De jaren 50 – Hoofdstuk 1 – Binnen- en Buitenlandse politiek in de jaren vijftig



Willem Drees (1886-1988) groeide op in Amsterdam. Zijn loopbaan begon als stenograaf. Vervolgens klom hij op van SDAP-wethouder in Den Haag en kamerlid, tot minister en minister-president.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij enige tijd gijzelaar in het kamp Sint Michielsgestel en een centraal figuur in het politieke verzet. Zijn Noodwet Ouderdoms-voorziening 1947 (de voorloper van de AOW) maakte hem erg populair. Ook zijn leiderschap en zijn soberheid droegen daartoe bij. Hij wordt door menigeen beschouwd als een van de belangrijkste naoorlogse Nederlandse politici.

Onder zijn leiding vonden zowel de dekolonisatie van Indonesië als de wederopbouw van Nederland plaats. Drees kreeg als minister-president vanaf 1948 de leiding over kabinetten die te maken hadden met de naweeën van de desastreuze gevolgen van de bezetting. Het beleid richtte zich daarbij op industrialisatie, oplossen van de woningnood, bevordering van export, modernisering en ordening van landbouw en het economische leven, herstel van de betalingsbalans, gezondmaking van de overheidsfinanciën en het stimuleren van emigratie.

Ten tijde van zijn regering kreeg Willem Drees te maken met de Greet Hofmans affaire. Hij aarzelde lange tijd zich te mengen in de ‘privé-problemen’ op het paleis, waar hij zich niet thuis voelde. Noemde Greet Hofmans al in 1951 een ‘Raspoetin’, maar greep niet in.

Drees was een overtuigd sociaaldemocraat, maar hij was wel pragmatisch ingesteld. Van 1904 tot 1946 was hij lid van de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij)

Van 1946 tot 1971 van de PvdA (Partij van de Arbeid). In de jaren zeventig brak hij met de PvdA uit onvrede over de koers. Hij sympathiseerde vanaf die tijd met Democratisch Socialisten ’70 (DS’70), maar sloot zich er niet bij aan.  Drees is van grote betekenis geweest voor Nederland en voor de Nederlandse sociaaldemocratie. In de Tweede Wereldoorlog heeft hij een belangrijke plaats ingenomen in het verzet tegen de Duitsers. Drees zal ook blijvend worden herdacht als de premier van de wederopbouw. Zijn sobere karakter paste uitstekend bij een tijd waarbij aan alles tekort was.

Drees ontving het Grootkruis Orde van de Nederlandse Leeuw op 22 december 1958, uitgereikt door koningin Juliana persoonlijk. Hij ontving ook de erepenning van ’s Gravenhage. Voor zijn verzetswerkzaamheden ontving hij van de Amerikaanse regering de ‘Medal of Freedom with bronze palm’ te Den Haag op 8 april 1953. Willem Drees overleed in 1988 op bijna 102-jarige leeftijd.

Drees
Premier Willem Drees bij verkiezingen in 1952

Nederlandse Kabinetten van de jaren vijftig:

1948-1958   Willem Drees  PvdA

1958-1959   Louis Beel       KVP

1959-1963   Jan de Quay     KVP

Nederlandse Kabinetten van de jaren vijftig:

Drees Schaik
September 1948, premier Drees en minister Schaik bij troonsafstand koningin Wilhelmina/ inhuldiging koningin Juliana

Het Kabinet Drees-Van Schaik was het Nederlandse kabinet van 7 augustus 1948 tot 15 maart 1951. De ministersploeg bevatte ministers uit vier verschillende partijen, en daarnaast twee partijloze ministers. De coalitie besloeg een 76% meerderheid, zodat de grondwetswijziging die nodig was voor de onafhankelijkheid van Nederlands Oost-Indië ook in tweede aanleg door het parlement gevoerd kon worden. In 1951 leidde uiteindelijk een motie over Nieuw-Guinea tot de val van het kabinet. Er werden geen nieuwe verkiezingen gehouden, maar een nieuwe coalitie werd gevormd met dezelfde partijen.

