Uit de Bonte Dinsdagavond Trein
Komische schets voor 8 personen
Gespeeld door Willy Walden, Piet Muyselaar, e.a.
Situatie:
Drie slagerswinkels. Links A, een groote winkel. Rechts C. ook groot. In het midden, klein en verdrukt de winkel van B. – De ramen zijn opengeschoven – vleesch hangt en ligt buiten. Iedere winkel een telefoon. Opschriften: (Links) “Slagerij Service” – (Rechts) Slagerij “Meer Service” – (En in het midden) Slagerij “Sinterklaas”.
Personen:
A Slager
B Slager (Bandy)
C Slager
A
(Komt in zijn winkeldeur)
C
(Eveneens)
A
Daar staat die nepper ook weer.
C
Daar staat die nepper ook weer.
B
(Komt ook in zijn deur staan)
Daar staan die neppers ook weer.
(vriendelijk) Goeie morgen, heeren.
A & C
Moge ! Moge !
A
’t Is druk vandaag, bij mij in de zaak.
C
Bij mij staat het niet stil.
B
Ja, dat zie ik.
A
Heeft, U het niet druk?
B
Ik? Ik ben al uitverkocht. Daarom ga ik maar een beetje in de deur staan.
A
Ik ga nog een paar pond worst bestellen.
C
Ik ga ook een paar kilo- bestellen.
B
Ja – ik moet ook nog een paar kilometer hebben.
(Alle drie naar binnen)
A
(Telefoneert)
C
(Luistert hem af)
A
Hallo? Met het reclame bureau? U moet een bord voor me schilderen – Iedere klant gratis een gummie-poppetje voor de kinderen. Mooi. Zoo gauw mogelijk.
C
Wat een bluffer.
(Gaat ook telefoneeren)
B
(Luistert hem af)
C
Hallo? – Met het reclamebureau? U moet een bord voor me schilderen – Iedere klant gratis een gummie boodschappentasch. Ja, direct !
B
Wat een bluffers.
(Gaat telefoneeren)
Hallo? Met het reclamebureau. U moet een bord voor me schilderen – Iedere klant gratis een rubberaandeel. Mooi.
Juffrouw
(Komt bij A)
A
Dame?
Juffrouw
Meneer, Noemt U dat ossenlapjes. Dat zijn hompen meneer. Hier. Heeft U ze terug. Ik kom hier nooit meer.
(Gaat de winkel uit)
B
(Heeft geluisterd. Zet vlug bordje neer “Ossenlappen”.)
Juffrouw
Meneer. Heeft U ossenlapjes?
B
Nee mevrouw – wel ossenlappen.
Juffrouw
Zijn ze zóó groot?
B
Mevrouw – ongelogen: zulke lappen lap.
Juffrouw
Geeft U me maar twee ons in drieën. Zijn het geen hompen?
B
Nee mevrouw, dun en smakelijk – van de haas.
Juffrouw
Ja zeker. Ik heet De Haas. – Twee ons in drieeën.
(Legt drie hompjes neer, pakt de strijkbout, probeert eerst of ie sist, en strijkt ze dan zoo plat als een dubbeltje. Doet ze in een envelop)
Als ’t U b’lieft mevrouw.
Juffrouw
Dank U. Dag Slager.
(Af)
B
Heb ik toch nog 5 gram gesmokkeld.
(Gaat naar binnen)
Meneer
(Komt bij C en B luistert)
C
Meneer?
Meneer
Slager heeft U versche lever?
C
Van vanmorgen meneer. Ziet U eens?
(Laat stuk lever zien)
Meneer
Nee – is me nog te oud. Moge slager.
(Af)
C
Dag meneer. Bij gelegenheid
Meneer
(Ziet B)
Slager – heeft U versche lever?
B
Verschgekarnd meneer.
Meneer
Zoo uit de koe?
B
Zoo uit de koe? ’t Zit nog in de koe.
Meneer
Geef me dan maar een half ons.
B
Als ’t U b’lieft.
(Doet een stuk vleesch open met een ritssluiting en haalt er een pakje uit)
Eén half ons lever 8 cent.
Meneer
Zit het al ingepakt?
B
Ja meneer. ’t Nieuwste – Wordt in de koe automatisch verpakt.
(Krijgt geld)
Merci. Bij gelegenheid meneer.
Meneer
Dag slager.
(Af)
Juffrouw
(Komt bij A)
Moge slager.
(De anderen luisteren)
A
Mevrouw?
Juffrouw
Heeft U malsch kalfsvleesch?
A
Prima mevrouw. Ziet U eens.
Juffrouw
Hoe oud is dat beest?
A
Hoogstens veertien maanden.
Juffrouw
0 nee – veel te oud. Volgende keer. Dag slager.
(Af)
A
Dag mevrouw. Bij gelegenheid.
Juffrouw
(Loopt het kleine winkeltje voorbij – gaat naar C)
Dag slager
C
Mevrouw?
Juffrouw
Heeft U malsch kalfsvleesch?
C
Mevrouw ziet U eens. Dit kalf was net in de puberteitsjaren.
Juffrouw
Tsjasses! Nee. Volgende keer hoor.
(Af)
C
Dag mevrouw.
B
(Houdt haar aan)
Mevrouw? Embryonaal kalfsvleesch.
Juffrouw
Wat is dat?
B
Het malschte van het malschte.
Juffrouw
Is het een jong kalf?
B
Jong mevrouw? Hier ligt z’n kop.
(Neemt de kop)
Zeg eens beleefd: dag mevrouw? ……Hoort U wel?
Juffrouw
Ik hoor niets.
B
Dat zeg ik. Hoort U wel dat U niets hoort? Het beest is zóó jong, dat het nog niet eens kan praten.
Juffrouw
Geeft U me maar twee ons.
B
Aan lappen mevrouw? Of aan de bout.
Juffrouw
Aan twee stukken.
B
Als ’t U blieft.
(Legt twee stukjes vleesch op een papier – neemt een vergrootglas met een steel en laat de juffrouw er door kijken)
Is dat wat, of niet?
Juffrouw
Prachtig. Hoeveel is het?
B
Acht en veertig cent. Dank U zeer. Kruier voor U bellen?
Juffrouw
Nee, dank U. Dag slager.
B
Dag mevrouw. Vertil U niet.
(Gaat naar binnen)
C
Dat verveelt me. Ik zal ze wel krijgen.
(Hangt bord buiten met “Hier ingang”)
(Af)
A
(Ziet het)
Ha ! Die denkt mij te overtroeven.
(Hangt bord op met “Ingang Hier”)
B
(Komt met een bord)
Als je ’t doet, moet je ’t goed doen.
(Hangt bord op met “HOOFDINGANG”)
DOEK
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.