Het Keiendijkje

Johri van Koert - 16-11-2012


Type: versje

Jan kwam langs een keiendijkje,
En hij dacht dat is wel wat.
Al die leuke , ronde keitjes
Leken hem zo lekker glad.

????????????????
En als je dan vlug ging zitten
Gleed je heerlijk naar benee.

Jantje ging meteen aan ’t klimmen
En stond spoedig bovenop.
????????????????
???????daar gleed hij van de top.

Jantje gleed wel honderd keren.
Toen sloeg bimmebam de klok.
Jantje dacht: Oh jee, dat laat al!
Jantje holde want hij schrok.

Bij de huizen aangekomen
Joelden de jongens: Ha-je-wiet!
Kijk die Jan! Ze schaterlachtten.
Ieder lachtte die Jantje ziet.

Jantje dacht :waarom dat lachen?
En verdraaide haast zijn nek.
Wat hij toen zag: oh! hoe vreeslijk!
Oh! hoe erg, hoe naar, hoe gek!

’t Onderdeel van Jantje’s broekje was versleten. Oh, hoe naar!
’t Onderbroekje vol met gaatjes.
Daardoor scheen zijn vel. Wat raar!

Jantje huilde, Jantje holde
In een vaartje naar zijn huis.
Maar daar was, dat begrijp je,
Voor ons Jantje ook niet pluis.

Vader schold en moeder bromde.
Jantje moest meteen naar bed.
En in het broekje heeft zijn moeder
Een reuze grote lap gezet.









1 reactie

  1. Couplet 2 en 3 gaan als volgt:

    Jantje ging meteen aan het klimmen
    en stond spoedig bovenop.
    Hij ging zitten, roetsj, daar gleed hij.
    Jantjes vreugde steeg ten top.

    Oh, wat ging dat glijden lekker.
    Steeds naar boven viel niet mee.
    Maar als je dan weer gauw ging zitten,
    gleed je heerlijk naar benee.