Weet gij hoeveel held’re sterren
Aan de blauwe hemel staan’
Weet gij hoeveel donk’re wolken
Boven alle bergen gaan’
Al die duizenden te zamen,
Roept de Heer bij hunnen namen
En niet een ontglipt Zijn oog,
En niet een ontglipt Zijn oog.
Weet gij hoeveel mugjes dart’len
In de hete zonnegloed’
Weet gij hoeveel visjes spart’len
In de zilv’ren watervloed’
Al die duizenden te zamen,
Roept de Heer bij hunnen namen
’t Is de Heere, die ze voedt,
’t is de Heere, die ze voedt.
Weet gij hoeveel kind’ren rijzen,,
Uit hun bedjes, keer op keer’
Opdat zij hun dank bewijzen
Aan die trouwe Hemelheer’
Aan die duizend duizendtallen,
Heeft die God een welgevallen,
En ook mij bemint Hij teer,
En ook mij bemint Hij teer.
Heel Hartelijk dank
Weet gij hoeveel held’re sterren
Aan de blauwe hemel staan’
Weet gij hoeveel donk’re wolken
Boven alle bergen gaan’
Al die duizenden te zamen,
Roept de Heer bij hunnen namen
En niet een ontglipt Zijn oog,
En niet een ontglipt Zijn oog.
Weet gij hoeveel mugjes dart’len
In de hete zonnegloed’
Weet gij hoeveel visjes spart’len
In de zilv’ren watervloed’
Al die duizenden te zamen,
Roept de Heer bij hunnen namen
’t Is de Heere, die ze voedt,
’t is de Heere, die ze voedt.
Weet gij hoeveel kind’ren rijzen,,
Uit hun bedjes, keer op keer’
Opdat zij hun dank bewijzen
Aan die trouwe Hemelheer’
Aan die duizend duizendtallen,
Heeft die God een welgevallen,
En ook mij bemint Hij teer,
En ook mij bemint Hij teer.