Een gedicht wat mijn Moeder voordroeg. Ik meen dat het een lang gedicht was over een dorpsraad die het water in de put inspecteert.
Daar stond sinds mensenheugenis een put met water klaar en fris
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
Bedoelt u dit gedicht van B.V. Meurs?
De raad in de put
Te B een dorp op het platteland
Waar ’t ploegen en het eggen
Gebeuren zal naar d’ouden trant
Zolang een kip zal leggen
Daar lag sinds menschenheugenis
Een put met water klaar en frisch
Daar kwamen in de morgenstond
Met emmers om te scheppen
De boerendames uit het rond
Als ooievaars die kleppen
Ja, scheller nog was ’t klappen van
En over Jan en alleman
Op zekere dag was ‘t groot appel,
En ging geducht de snater
’t Is om te springen uit je vel
Om dat vermierde water
’t Wordt maar niet helder meer en klaar!
De koffie bah smaakt misselijk naar
’t Is duizendmaal den raad gezeid
Hij houdt ons voor het lapje
Wij horen, zien van geen bescheid
’t Moet uit dat flauwe grapje
Komt trekken we allemaal eene lijn
En morgen zal ’t wel beter zijn
Daar stormt het met een kwaden kop
Naar alle groote bazen
Men zegt de les hun duchtig op
En dreigt de onnoozieglazen
Zoo binnen vier en twintig uur
Geen beter water kookt op ’t vuur
De raad loopt saam op hooge been
En gaat aan ’t raisoneeren
Van tien precies tot kwart voor een
En kan niet concludeeren
De vraag was ook voorwaar niet klein
Hoe wordt dat vuile water rein?
Hoort domoore die jij allen bent
Schreeuwt iemand als tot doven
Bespreekt den put zijn mankement
Daar onder niet hier boven!
Wie mannenhaar draagt om de kin
Die volge mij en klimme er in
Zoo sprak een oud sergeant majoor
Nu raadsheer secretaris
Een ronde kerel door en door
Die krek zegt zoo als ’t waar is
De raad met algemeneene stem
Maar bevend zegt, wij volgen hem!
Fluks is de mare van ’t besluit
Het dorpje rondgevlogen
En alles jong en oud loopt uit
Met open mond en oogen
‘Hoezee’ zo schalt het ‘leev de raad
Leev de majoor onze advocaat!’
De burgervaer krijgt kippenvel
Hij liet een oogje vallen
In ’t diepe gat van dertien el
’t Is niet om mee te mallen!
Hij schuurt zijn baard, hij plooit zijn kin
Majoor, hoe klimmen wij daar in?
Wij doen gelijk de bijen doen
Herneemt het dorpsorakel
Een ieder pakke eens anders schoen
En gij zijt de eerste schakel
Ik zelf ga hangen aan het end
En onderzoek het mankement
Men klimt en ’t waagstuk komt tot stand
Met huivring en ontzetting
De burgevaer hangt aan den rand
En houdt die menschenketting
Voor een beetjen is hij wel niet bang
Maar toch hem dunkt, hij wordt zo lang
Mijn armen! Ai! Maak voort majoor
Ik kan ‘parjen niet houwen
Hei jongens, zeg. ’k moet even hoor
Eens in mijn handen spauwen!
Hij spouwt hij grijpt doch ’t is te laat
Daar tuimelt klets daar ligt de raad!
Verschrik niet vrienden
’t Wordt geen graf
Want ‘k lees in de legende
Sier met nat pak Quamen af;
Dan, punctum satis ende
Maar zeker is de vraag geuit;
Majoor, hoe komen wij er uit?