Home / Verhalen / Lotgevallen van een thuiskweker (deel 3 Bijna dood ervaring)

Lotgevallen van een thuiskweker (deel 3 Bijna dood ervaring)

Met dank aan Ivan Grud voor het insturen van de tekst

Na het geval met de schilder, kwam ik overeen met de buurvrouw dat zij nog drie weken niet thuis zou zijn. Dan was mijn oogst knipklaar en dan hoefde ik niet voortijdig mijn tuin stil te leggen als de schilders het houtraamwerk kwamen schilderen. Zij werkte daar graag aan mee daar ik haar altijd de dubbele tijd gaf die nodig was voor het knippen. Zodoende verdiende zij er aldus twee dikke daggelden aan.

Dat was geregeld, maar er kwam meer opdagen, veel gevaarlijker en moeilijker af te wenden dan een eenvoudige schildersjongen aan mijn deur. Er was vanwege de vele tuintjes in de wijk een interventieteam samengesteld. Dit team bestaande uit de wijkagent, de socialendienst, de woningstichting, het elektriciteitsbedrijf, iemand van de schuldsanering, de belastingdienst en de teamleider. Zeven man sterk konden ze onverwachts bij je voor de deur staan. Ik kan u verzekeren er ging dagelijks een rilling door de wijk. Want als u betrapt wordt volgt onherroepelijk uitzetting en bent u ook uw huis kwijt. U staat op straat. U moet de kosten van ontruiming betalen. Indien u geknoeid heeft met de elektriciteit, de meterstanden dus, worden deze wel naberekend. Nachtmerries, zwetend wakker worden, waren het gevolg van deze wetenschap. Ook ik ontkwam niet aaneen bezoek. Dit ging als volgt in zijn werk.

Het had de gehele nacht en ochtend geregend. Het gutste nog steeds. Het zal ongeveer een uur of elf in de ochtend geweest zijn. Zo net na de koffietijd, toen er bij mij als door een idioot op mijn voordeur getrommeld werd. De Hellehonden van de buren gingen zo te keer dat ik dacht, dit moet fout zijn. Ik waagde het tussen de lamellen door te gluren om eens te zien welk stuk ongein een verkeerde grap met mij wilde uithalen. Nu was het dat maar geweest. Maar het bleek erger, veel erger. Ik keek op de zeven druipende hoofden van het ‘interventie team’. Ik bleef ter plekke dood, trok wit weg tot asgrauw mijn mond was opslag kurkdroog “Nee” gilde het in mij. Zes mensen die rondom de druipende pet van de wijkagent stonden. Deze, een reus van een wijkagent, welke ik nog nooit had gezien, stond met twee vuisten op mijn deur te rammen, alsof het de ‘Gestapo’ betrof. Nu zaten er in dat wijkteam een vijftal jonge dames, dus wellicht kwam hier het haantjesgedrag even om de hoek kijken.

Maar toch, er ging van alles door mij heen, open doen, of niet thuis houden, aan de grond genageld stond ik daar. ‘Wat nu’? Van alles raasde door mijn hoofd. “Nee, nee, neen”, gilde het in mij. Al dat werk, de ellende van ontruiming, mijn woning kwijt, waar moest ik heen met al mijn meubelen. Ik werd op dat moment tien jaar ouder.

Wat er dan allemaal door een mens heen gaat, het is onbeschrijfelijk. Nu zijn er mensen die een tuintje hebben die er maling aan hebben als ze bij hen voor de deur staan. Maar die hebben dan ook niets te verliezen. Zij hebben de tuin eigenlijk niet voor hen zelf. Nee zij hebben slechts de ruimte zoals een kamer of zolder verhuurd. Krijgen iedere maand een vergoeding en een extraatje als het allemaal goed gaat. Veelal gaat het dan om minderbedeelden of junks. Geen fatsoenlijk huishouden, meubels keuken en algehele inrichting. Een grote armoedige bende zo gezegd. Niks te verliezen en schade of kosten van de ontruiming valt er niet te verhalen. Zij leven veelal van een minimum uitkering, dus zo wat? En de tuin kon na enkele maanden weer opgestart worden met het geld van de investeerders.

Maar bij mij was het een heel ander verhaal. Mijn huishouden was perfect in orde. Wederom een roffel, ze gingen niet weg, dat was duidelijk. “Ik ben te lul”, dacht ik opeens gelaten, en op het zelfde moment kwam er een dodelijke kalmte over mij heen. “Laat maar binnenkomen, zij komen toch terug en dan?” Ik besloot het maar op mij af te laten komen, en opende de voordeur.

“Zo dat is nog eens een koffievisite en zo nattig”, zei ik glimlachend en zo ontspannen mogelijk. “Kom binnen, kom binnen.”
“Komt het u gelegen dat wij u even bezoeken?” vroeg de kalende wat oudere man. Hij, die even later de teamleider bleek te zijn. “Ja, natuurlijk”, zei ik alsof de sportvisvereniging betrof die voor de deur stond, “komt verder.” Ze schoven een voor een langs mij de gang in, met de wijkagent als laatste. Toen het hele zooitje kletsnat binnen stond ging ik hen voor de huis kamer in. Daar bleven zij allen staan, als waren zij bang om verder te komen. “Zijn dat uw honden?” vroeg een schat van een jonge dame aan mij. “Nee”, glimlachte ik haar bemoedigend terug, “die zijn van de buren.”
“Oh gelukkig” zei ze, “ik ben als de dood voor honden.”

Hierna begonnen zij zich een voor een uitgebreid aan mij voor te stellen, namen voluit en functies. Het vrouwtje van de woningstichting merkte als eerste op “nu u woont keurig hoor, schitterend zo hebben wij het nog niet vaak gezien.” Ik deed of het mij niks aanging en zei, “kom gaan jullie toch even zitten, zal ik koffie zetten?”
“Nou nee hoor mijnheer” zei de teamleider “we zijn zo weer weg.”

“Weg”, gierde het door mijn kanis, “weg nee toch, weg?”
“Ik heb hier een vragenlijst als u die even zou willen beantwoorden” vroeg de teamleider weer. Het duizelde mij, werd ik nou gek, droomde ik. Ik loerde naar de wijkagent, maar deze stond te flirten met een van de dames. Hij had in elk geval totaal geen oog voor wat er om hem heen speelde.

Ik moet er uit gezien hebben als een waanzinnige. Op zijn minst als een gestoorde oudere man die elk moment een hartinfarct zou kunnen krijgen.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten