Een elk vroeg mij wat mij kwelde
Omdat ik niet vrolijk meer zong,
Luister wat ik toen vertelde,
Welk smarte mijn boezem doordrong.
Mijn Karel moest mij verlaten,
Hij moest vertrekken naar zee,
Geen treuren of praten kon baten
Ik wilde wel graag met hem meê.
Refrein:
Zijn blauwe oogen, hebben mij bewogen,
Ze schitterden zoo heel charmant,
Als hij me zoende pakte hij m’ hand,
Ach wat was hij aardig,
Mijne liefste waardig
Ieder meisje wou met hem meê,
Hij was een kind van de zee.
Iedere avond kwam hij mij halen
En wij gingen dan zij aan zij,
Hij had ’n krullekop op mee te praten,
Ik beminde hem en hij ook mij.
Te zamen gingen wij dansen,
De vlugste op het bal.
Wij hadden de meeste kansen,
Men zag ons graag overal.
Refrein
Gedaan met het vroolijke leven,
Is het bij ons aan de reê,
Ik wilde wel een rondje geven,
Als hij niet moest gaan naar de zee.
Fijn kon hij op de harmonica spelen
In de Havenstraat was het vol,
Niemand kon zich bij ons vervelen,
Iedereen had dan groote lol.
Refrein
Mijn Karel kom toch gauw weder
En kom rusten aan mijne zij,
Ik bemin u toch ook zoo teeder,
En u houdt toch ook zoo veel van mij.
‘k Blijf steeds getrouw op u wachten,
Want het doet mij zooveel verdriet,
Geen slaap krijg ik nacht op nachten
En mijn Karel vergeet ik niet.
Refrein:
Zijn blauwe oogen, hebben mij bewogen,
Ze schitterden zoo heel charmant,
Als hij me zoende pakte hij m’ hand,
Ach wat was zij aardig,
Mijne Karel waardig
Ieder meisje wou met hem meê,
Hij was een kind van de zee.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.