Foto: Hugues de Saint-Cher op een fresco uit 1352: oudst bekende afbeelding van een bril.
Door de eeuwen heen is er op allerlei uiteenlopende manieren geprobeerd om met behulp van glas en edelstenen het menselijk gezichtsvermogen te verbeteren. Het verhaal de ronde dat de Italiaanse Franciscaner monnik Allessandro della Spina, uit het klooster van Pisa, in 1284 twee kleine vergrootglazen in een houten raamwerkje maakte en zo de eerste draagbare bril ontwierp. Een andere naam die met de uitvinding van de bril in verband wordt gebracht is die van Salvarino d’Armati. Hij overleed in 1317 in de Santa Maria Maggiore in Florence en op zijn graf staat dat ‘hier de uitvinder van de bril ligt’.
Op 23 februari 1305 maakte de monnik Giordano di Rivato in een preek melding van een ‘Occhiali’, oftewel bril. Deze eerste brillen bestonden uit twee glazen, elk vastgezet in een ijzeren, hoornen of houten ring. In het midden werden de losse onderdelen met een nagel als een soort scharnier aan elkaar vastgemaakt. Deze zogenaamde ‘nietbril’ werd nog tot het einde van de 16e eeuw gebruikt. In de 14 eeuw maakte de bril een verdere ontwikkeling door. Door handelscontacten van Venetië met onder andere Vlaanderen, Duitsland en Frankrijk ontstond het ambacht van brillenmaker. Door de ontwikkeling van de boekdrukkunst ontstond er een steeds grotere behoefte aan leeshulpmiddelen. Door de jaren heen werd er van alles geprobeerd om de bril makkelijker draagbaar te maken. Zo was er in de late middeleeuwen de zogenaamde mutsbril, die bestond uit een metalen montuur dat aan een hoofddeksel bevestigd was en zo voor de ogen gedragen kon worden.