In zekere kleine negorij,
Waar schaapjes blaatten in de wei
En beste bonte koeien loeiden,
Waar bieten, kool en rapen groeiden,
En waar, vergeten door de tijd
Wat boerenhoeven wijd verspreid
Te soezen lagen in het land,
Was iets bijzonders aan de hand.
Want in dit oord van stille dromen,
Zou eindelijk een spoorlijn komen.
En zo gebeurde het dus, dat
Twee vreemde heren uit de stad,
Met meetwerktuigen arriveerden
En wikten … en wogen … en noteerden,
Om vast te leggen op papier,
Hoe of de lijn zou lopen hier.
Er ging een hoek af van den akker
Van Jan van Jaap van Melis Bakker.
En daarna liep de lijn door ’t weitje
Van Driek van Bet van Jan van Sijtje.
En daarvandaan ging het weer schuin
Door Teun zijn sloot en Toon zijn tuin.
En op een morgen kwamen zij
Bij ’t meten aan de boerderij
Van Lauw de Pauw en klopten aan,
Waarna er open werd gedaan
Door een verschrikte boerenvrouw,
De wederhelft van Lauw de Pauw.
Een van de heren nam ’t woord
En zei: ” U heeft al wel gehoord
Dat hier een spoorlijn komen zal?
Nu staan wij voor een gek geval
Dat leidde tot een vreemd besluit …
De meetwerktuigen wijzen uit
Dat straks de trein langs deze baan
Dwars door uw boerderij zal gaan.”
Verbaasd antwoordde Vrouw de Pauw:
“Zo, zo, … wel … wel … gut … gut …nou, nou …”
Dra kwam Marie, de meid er bij
En hoorde hoe het stond en zei:
“Dwars door het huis? … hi … hi … ho … ho …
Wel … wel … gut … gut … nou, nou … zo … zo …”
De melkknecht kwam net uit de stal,
En hoorde ook van het geval.
Hij schudde het hoofd eens heen en weer …
En daarna nog eens op en neer …
Nam eerst een verse hap tabak …
Dacht nog eens na op zijn gemak …
En zei toen tegen ’t ander stel:
“Zo, zo … nou, nou … gut, gut … wel, wel …”
Maar de boerin zei: “Roep gauw de baas,
Hij is achter doende met de kaas …”
En dra verscheen toen Lauw de Pauw
Hemzelf en angstig sprak zijn vrouw:
“De heren zijn van ’t nieuwe spoor.
De trein komt straks net middendoor
Ons huis heen, het meneer gezeid …”
De baas streek vol diepzinnigheid
Eens met zijn hand over de kin …
Trok peinzend diepe rimpels in
Zijn voorhoofd … en hij knikte maar
En sprak, het hoofd van denken zwaar,
Voortdurend met zijn hand gestut:
“Zo, zo … wel, wel … nou, nou … gut, gut …
Nou ja, je doet maar an, meneer …
Het geeft toch niets als ik reclameer.
Maar een ding zeg ik je vooruit;
Als straks die machinist hier fluit
Omdat die trein door ’t huis moet lopen …
Ik doe de deur niet telkens open …..!”
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.