Vrouwtje van stavoren

H. Bus - 29-11-2013



Vrouwtje van Stavoren. Lied / voordracht van ongeveer 13 coupletten









4 reacties

  1. Geweldig, dat was nauw precies wat ik bedoelde. Fijn dat ik het op deze manier in mijn bezit kreeg. Hartelijk dank.

  2. Dit gedicht vond ik in een oud boekje
    het gaat over Staveren maar het heeft de zelfde inhoud. groetjes Cor

    Het vrouwenzand – P.J. Koets

    Aan bakboord in? Aan stuurboord uit?
    Weg met dat nietig graan
    Zo sprak een weduw in sameet
    Met paarlen overstikt gekleed
    vergramd een zeeman aan
    niet een in ’t schatrijk staveren
    zo maatloos rijk als zij
    har schepen ploegde elke zee
    en voerde van de verste ree
    dteeds nieuwe schatten bij

    Nu breng beval beval ze eens grillig trots
    nu breng van ’t noorse strand
    mij ’t edelst wat uw oog aanschouw
    Geen dure prijs die ’t mij onthoft
    Ga dien met mijn verstand
    Toen had de scheepsvoogd lang gewikt
    Bij onbeslist besluit
    In ’t eind wat zou er boven ’t graan
    De glorie van ’t noordoosten gaan?
    Zijn wijfelen had uit

    Hij keert hij komt hij toont den schat
    die proef geft van zijn trouw
    maar zij ontkleurd van woede en waan
    Wat scheepszij hebt gij ’t ingegaan?
    Aan bakboord edele vrouw!
    Aan bakboord in, aan stuurboord uit
    Weg met dat kaf in zee
    Is dat het uiverkoren deel
    Mij toebedacht? ’t is mij te veel!
    Weg met dat kaf in zee!

    Neen! roept al ’t scheepsvolk neen mevrouw
    Dat wierp te zwart een blaam
    Alsof gij in vermeetlen spot
    De giften smaadet van uw god
    voor eeuwig op uw naam
    En trillend; wie betaald et goed
    Waarover ik beschik
    wie ben ik? uw meesteres?
    Wie vraagt, wie duidt uw zwdeles
    In zee ‘k gebied het ik!

    Ach vrouw een deel aan ons een deel
    krijt ’s armen luide toon
    Wie de armoe bijstaat in heur nood
    Wint zich voor ’t mild geschonken brood
    des heren gunst en loon
    Des heren gunst? ‘k behoef ze niet
    ‘k ben met het mijne tevree
    En ‘k deel, wie mij een aalmoes vraagt
    Wanneer en zoo als ’t mij behaagt
    Maar nooit om gunsten mee

    Boet vrouwe klinkt een achtb’re stem
    boet af die schrikb’re schuld
    Uw trotsheid raakt ten wisse val
    weet dat de dag eens dagen zal
    Waarop gij bedelen zult
    Ik beedlen? priester als dees ring
    Die in mijn ving’ ren blinkt
    weer uit de golven opgedoemd
    Uw leugentaal mij waarheid roemt!
    Niet eer ’t juweel verzinkt

    En nauw verving ten tweede maal
    Weer ’t licht de duisternis
    daar toont, bestorven als de dood
    de kok haar ’t fonkelend kleinood
    Gevonden in een vis
    de roede trof en zee en vuur
    en rampen zonder tal
    Bewezen aan de snoode vrouw
    Die ’s heeren gunsten derven wou
    Hoe hoogmoed komt ten val

    Nu was in ’t schatrijk Staveren
    Niet een zo arm als zij
    Nu smaakte zij in bitt’ren nood
    In ’t snakken naar een stukske brood
    Erbarm u over mij
    ’t Was of de vloek haars euvelmoeds
    zich stortte op heel de stad
    Het blinkend staverev verviel
    Het wrekend zand weerde elke kiel
    Die eens heur watren mat

    Nog ziet men nog op deze dag
    Aan ’t woest en eenzaam strand
    Een veld van looze halmen staan
    zij spreken van ’t verworpen graan
    de vloek van ’t vrouwenzand