Luns Drees
Minister Luns, Drees en Klompe

Het Kabinet-Drees II was het Nederlandse kabinet van 2 september 1952 tot 13 oktober 1956. Kabinet-Drees II kende twee ministers voor Buitenlandse Zaken.. Dit omdat enkele partijen geen katholiek wensten op die post, aangezien alle andere landen van de Europese Gemeenschap op dat moment ook een katholieke minister van buitenlandse zaken hadden. Men vreesde een te papistisch Europa. Hierom werd gekozen voor een constructie met twee ministers: de partijloze liberaal  Jan Willem Beyen en de KVP-politicus Joseph Luns (1911 – 2002). De laatste had geen portefeuille. De beide ministers konden niet goed met elkaar overweg, en de constructie met twee ministers op deze post werd na 1956 dan ook niet voortgezet.

Beel
Louis Beel in 1958

Het Kabinet-Drees III was het Nederlands kabinet van 13 oktober 1956 tot 22 december 1958. De socialistische ministers traden af naar aanleiding van een conflict met de Tweede Kamer over het niet accepteren van de tijdsduur van bepaalde tijdelijke belastingen op 11 december 1958, een kabinetscrisis was geboren. Op 12 december bood het Kabinet zijn ontslag aan. Dit betekende het einde van de rooms-rode samenwerking. Een uitsluitend uit confessionelen bestaand  rompkabinet onder leiding van Louis Beel (1902 – 1977) bereidde vervroegde verkiezingen voor.

Politieke partijen

De Savorin Lohman 1837-1924

Oprichter Jhr. A.F. de Savornin Lohman e.a.  De Christelijk-Historische Unie was een Nederlandse, protestants-christelijke politieke partij, opgericht in 1908, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU baseerde zich op Bijbelse grondslagen in protestantse zin, waarbij de Overheid als dienares van God wordt beschouwd. Niet alleen de Bijbel, maar ook de historische ontwikkeling van de staat moest een rol spelen bij het bestuur. De CHU hechte daarom zeer aan de band met het Huis van Oranje en gold als één van de meest koningsgezinde partijen. Op 13 september 1980 gefuseerd met andere partijen tot het CDA.

Abraham Kuyper 1837-1920

De Anti-Revoluitionaire Partij werd in 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christen-democratische, protestantse partij. Van 1918 tot 1959 was de ARP de derde partij van het land. De ARP baseerde zich op Bijbelse normen volgens de protestantse leer. Volgens de anti-revolutionaire opvattingen ging het overheidsgezag uit van God en niet van de mensen. De partij was voorstander van een door het Huis van Oranje geregeerd Nederland met een sterk gezag en een overheid die toeziet op handhaving van goede zeden en openbare orde. De ARP was steeds voorstander van een  krachtige defensie. Bekende ARP-politici waren Kuyper, Talma, Heemskerk, Colijn, Gerbrandy, Schouten, Zijlstra, Biesheuvel en Aantjes. Op 13 september 1980 gefuseerd met andere partijen tot het CDA.

SGP

De Staatkundig Gereformeerde Partij werd op 24 april 1918 in Middelburg opgericht. Als kleine, getuigende orthodox-protestantse politieke groepering vertolkt de partij een authentiek geluid in ons staatsbestel. Hoewel veel van haar standpunten slechts door een kleine minderheid worden gedeeld, is daarvoor wel altijd respect in de samenleving. Deels is dat te verklaren doordat vaststaat dat de voorstellen van de SGP toch weinig kans zullen maken. Deels komt dat ook omdat de SGP steeds beschikte over gedegen en minzame volksvertegenwoordigers. De SGP wilde een strikt volgens Bijbelse normen geregeerd, protestants Nederland. Het politiek bondgenootschap van ARP en de Katholieken werd afgewezen. Het katholicisme werd beschouwd als ‘afgoderij’ en ‘een valse godsdienst’, die door de overheid moest worden geweerd en bestreden.  P. Zandt (1880 – 1961) was lijsttrekker in 1952, 1956 en 1959.

Boerenpartij

Oprichter van de Boerenpartij was Hendrik Koekoek (1922 – 1987), sinds 1946 voorzitter van de door hem opgerichte Vereniging van Bedrijfsvrijheid in de Landbouw. Deze vereniging, die zich ook wel de ‘Vrije Boeren’ noemde, verzette zich tegen de bemoeienis van de overheid met de landbouw, onder andere via het Landbouwschap. De Boerenpartij was een belangenpartij. De partij werd opgericht in 1958 als voortzetting van de ‘Vrije Boeren’. De partij maakte nooit deel uit van de regering. Bekende personen binnen de Boerenpartij waren Hendrik Koekoek en Evert Jan Harmsen, die na een ruzie met boer Koekoek uit de partij stapte en een eigen fractie begon, de Groep Harmsen.

