Beste Riet,
Ik ken wel een gedicht “Haar kleinkind” maar niet van Ina Boudier-Bakker. Deze is van Manna de Wijs-Moutto.
Haar kleinkind
Grootmoe wat zal je me geven, wanneer ik naar school toe ga?
Ik geef je een vlieger, daar vlieg je mee kind
Ver boven de mensen, in regen en wind
Een vlieger, dat is zo een kost’lijk gerief
Die zal ik jou geven mijn prinseke lief!
Grootmoe wat zal je me geven, als ik eens mijn communie ga doen?
Ik heb je een slot en een sleutel beloofd
Dat niemand je kindervertrouwen ontrooft
Want vent, om je zieltje sluipt menige dief
Dat moet je versluiten, mijn prinseke lief.
Grootmoe wat zal je me geven, wanneer ik eens trouwen zal gaan?
Ik geef je een gordel met zijde omwoeld
Zodat je de druk van de keten niet voelt
Die schakels, eerst luchtig, ze worden massief
Die mag je niet voelen, mijn prinseke lief.
Grootmoe wat zal je me geven, wanneer ik eens vader zal zijn?
Ik geef je een boekje waar ik alles in schreef
Van dat wat je zelf in je jonkheid bedreef
En heb je dan tegen je kleuters een grief
Lees dan in dat boekje, mijn prinseke lief.
Grootmoe wat zal je me geven, wanneer ik eens grootvader ben?
Dan is er mijn jongen, zo moe en zo oud
En gans met het werk’lijke leven vertrouwd
Kom dan op het kerkhof, en denk bij mijn graf
Aan alles wat grootmoe haar prinzske gaf.
Beste Riet,
Ik ken wel een gedicht “Haar kleinkind” maar niet van Ina Boudier-Bakker. Deze is van Manna de Wijs-Moutto.
Haar kleinkind
Grootmoe wat zal je me geven, wanneer ik naar school toe ga?
Ik geef je een vlieger, daar vlieg je mee kind
Ver boven de mensen, in regen en wind
Een vlieger, dat is zo een kost’lijk gerief
Die zal ik jou geven mijn prinseke lief!
Grootmoe wat zal je me geven, als ik eens mijn communie ga doen?
Ik heb je een slot en een sleutel beloofd
Dat niemand je kindervertrouwen ontrooft
Want vent, om je zieltje sluipt menige dief
Dat moet je versluiten, mijn prinseke lief.
Grootmoe wat zal je me geven, wanneer ik eens trouwen zal gaan?
Ik geef je een gordel met zijde omwoeld
Zodat je de druk van de keten niet voelt
Die schakels, eerst luchtig, ze worden massief
Die mag je niet voelen, mijn prinseke lief.
Grootmoe wat zal je me geven, wanneer ik eens vader zal zijn?
Ik geef je een boekje waar ik alles in schreef
Van dat wat je zelf in je jonkheid bedreef
En heb je dan tegen je kleuters een grief
Lees dan in dat boekje, mijn prinseke lief.
Grootmoe wat zal je me geven, wanneer ik eens grootvader ben?
Dan is er mijn jongen, zo moe en zo oud
En gans met het werk’lijke leven vertrouwd
Kom dan op het kerkhof, en denk bij mijn graf
Aan alles wat grootmoe haar prinzske gaf.