Ka1m, manhaftig kampt de grijze zeeman
met den storm. Maar splijtend to alien kante
vreeselik kraken de oude brooze wanden.
Bleek en bevend staart alom de manschap
naar het krakend wantwerk en den zeeman.
„Sloepen of en vrouwen eerst !” gebiedt hij.
Wiegend waggelen sloepen in den storrem,
angstig ijlt de manschap in de sloepen.
Eenzaam staat op ’t vaartuig de oude zeeman.
„Vol!” zucht hij, „vaartwel, matrozen, redt u.”
Door den storm verdwijnen zijne sloepen.
Bulderend speelt de zee met ’t splijtend vaartuig.
Kalm, manhaftig bidt de grijze zeeman,
de armen rond een mast. Zoo lange reisden
schip en zeeman samen door de stormen ;
grijs is ’t hoofd geworden van den zeeman,
krakend en versleten ’t machtig vaartuig . . . .
O de wind, de zee, de laatste storrem!
Schuimend, bruischend, stijgen wilde baren
onder zijne voeten. Krakend, berstend,
in de diepe kolken draait het vaartuig…
Samen duikelen schip en man, verzwolgen.
Machtig stormt de zeewe grootsch en eenzaam.
Gerelateerd:
De Storm Wanneer de storm is uitgewaaid, gaan mijn gedachten stil tot God. Ik…
Storm op de hei De hei ligt te huilen, Ruig opengeborsten Aan kieren en kuilen En…
DE LAATSTE STORM.
Bulderend speelt de zee met ’t oude vaartuig.
Ka1m, manhaftig kampt de grijze zeeman
met den storm. Maar splijtend to alien kante
vreeselik kraken de oude brooze wanden.
Bleek en bevend staart alom de manschap
naar het krakend wantwerk en den zeeman.
„Sloepen of en vrouwen eerst !” gebiedt hij.
Wiegend waggelen sloepen in den storrem,
angstig ijlt de manschap in de sloepen.
Eenzaam staat op ’t vaartuig de oude zeeman.
„Vol!” zucht hij, „vaartwel, matrozen, redt u.”
Door den storm verdwijnen zijne sloepen.
Bulderend speelt de zee met ’t splijtend vaartuig.
Kalm, manhaftig bidt de grijze zeeman,
de armen rond een mast. Zoo lange reisden
schip en zeeman samen door de stormen ;
grijs is ’t hoofd geworden van den zeeman,
krakend en versleten ’t machtig vaartuig . . . .
O de wind, de zee, de laatste storrem!
Schuimend, bruischend, stijgen wilde baren
onder zijne voeten. Krakend, berstend,
in de diepe kolken draait het vaartuig…
Samen duikelen schip en man, verzwolgen.
Machtig stormt de zeewe grootsch en eenzaam.