KVP

De Katholiek Volkspartij was een christen-democratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De KVP speelde tussen 1946 en 1971 een leidende rol in de Nederlandse politiek. De KVP baseerde zich op Bijbelse normen volgens de katholieke leeropvatting. De taak van de overheid werd grotendeels als aanvullend beschouwd, met name op economisch gebied. Particulier initiatief diende voorrang te hebben boven staatsbemoeienis. De KVP streefde naar bezitsvorming door gezinnen, onder meer door bevordering van eigenwoningbezit, sparen, kinderbijslag, en door belastingverlaging en een goede sociale zekerheid. Op 13 september 1980 gefuseerd met andere partijen tot het CDA.

De KVP-ministers Klompé en Veldkamp speelden een belangrijke rol bij de opbouw van de sociale zekerheid. Op internationaal gebied was de KVP voorstander van de samenwerking in de NAVO en van Europese samenwerking. De KVP was lang de grootste partij van het land. Alleen in 1956 werd zij door de PvdA van Drees overvleugeld. Met Drees was KVP-voorman Romme (1896 – 1980) de leidinggevende figuur van de Nederlandse naoorlogse politiek. Romme bleef echter buiten het kabinet. Bekende personen in de KVP waren Romme, Beel, Klompé, Cals, Luns, Schmelzer, Andriessen en Van Agt.

PvdA

Op 9 februari 1946 werd de Partij van de Arbeid opgericht. Die kwam voort uit een samensmelting van SDAP, VDB en Christelijk Democratische Unie (CDU), aangevuld met individuele katholieken, en leden van CHU en ARP. De PvdA is enkele malen de grootste partij van het land geweest en haalde enkele malen eenderde van alle zetels. Daardoor speelde zij, zowel in de regering als in de oppositie, een belangrijke rol in de Nederlandse naoorlogse politiek. Vanaf haar oprichting is de PvdA sterk voorstander van Europese samenwerking geweest. Vooral M.Van der Goes van Naters en Nederhorst, die beiden deel uitmaakten van het eerste Europese Parlement, waren daarvan pleitbezorger. Vanaf 1958 speelde Sicco Mansholt als Europees Commissaris voor de Landbouw een prominente rol bij het tot stand brengen van een Europees Landbouwbeleid.

VVD

De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie werd in 1948 opgericht als een organisatorische voortzetting van de Partij van de Vrijheid. Met de komst van enkele oud-leden van de Vrijzinnige Democratische Bond vanuit de PvdA, die zich in de PvdA niet thuis voelden, werd het behoudend liberalisme nieuw leven ingeblazen. Eén van de oud-VDB’ers was Pieter Oud, die ook de eerste partijvoorzitter en fractieleider werd van de VVD. Als partijvoorzitter en fractievoorzitter groeide Oud al snel uit tot de politiek leider van de partij. Onder zijn straffe leiding vertoonde het zeteltal van de VVD tot het einde van de jaren 50 een opwaartse koers.

Het aantal zetels bedroeg zelfs 19 zetels in 1959. Bij de oprichting speelde verder D.U. Stikker een belangrijke rol. De VVD  is een liberale partij.  In het beginselprogramma van de VVD staat dat de partij de individuele vrijheid zeer belangrijk vindt en dat de staat zich niet dient te bemoeien met de individuele vrijheden van haar burgers. De overheid dient wel te zorgen  voor de veiligheid van haar burgers. De VVD nam van 1948-1952 deel aan de brede basiskabinetten-Drees I en Drees 2. Van 1952 tot 1959 verkeerde de VVD in de oppositie, maar daarna zaten ze continu in de regering tot 1973. (met uitzondering van 1965-1967).

PSP spek

PSP

De Pacifistisch-Socialistische Partij, opgericht in 1957 door onder andere Frad van der Spek (13 december 1923 – 23 november 2017), was een pacifistische partij, die tevens streefde naar hervorming van de maatschappij in socialistische zin (pacifisme = vredelievendheid, afwijzing van geweld). Tot het midden van de jaren zestig kenmerkte de PSP zich door een ethisch bevlogen pacifisme (ethisch, behorende tot de ethiek, moraal-filosofie). Daarnaast ontwikkelde de partij zich meer en meer tot de partij van de buitenparlementaire actie. De PSP had van 1959 tot 1989 doorlopend enkele zetels in de Eerste en Tweede Kamer. De partij maakte steeds deel uit van de oppositie. In 1990 fuseerde de partij met CPN, EVP en PPR tot GroenLinks.

