Vrouwtje van Stavoren. Lied / voordracht van ongeveer 13 coupletten
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.
Geweldig, dat was nauw precies wat ik bedoelde. Fijn dat ik het op deze manier in mijn bezit kreeg. Hartelijk dank.
Dit gedicht vond ik in een oud boekje
het gaat over Staveren maar het heeft de zelfde inhoud. groetjes Cor
Het vrouwenzand – P.J. Koets
Aan bakboord in? Aan stuurboord uit?
Weg met dat nietig graan
Zo sprak een weduw in sameet
Met paarlen overstikt gekleed
vergramd een zeeman aan
niet een in ’t schatrijk staveren
zo maatloos rijk als zij
har schepen ploegde elke zee
en voerde van de verste ree
dteeds nieuwe schatten bij
Nu breng beval beval ze eens grillig trots
nu breng van ’t noorse strand
mij ’t edelst wat uw oog aanschouw
Geen dure prijs die ’t mij onthoft
Ga dien met mijn verstand
Toen had de scheepsvoogd lang gewikt
Bij onbeslist besluit
In ’t eind wat zou er boven ’t graan
De glorie van ’t noordoosten gaan?
Zijn wijfelen had uit
Hij keert hij komt hij toont den schat
die proef geft van zijn trouw
maar zij ontkleurd van woede en waan
Wat scheepszij hebt gij ’t ingegaan?
Aan bakboord edele vrouw!
Aan bakboord in, aan stuurboord uit
Weg met dat kaf in zee
Is dat het uiverkoren deel
Mij toebedacht? ’t is mij te veel!
Weg met dat kaf in zee!
Neen! roept al ’t scheepsvolk neen mevrouw
Dat wierp te zwart een blaam
Alsof gij in vermeetlen spot
De giften smaadet van uw god
voor eeuwig op uw naam
En trillend; wie betaald et goed
Waarover ik beschik
wie ben ik? uw meesteres?
Wie vraagt, wie duidt uw zwdeles
In zee ‘k gebied het ik!
Ach vrouw een deel aan ons een deel
krijt ’s armen luide toon
Wie de armoe bijstaat in heur nood
Wint zich voor ’t mild geschonken brood
des heren gunst en loon
Des heren gunst? ‘k behoef ze niet
‘k ben met het mijne tevree
En ‘k deel, wie mij een aalmoes vraagt
Wanneer en zoo als ’t mij behaagt
Maar nooit om gunsten mee
Boet vrouwe klinkt een achtb’re stem
boet af die schrikb’re schuld
Uw trotsheid raakt ten wisse val
weet dat de dag eens dagen zal
Waarop gij bedelen zult
Ik beedlen? priester als dees ring
Die in mijn ving’ ren blinkt
weer uit de golven opgedoemd
Uw leugentaal mij waarheid roemt!
Niet eer ’t juweel verzinkt
En nauw verving ten tweede maal
Weer ’t licht de duisternis
daar toont, bestorven als de dood
de kok haar ’t fonkelend kleinood
Gevonden in een vis
de roede trof en zee en vuur
en rampen zonder tal
Bewezen aan de snoode vrouw
Die ’s heeren gunsten derven wou
Hoe hoogmoed komt ten val
Nu was in ’t schatrijk Staveren
Niet een zo arm als zij
Nu smaakte zij in bitt’ren nood
In ’t snakken naar een stukske brood
Erbarm u over mij
’t Was of de vloek haars euvelmoeds
zich stortte op heel de stad
Het blinkend staverev verviel
Het wrekend zand weerde elke kiel
Die eens heur watren mat
Nog ziet men nog op deze dag
Aan ’t woest en eenzaam strand
Een veld van looze halmen staan
zij spreken van ’t verworpen graan
de vloek van ’t vrouwenzand
Hier het liedje van het vrouwtje van Stavoren.
Hoort vrienden hoort een lied
wat duidelijk zal verklaren
Wat een maal is geschied
voor meer dan duizend jaren
Toen ’t oud en ’t gruis Stavoren
Nog bloeide op frieslands grond
En van zijn macht deed horen
Door heel ’t wereldrond
Daar in die rijke stad
Die jaarlijks duizende schepen
Belaan met ’s werelds schat
Haar haven in zag slepen
daar leefde in roem en ere
Een rijke weduwvrouw
Wie voorbeeld ons zal leren
Hoe hoogmoed voert tot rouw
Geen koper neen maar goud
Zo sprak zij siert mijn woning
Een huis voor haar gebouwd
Scheen ’t woonhuis voor een koning
’t Was al wat de ogen zagen
Vol vorste rijke praal
En hoeft men niet te vragen
de stoep was van metaal
De leuning was zeer schoon
Uit louter goud gedreven
De deurknop scheen een kroon
Met parelen omgeven
En brede zilveren platen
Geklonken aan de grond
Bedekte gans de straten
Zover haar woning stond
Daar treed een zeekapitein
Haar bij de haven tegen
wat sprak ze zal ’t zijn
Wat schoons hebt gij gekregen
Wat heerlijks brengt gij mede
Uit overzees gebied
Uw schip ligt op de rede
Maar hoe gij antwoord niet
‘k Heb immer u gelast
Het kosteliks in te laden
Wat rondom de oostzee was
En ;t oog hier kan veraden
Wie zich aan prijs mag storen
‘k Vraag naat ’t geld
de weduwe van stavoren
Wordt niet teleurgesteld
‘k bracht tarwe naar u zin
Als ’t edelst wat wij vonden
Aan stuurboord kwam het in
Zoveel wij laden konden
Hoe gild zij dol van zinnen
hoe tarwe lage guit
Bracht gij ze an stuurboord binnen
Zo werp ze aan bakboord uit
Helaas het kostelijk graan
Werd in de vloed geworpen
een grijsaard zag het aan
Uit een der naaste dorpen
Beef sprak hij beef o vrouw
Wellicht lijdt ge een gebrek
dat nooit dit stuk u rouwe
Zwijg sprak ze grijze gek
Ze lacht en greep haar ring
En wierp met luid geschater
Terwijl zij henen ging
hem weg in ;t woele water
Kijk riep ze dwaze kerel
Eer geeft de zee weerom
Deez schone ring en parel
eer ik tot armoe kom
Het duurde een dag of acht
toen werd op haar verlangen
Een grote vis gebracht
Zo pas in zee gevangen
Maar siderend zonk ze neder
Want reeds bij de eerst snee
Vond zij haar ring toen weder
Laatst geworpen in de zee
Daar treedt een dienstknecht in
Uw schepen zijn verloren
De zee zwolg alles in
Gods wraak rust op Stavoren
een andere knecht snelt binnen
biedt een brief haar aan
God gild ze woest van zinnen
Mijn glorie is vergaan
Beroofd van goed en geld
Veracht van die haar kende
Zoals die oude meldt
Werdt ze een slachtoffer van elende
Noch doet die nazaar zich horen
Der hoofwaardig tot les
Hoe ’t vrouwtje van Stavoren
Nog stierf als bedelares
Nog ziet men aan ’t strand
Zo rijk in vroegere dagen
De haven gans verand
Een zeee van halmen dragen
Maar ledig zijn die aren
Geen korrel lacht u aan
Als blijk wat hier voor jaren
Gods almacht heeft gedaan
Ja hoogmoed wordt geleerd
Is wissen val beschoren
Het wordt ons hier geleerd
Door ’t vrouwtje van stavoren
Wildt vrienden hier aan denken
Wat ook ’t lot u biedt
Al wat u wordt geschonken
Maar hoogmoed past ons niet
Ik heb het helemaal maar kan het nog niet inscannen.