Men weet dat zonde erfelijk is,
Al van de vroegste tijd,
En dat de zonde erfenis
Door de wereld werd verspreid,
Toen Adam in het paradijs
Zich vergastte aan een maal,
Het bestond toen uit een appelspijs,
Het werd een familiekwaal.
Een heel lief vrouwtje had een man,
De leelijkste uit de stad,
Ofschoon hij toch goed werken kan,
Drinkt hij zich liever zat,
En zegt dat vrouwtje daar wat van
Wat antwoord dan dat schandaal?
“Mijn vader heeft het toch ook gedaan,
Ik heb een familiekwaal.”
Een rechter sprak laatst tot een dief:
“Zoo, zie ik je nu al weer,
Ik zie je hier reeds voor mij staan
Al voor de zesde keer.”
De dief die sprak: “Maak ’t wat kort
Wat heb ik aan dat gedraal,
Ik ben geboren in ’n gevangeniscel
Ik heb een familiekwaal.”
Mamaatje sprak laatst tot Marie:
“Wat is dat voor een streek,
Je verkeert nu pas een maand of drie
Je ziet nu al zoo bleek.”
Marietje sprak nu tot Mama
En antwoord’ heel brutaal:
“Toen u trouwde was ik er al,
Dus heb ik een familiekwaal.”
Een advocaat sprak tot zijn zoon
Die zooveel,geld verteert,
“Is dat nu voor mijn arbeidsloon
Heb ik je dat geleerd?”
De zoon die sprak: “Of ik het al leer,
Gij plukt de klanten kaal.
Ik pluk op mijn beurt m’n vader weer,
Ik heb een familiekwaal.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.