  3. Hier het liedje van het vrouwtje van Stavoren.

    Hoort vrienden hoort een lied
    wat duidelijk zal verklaren
    Wat een maal is geschied
    voor meer dan duizend jaren
    Toen ’t oud en ’t gruis Stavoren
    Nog bloeide op frieslands grond
    En van zijn macht deed horen
    Door heel ’t wereldrond

    Daar in die rijke stad
    Die jaarlijks duizende schepen
    Belaan met ’s werelds schat
    Haar haven in zag slepen
    daar leefde in roem en ere
    Een rijke weduwvrouw
    Wie voorbeeld ons zal leren
    Hoe hoogmoed voert tot rouw

    Geen koper neen maar goud
    Zo sprak zij siert mijn woning
    Een huis voor haar gebouwd
    Scheen ’t woonhuis voor een koning
    ’t Was al wat de ogen zagen
    Vol vorste rijke praal
    En hoeft men niet te vragen
    de stoep was van metaal

    De leuning was zeer schoon
    Uit louter goud gedreven
    De deurknop scheen een kroon
    Met parelen omgeven
    En brede zilveren platen
    Geklonken aan de grond
    Bedekte gans de straten
    Zover haar woning stond

    Daar treed een zeekapitein
    Haar bij de haven tegen
    wat sprak ze zal ’t zijn
    Wat schoons hebt gij gekregen
    Wat heerlijks brengt gij mede
    Uit overzees gebied
    Uw schip ligt op de rede
    Maar hoe gij antwoord niet

    ‘k Heb immer u gelast
    Het kosteliks in te laden
    Wat rondom de oostzee was
    En ;t oog hier kan veraden
    Wie zich aan prijs mag storen
    ‘k Vraag naat ’t geld
    de weduwe van stavoren
    Wordt niet teleurgesteld

    ‘k bracht tarwe naar u zin
    Als ’t edelst wat wij vonden
    Aan stuurboord kwam het in
    Zoveel wij laden konden
    Hoe gild zij dol van zinnen
    hoe tarwe lage guit
    Bracht gij ze an stuurboord binnen
    Zo werp ze aan bakboord uit

    Helaas het kostelijk graan
    Werd in de vloed geworpen
    een grijsaard zag het aan
    Uit een der naaste dorpen
    Beef sprak hij beef o vrouw
    Wellicht lijdt ge een gebrek
    dat nooit dit stuk u rouwe
    Zwijg sprak ze grijze gek

    Ze lacht en greep haar ring
    En wierp met luid geschater
    Terwijl zij henen ging
    hem weg in ;t woele water
    Kijk riep ze dwaze kerel
    Eer geeft de zee weerom
    Deez schone ring en parel
    eer ik tot armoe kom

    Het duurde een dag of acht
    toen werd op haar verlangen
    Een grote vis gebracht
    Zo pas in zee gevangen
    Maar siderend zonk ze neder
    Want reeds bij de eerst snee
    Vond zij haar ring toen weder
    Laatst geworpen in de zee

    Daar treedt een dienstknecht in
    Uw schepen zijn verloren
    De zee zwolg alles in
    Gods wraak rust op Stavoren
    een andere knecht snelt binnen
    biedt een brief haar aan
    God gild ze woest van zinnen
    Mijn glorie is vergaan

    Beroofd van goed en geld
    Veracht van die haar kende
    Zoals die oude meldt
    Werdt ze een slachtoffer van elende
    Noch doet die nazaar zich horen
    Der hoofwaardig tot les
    Hoe ’t vrouwtje van Stavoren
    Nog stierf als bedelares

    Nog ziet men aan ’t strand
    Zo rijk in vroegere dagen
    De haven gans verand
    Een zeee van halmen dragen
    Maar ledig zijn die aren
    Geen korrel lacht u aan
    Als blijk wat hier voor jaren
    Gods almacht heeft gedaan

    Ja hoogmoed wordt geleerd
    Is wissen val beschoren
    Het wordt ons hier geleerd
    Door ’t vrouwtje van stavoren
    Wildt vrienden hier aan denken
    Wat ook ’t lot u biedt
    Al wat u wordt geschonken
    Maar hoogmoed past ons niet

  4. Ik heb het helemaal maar kan het nog niet inscannen.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten