Toen ik voor ‘t eerst op de wereld kwam
Dat was voorwaar een klucht
Ja, iedereen die lachte mij uit
Mijn moeder liet een zucht
Mijn vader sprak: O lieve Trien
Is dat geen kinderschijn?
Ik heb van m’n leven zo’n kind niet gezien
Dat is er nog veels te klein.
Ik ging laatst na het middagmaal
Een wandelingetje doen
Ik stapte in een bierlokaal
Met heel veel groot fatsoen
Bestelde daar een potje bier
Wat zei die kastelein?
Zeg ventje ga jij maar gauw naar huis
Je bent nog veels te klein
Toen ging ik naar een balavond
En o wat had ik schik
Ik zette me naast een dame neer
O, o, wat was ze dik
Trakteerde haar de ganse dag
Op taartjes bier en wijn
Maar toen ik haar naar huis toe bracht
Toen was ik weer veels te klein
En toen ik al wat groter werd
Toen ging ik naar de Oost
Ik dacht: nu maar goed opgelet
Dan krijg ik geen provoost
Maar toen de tijd van keuren kwam
Wat zei er die kapitein?
Zeg ventje ga er eens gauw naar huis
Je bent er nog veels te klein
En dus nu ga ik maar naar huis
En eindig met dit lied
Want als ik hier nog langer blijf
Dan krijg ik maar verdriet
Kom zing nu allen met me mee
Je kent toch het refrein
En wil je nog weten hoe ik heet
Ik ben Jantje van IJsselstein.
Een tafeltje werd tussen de schuifdeuren gezet met een kleed er over heen. Achter het tafeltje zat het kleine kereltje met een bolhoedje op. Daar achter stond een ander waarvan je alleen de armen zag. Die had sokken en schoenen aan zijn handen en maakte stappende en dansende bewegingen.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.