Home / Voordrachten / Flip Slokop van Oldenbas (versie 1)

Flip Slokop van Oldenbas (versie 1)


Flip Slokop van Oldenbas,
Die een wonder in het eten was,
Die kwam eens door Den Haag gegaan
En zag een man met kersen staan.

Hij riep: “Vijf centen maar, een pond.
Ze smelten in je mond.”
Toen onze Flip hem zou passeren gaan,
Hield de jood hem dadelijk aan.

Die riep: “Koop ook een pond ervan.”
Maar Flip die sprak:
“Eén pond maar man,
Ik kan wel heel je wagen an.”

Toen riep de jood: “Als jij dat kan,
Verwed ik er heel de wagen an.
Maar bij Abraham als je het niet kan halen,
Dat je me dubbel zal moeten betalen.”

“Nou”, zei Flip, “dat is goed.”
Hij begon te eten op staande voet.
De kersen waren al gauw half op,
De haren begonnen te rijzen op de man zijne kop.

Hij sprak: “Wel onfatsoenlijk mens,
Jij hebt geloof ik een zware pens.”
Flip zei maar niets en ongestoord
At hij lustig kersen voort.

“Maar Adam, Izaak”, riep de jood,
“Wie helpt mij uit de nood !”
“Nu zal mijn vrouw mij ’t vel afstropen,
Want voor het geld moest ik een ketel kopen.”

“En kom ik zonder ketel thuis
Dan slaat mijn vrouw me vast tot gruis.”
Maar Flip, een edelmoedig hart in nood,
Kreeg medelijden met de jood.

“Kom”, zei Flip, “ga met mijn,
Hier zal toch wel ergens een ketelwinkel zijn.”
En ze stapten weldra, blij van zin,
Een ketelwinkel in.

“Baas Koperrood”, zei Flip Slokop,
“Zoek eens een grote ketel voor me op.”
De koperslager ging terstond
En zocht zijn hele winkel rond.
En hij bracht een ketel op de baan,
Die nauwelijks in het vertrek kon staan.

Maar Flip zei heel kalm en koel:
“Is dat de grootste van de boel ?”
“Ja waarlijk, is hij niet groot genoeg, meneer ?”
“Die schijt ik vol in ene keer.”

“Top”, zei de man, “als je dat kan,
Dan verwed ik mijn hele ketel er aan,
Maar als je hem niet tot de rand toe vult,
Dat je hem dubbel betalen zult.”

“Dat is goed”, zei Flip en was weer bereid
Hij zet zich neder en hij schijt
Niet in de ketel alleen,
Maar het ging er zelfs erover heen.

“Hou op”, riep de baas, “’t zal nu wel gaan.”
“Nee”, zei Flip, “daar komt nog veel meer aan.”
En het was nog niet half gedaan,
Of ze moesten al op de stoelen gaat staan.

En Flip Slokop, de vrolijke guit
Liep er lachend tussen uit.
Zie dat is nu prachtig verdeeld,
Geen mens die er schade bij leed.

En daar Flip eens goed gegeten had,
Hadden ze met z’n drieën wat:
Flip z’n buikje rond en klaar,
De jood de ketel voor zijn waar,
De koperslager mest voor wel tien jaar.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten