1930-1945 Inval in Polen



 

De Duitse en Russische inval

Op 1 september 1939 begon Nazi-Duitsland zijn aanval op Polen met de operatie genaamd “Fall Weiss,” gevolgd door de Sovjet-Unie op 17 september van dat jaar, zoals overeengekomen in het geheime gedeelte van het Molotov-Ribbentroppact. Ondanks de superieure technologie en het overweldigende aantal Duitse troepen, boden de Polen dapper weerstand, zoals te zien was in de Slag om de Bzura-rivier en bij het fort Westerplatte, waar 188 soldaten het 7 dagen uithielden tegen een veel grotere Duitse kracht. Op 8 september 1939 bereikten de Duitse troepen Warschau en op 12 september was de stad omsingeld. Gedurende deze tijd bombardeerden de Duitsers Warschau dagelijks, met duizenden burgerslachtoffers tot gevolg. Uiteindelijk capituleerde de stad op 28 september 1939.

De wijdverspreide mythe dat Poolse cavaleristen Duitse tanks met lansen bestreden, berust niet op feitelijke gebeurtenissen. De vermeende beelden die deze bewering ondersteunen, zijn in werkelijkheid Duitse manipulaties van trainingsfilms en Italiaanse nieuwsbeelden. Niettemin waren de Poolse cavaleristen, vanwege hun mobiliteit, effectief in een land met weinig geasfalteerde wegen. Ze voerden met succes enkele verrassingsaanvallen uit tegen Duitse infanteristen. Polen bezat ook een aanzienlijk aantal gepantserde voertuigen.

Hoewel de Poolse luchtmacht grotendeels verouderd was, wist ze, in tegenstelling tot een andere mythe, niet binnen de eerste uren te worden vernietigd. Er werd dagenlang weerstand geboden, en veel piloten slaagden erin om naar Roemenië te ontkomen, vanwaar ze later deelnamen aan de nieuwe Poolse luchtmacht in het Westen. De kleine maar moderne Poolse marine, bestaande uit 5 onderzeeërs en 3 fregatten, week ook uit naar Engeland.

Nadat Warschau was omsingeld, gaf het Poolse opperbevel opdracht tot een algemene terugtrekking van het leger naar de Roemeense grens, waar een strategische verdediging werd gepland. Dit gebied, dat zich in het zuidoosten van Polen bevond en bekendstond als het Roemeense bruggenhoofd, herbergde tal van geheime munitie- en wapendepots voor de verdediging. Het was ook mogelijk om het gebied te bevoorraden via Roemenië, een bevriende natie. Het plan was dat de bondgenoten Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de aanval zouden openen zolang de Polen dit bruggenhoofd vasthielden. Helaas maakte de Russische inval een einde aan deze hoop. Met een aanval vanuit het oosten besloot het Poolse opperbevel tot een evacuatie richting Frankrijk, via Roemenië en Hongarije. Tienduizenden Poolse militairen slaagden erin te ontsnappen.

Op 5 oktober 1939 gaf de laatste actieve militaire eenheid van Polen zich over, in de buurt van Kock, wat het einde markeerde van de actieve militaire weerstand in Polen. Dit betekende echter niet de capitulatie van de Poolse regering of het militaire opperbevel.

 

 

Evacuatie en reorganisatie

De regering en een deel van de krijgsmacht weken uit via Roemenië naar Frankrijk en richtten daar twee infanteriedivisies en een pantserbrigade op met Frans materieel. Ze vochten voor de tweede maal tegen de Duitsers tijdens Fall Gelb; na de wapenstilstand trokken ze zich succesvol terug in het onbezette deel van Frankrijk en bereikten van daaruit vervolgens het Verenigd Koninkrijk. Ze formeerden daar voor de derde maal in de oorlog een strijdmacht: het Eerste Poolse legerkorps, o.a. bestaande uit de Poolse 1ste Pantserdivisie en de Poolse 1ste Onafhankelijke Parachutistenbrigade, die later deelnamen aan de geallieerde opmars na de Invasie in Normandië.

Poolse commando’s tijdens training in Schotland, 1943

Van de naar schatting 300.000 Poolse krijgsgevangen in de Sovjet Unie werden in 1942 slechts 82.000 vrijgelaten die daarna een epische tocht ondernamen via Kazachstan en Iran naar Palestina waar het Tweede legerkorps in 1943 werd opgericht. Dat legerkorps, bestaande uit twee infanteriedivisies en één pantserbrigade, zou successen boeken in de geallieerde opmars door Italië in 1944 en 1945.

Het grootste deel van die krijgsgevangenen zou echter gedwongen worden om het Eerste Poolse leger (vijf infanteriedivisies) te formeren, dat als onderdeel van het Rode leger vanaf 1943 aan het Oostfront zou strijden tot aan Berlijn. Later werd nog het Tweede Poolse leger (vier infanteriedivisies, één pantserbrigade) opgericht dat tot in Tsjechië zou vechten. Er hingen begin mei 1945 slechts drie vlaggen in Berlijn: de witte capitulatievlag, de Sovjetvlag en de Poolse vlag.

De slag om Engeland

Situatie in het Verenigd Koninkrijk

Toen Sir Thomas Inskip in 1937 als Minister voor de coördinatie van de defensie werd, zag hij in dat het Verenigd Koninkrijk de bommenwerperwedloop tegen Duitsland aan het verliezen was. Hij zag in dat de theorie een bommenwerper komt er altijd door, niet hoefde te kloppen als hij een goed wapen hiertegen vond.

Alhoewel de strategie van onafhankelijke bombardementen met succes door de Duitsers in de Spaanse Burgeroorlog, door de Japanners in China en de Britten in Abessinië werd toegepast wilde hij de rol van de RAF (Royal Air Force) ertoe beperken de Duitsers niet toe te laten een beslissende klap uit te delen en stand te houden tot er hulp van bondgenoten opdaagde of een blokkade de vijand zou afmatten.

Hij had daarvoor enkele aanwinsten: de nieuwe jagers, vooral de Spitfire en de ontwikkeling van de radar. Het argument dat deze optie minder duur zou zijn dan het bouwen van bommenwerpers gaf de doorslag toen het kabinet in 1937 goedkeuring aan zijn voorstellen gaf.

Een tweede sleutelfiguur voor de Britten was de benoeming van Sir Hugh Dowding tot chef van Fighter Command (chef van de jachtvliegtuigen). Hij bekeek de jagersstrategie op een koele manier en zag het vernietigen van de Duitse bommenwerpers als zijn enige taak.

Daarnaast was de benoeming van Lord Beaverbrook tot minister van vliegtuigproductie voor zijn land van enorm belang. Hij had maar één taak: zo vlug en zo veel mogelijk vliegtuigen produceren, los van alle procedures. Dank zij hem had de Britse luchtmacht op het einde van de slag meer vliegtuigen dan ervoor. Hij slaagde erin tijdens die periode bijna 500 Hurricanes en Spitfires te produceren. Alleen kon hij het verlies aan ervaren piloten niet compenseren.

Groot Brittannië zette hoofdzakelijk jachtvliegtuigen in tijdens de slag: de Spitfire en de Hurricane.

Situatie in Duitsland

Hitler ging er van uit dat de Britten vrede zouden sluiten als Frankrijk verslagen was. In zijn Weisung (aanbeveling) 16 schreef hij trouwens: “Omdat Engeland, ondanks zijn hopeloze militaire positie, geen tekenen toont dat het een compromis wil sluiten, heb ik besloten om een landing in Engeland voor te bereiden en, zo nodig, uit te voeren.” Mussolini’s schoonzoon, graaf Ciano schreef het volgende in zijn dagboek: “Hitler is de gokker die zijn grote slag heeft geslagen en van de tafel zou willen opstaan om niets meer te riskeren.”

Na een maand te hebben gewacht dreigde hij op 19 juli 1940 toch met een aanval op het Verenigd Koninkrijk indien het niet onmiddellijk de wapens neerlegde. Lord Halifax, minister van Buitenlandse Zaken in de regering geleid door Winston Churchill, die eerder geneigd was vrede te sluiten, moest onder druk van zijn chef en het parlement Hitlers voorstel tot overgave afwijzen en zo werd Duitsland verplicht zijn dreigementen kracht bij te zetten. Op 21 juli viel de principiële beslissing het Verenigd Koninkrijk binnen te vallen (Operatie Zeeleeuw).

De Duitse legerleiding wilde dezelfde tactiek toepassen als bij de oversteek van de Maas, alleen de verhouding van de ingezette middelen, de moeilijkheden enz. zouden anders zijn. Generaal Jodl zei het zo: in vorm gelijk aan het oversteken van een rivier over een breed front. Men zou opnieuw gebruikmaken van Stuka’s in plaats van artillerie, maar hiervoor was luchtsuprematie vereist. Erich Raeder, Duits groot-admiraal, bevelhebber van de vloot, geloofde niet in een invasie vooraleer de Britten zich hadden overgegeven. Hij toonde respect voor de kracht van de Royal Navy. Men beschikte niet over landingsvaartuigen voor materieel en manschappen. Er werden wel wat voorbereidingen getroffen zoals het verzamelen van binnenschepen en kustvaarders maar dit was meer bedoeld om Raeder’s ongeloof in de operatie te verdoezelen. De Marine stelde een plan voor om vlak bij Dover een bruggehoofd te slaan. De route zou men via mijnenvelden en onderzeeërs beschermen. Ze stelden dat er tien dagen nodig zouden zijn om de eerste aanvalsmacht aan land te zetten. Dit wekte grote weerstand op bij de legerleiding. Zij wilde bij de eerste aanvalsgolf 260.000 man, 30.000 voertuigen en 60.000 paarden laten overbrengen en beschouwde de middelen die de Marine ter beschikking stelde als onvoldoende. De Luftwaffe stond er dan ook alleen voor. Het luchtmachtoffensief, Operatie Adelaar had echter totaal geen binding met Operatie Zeeleeuw.

Hermann Göring, chef van de luchtmacht, besefte terdege, gezien de tegenstand die zijn luchtmacht had ondervonden toen ze de evacuatie van de Engelse troepen bij Duinkerken wilde verijdelen, dat dit geen eenvoudige taak was. Hij wilde er wel twee weken voor uittrekken.

Om de RAF te vernietigen werden 2600 vliegtuigen verzameld (Luftflotte I en II) waaronder 1200 bommenwerpers en een duizendtal jagers. Men plande ook aanvallen op havens en schepen om zo de Britse natie te wurgen die afhankelijk was van handel over zee.

De bedoeling was simpelweg met grote aantallen bommenwerpers de Britten tot overgave te bombarderen. Hulp van land- en zeestrijdkrachten zouden hierbij niet nodig zijn. Er werd niet gedacht aan het droppen van para-troepen op strategisch belangrijke doelen alhoewel de Britten dat wel verwachtten.

De meest gebruikte types bommenwerpers waren: Dornier Do 17Z, Dornier Do 215 (variant van de Dornier Do 17Z), Heinkel He 111, Junker Ju 88 en de Stuka (popularen naam voor de Junker Ju 87)

De meest gebruikte types jagers waren: Messerschmitt Bf 110 en Messerschmitt Bf 109

De Slag

De Slag om Engeland begon op 10 juli 1940 en duurde tot 30 oktober 1940. De campagne vertoonde veel improvisatie van Duitse kant en kan worden opgedeeld in vijf fasen:

Deel 1: beginfase: Slag om Het Kanaal, 10 juli – 12 augustus 1940

Deel 2: Operatie Adelaar, 13 augustus – 18 augustus 1940

Op 13 augustus 1940 startte Operatie Adelaar (Duits: Adlertag). Duitse bommenwerpers maakten 485 en jagers 1000 vluchten bij aanvallen op de havensteden Plymouth en Southampton en op vliegvelden in Hampshire en Kent. De Luftwaffe verloor daarbij 45 vliegtuigen, de RAF 13. Twee dagen later deed men een poging om de bases van de jachtvliegtuigen onbruikbaar te maken via een aanvalsmacht die bestond uit 1266 jagers en 520 bommenwerpers. Ze herhaalden dat op de 16de en de 18de. De RAF reageerde met kracht en haalde 162 vliegtuigen neer.

Deel 3: Bombardementen tegen de vliegvelden, 24 augustus – 6 september 1940

De Duitsers bleven in de rest van de maand en in het begin van september met hun aanvallen op de vliegvelden doorgaan tot Göring plotseling, na een reeks aanvallen van de RAF op Berlijn, besloot dat Londen het hoofddoel van de Duitse aanval moest zijn. Op die manier hoopte hij het moreel van het Britse volk te breken. Tijdens deze fase verloor de RAF 290 vliegtuigen en bij de Luftwaffe werden 380 vliegtuigen vernietigd.

Deel 4: Slag om Londen, 7 september – 30 september 1940

Op 7 september 1940 vertrokken 372 bommenwerpers, geëscorteerd door 642 jachtvliegtuigen om de stad aan te vallen. Deze aanval boekte een groot succes omdat vooral het havengebied zwaar werd beschadigd. De Britten hadden hun vliegtuigen over een groot aantal vliegvelden verdeeld om deze te beschermen. Toen de Luftwaffe een paar dagen later een nieuwe aanval op Londen lanceerde kostte die hen 28 toestellen.

Later werd geopperd dat de aanval op Berlijn een zet van Winston Churchill was om de aandacht van de Duitsers naar Londen te verleggen en hij de Londenaars opofferde om Fighter Command te doen overleven.

In ieder geval verschafte de gewijzigde Duitse tactiek de RAF een broodnodige adempauze die haar toeliet haar vliegvelden opnieuw volledig operationeel te maken.

Intussen was de Duitse luchtmacht tot het besef gekomen dat, als ze hun eigen verliezen aan bommenwerpers wilde terugdringen, Fighter Command moest uitgeschakeld worden. De bommenwerpers waren immers niet in staat aanvallen van jagers af te slaan. Een andere optie was de bommenwerpers via langeafstandsjagers zoals de tweemotorige Messerschmitt Bf 110 tot boven hun doel te begeleiden. Al snel bleek dat deze niet opgewassen waren tegen Spitfires en Hurricanes en moest men teruggrijpen naar de Messerschmitt 109 die met een actieradius van 125 mijl (vooraleer hij over een extra brandstoftank beschikte) vanuit Calais dekking kon geven tot Londen. Verderop was de bommenwerperbemanning op zichzelf aangewezen. Dowding speelde daar handig op in door zijn squadrons terug te trekken naar vliegvelden die buiten het bereik lagen van de dekking door de Bf 109. Op 15 september 1940 lanceerde de Luftwaffe een grootscheepse aanval op Londen. Ze verloren 60 vliegtuigen.

Deel 5: eindfase, 1 oktober – 31 oktober 1940

Er werden door de Duitsers acties op kleinere schaal uitgevoerd.

3080 jongemannen met 14 nationaliteiten hadden de slag gewonnen. Meer dan één op vijf verloor hierbij zijn leven en minder dan de helft zou de oorlog overleven. Winston Churchill zei over die kerels: “Nooit hebben zovelen zo veel te danken gehad aan zo weinigen” (Engels: “Never was so much owed by so many to so few”).

Een belangrijke reden waarom de Duitse verliezen aan vliegtuigen belangrijker hoger waren dan de Britse, was dat de Britten beschikten over een geheim wapen: de radar. Daardoor waren zij vrij goed op de hoogte van de positie van de Duitse vliegtuigen, terwijl de Duitsers geen idee hadden waar de Britse vliegtuigen zich ophielden.

De Slag om Engeland zorgde ervoor dat Groot-Brittannië opnieuw werd betrokken en ernstig werd genomen als strijdende mogendheid, vooral in de Verenigde Staten.

Voor Duitsland was het een zaak die als minder belangrijk werd afgedaan. De aandacht van Hitler en Herman Göring verplaatste zich naar de invasie in Rusland. Ze achtten de Britten, ook al waren ze niet overwonnen, niet in staat hen veel schade toe te brengen.

Naar volgende pagina

Naar vorige pagina

Terug naar 1930-1945

 

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten