
Het is zondag, klokgebeier
Roept de schare ten kerke heen.
Maar ondanks het biddend klokje,
Blijft afwezig menigeen.
Maar langs straten en langs grachten.
Zwiert het beneveld hoofd op hol
Zwerft naar kroeg en herberg,
Het Godshuis leeg maar de kroegen vol.
Zwerft naar kroeg en herberg,
Het Godshuis leeg maar de kroegen vol.
Refrein:
Och ik smeek U Dames, Heren,
Och (Hik) wees toch niet zo laf.
Hou toch op met onmatig drinken,
Zweer de sterke dranken af.
’s Maandags ijverig aan het werken,
Na die zoete zondagsrust.
Het is voor vrouw en kind ginder
En dat geeft den arbeid lust.
Maar hoe menig pakt er eentje,
Eentje maakt geen hoofd op hol.
Maar van eentje volgen er vele,
Het werkhuis leeg, de kroegen vol.
Maar van eentje volgen er vele,
Het werkhuis leeg, de kroegen vol.
Refrein
Vroeger was men heel wat wijzer,
Kloek ter hand en kloek van geest.
Maar sinds men de borrel vulde
,Is het nooit meer zo geweest.
Dadelijk leent de hand zich tot vechten,
En het verstand gaat op den hol.
Het tuchthuis is nooit meer ledig.
Het gekkenhuis tot boorden vol
Refrein