Op de grens van Amsterdam en Halfweg aan de Oude Osdorperweg, stond vroeger een kroeg. Bezocht door de plaatselijke bevolking van Halfweg en Zwanenburg en door bewoners van het woonwagenkamp aan de Oude Osdorperweg. Vanzelfsprekend was er wel eens bonje tussen deze twee groepen. Maar ook regelmatig tussen de bewoners van Halfweg en Zwanenburg zelf. Het was in deze kroeg dat mijn vader, bijgenaamd ‘Boere Jantje’, tijdens een vechtpartij een stukje uit zijn oor werd gebeten door ‘Zwarte Freek Meegdes’.
Toen mijn jongste broer Frank Cornelissen, die ook een zevental jaren met mij meeging om te trainen in de boksschool van Herman Schregardus, werd geboren, vele jaren daarna, bleek hij over een inham aan zijn oor te beschikken. Genetisch bepaald of gewoon toeval.
Boere Jantje was aangeschoten en nog in zijn werkkleren, op klompen. Zijn stapvrienden wilden niet dat hij meeging naar Amsterdam. Hij was waarschijnlijk lastig, waarschijnlijk om die reden werd Jantje door het groepje afgetuigd. Wanneer hij niet dronken was geweest, was dat minder goed gelukt of helemaal niet. In ieder geval werd hij in bewusteloze toestand achtergelaten. Achter de winkel van Pronk op het Dr. Baumannplein te Halfweg. Daar was het dat mijn oom, Ome Jan Hoekstra, bijnaam ‘Surrogaat’ hem aantrof. Ome Jan nam Jantje mee naar huis, op de bromfiets, wat een hele klus geweest moet zijn. Thuis werd Jantje weer opgefrist en was mijn moeder natuurlijk weer over haar toeren. Het volgende weekend zou weer een tijd worden voor revanche. Jantje vergat nooit iets, maakte niet uit hoeveel tijd er verstreken was. Opeens als een duveltje uit een doosje kwam hij zijn gelijk halen.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.