CPN

De Communistische Partij Nederland was een voortzetting (1935) van de Communistische Partij Holland (CPH) die op haar beurt in 1918 was voortgekomen uit de Sociaal Democratische Partij (SDP). Deze was in 1909 ontstaan door een scheuring in de SDAP waarbinnen een groep revolutionaire marxisten zich afscheidde. In 1919 sloot de Communistische Partij zich aan bij de Komintern, de overkoepelende internationale communistische organisatie.

Van 1938 tot 1968 was de stalinist Paul de Groot de leider van de partij die lange tijd sterk onder de invloed van Moskou stond. De CPN was een communistische partij.

In haar beginselprogramma stond onder meer dat het kapitalistisch stelsel vrijwel bankroet was en dat niets de overwinning van de werkers nog kon tegenhouden. De partij streed voor hogere lonen en lagere prijzen, tegen de toenemende macht van monopolies en voor de vernieuwing van de democratie. Zij wees de Nederlandse dekolonisatiepolitiek in Nederlands-Indië af en steunde dienstweigeraars.

De CPN had na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) doorlopend enkele zetels in de Eerste en Tweede Kamer, met een hoogtepunt van tien Tweede Kamer zetels in 1946-1948. De partij maakte altijd deel uit van de oppositie.

Politici

Marga Klompé
Dr. Margaretha Albertina Maria Klompé (1912 – 1986) was een Nederlands politica. Doortastend politiek zwaargewicht in de KVP. Vertrouwelinge van Romme, die als Tweede Kamerlid buitenlandwoordvoerder van haar fractie was, met belangstelling voor de Europese samenwerking. Volgde in 1956 Van Thiel op als minister van Maatschappelijk Werk. Bracht in 1963 de Algemene Bijstandswet tot stand. Loodste in 1966 als minister van Cultuur de Omroepwet door het parlement. Vormde in het kabinet-De Jong in haar eentje op de linkervleugel een essentiële steunpilaar.

Vrouw met veel gezag in het parlement, die door haar mannelijke collega’s vaak vriendschappelijk werd geplaagd om de grote ernst waarmee zij haar taken uitvoerde.

Marga was aanvankelijk docente scheikunde en op dat terrein gepromoveerd. Actief in het verzet als koerierster. In 1956 werd ze de eerste vrouwelijke minister van Nederland. Ze is nog steeds de enige vrouwelijke minister van staat. Ze werd geroemd als een doortastend politiek zwaargewicht in de KVP. Zo bracht ze in 1963 de Algemene bijstandswet tot stand.

Jan de Quay (1901 – 1985)
Van 5 april tot 23 juni 1945 was hij minister van Oorlog in het Tweede kabinet-Gerbrandy. Willem Drees wilde De Quay echter niet in zijn kabinetten hebben vanwege diens omstreden oorlogsverleden. Van 1946 tot 1959 was De Quay Commissaris van de koningin in de provincie Noord-Brabant. Van 1959 tot 1963 was Jan de Quay Nederlands minister president en minister van Algemene zaken in het kabinet dat zijn naam droeg. Na twaalf jaar rooms-rode coalitie was dit het eerste naoorlogse liberaal-confessionele kabinet. Tijdens dit kabinet stegen de salarissen explosief en kregen degenen die de economische wederopstanding van Nederland mogelijk hadden gemaakt eindelijk loon naar werken.

Sicco Mansholt (1908 – 1995)
Mansholt nam deel aan zes regeringen: Schermerhorn- Drees in 1945; Beel in 1946; Drees-Van Schaik in 1948, en nog drie kabinetten Drees: kabinet Drees I in 1951, kabinet- Drees II in 1952 en kabinet-Drees III in 1956. In 1958 werd Mansholt een van de commissarissen van de pas opgerichte Europese Commissie en werkte hij als land-bouwcommissaris aan de modernisering van de Europese landbouw. Mansholt was de geestelijk vader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. Subsidiëring van de landbouw vormde voor Mansholt een oplossing voor het traditionele socialistische vraagstuk tot welke klasse de agrarische bevolking behoort.

P.J. Oud (1886 – 1968)

Staatsrechtgeleerde en voorman van de VDB en de VVD, richtte met Stikker in 1948 de VVD op. Oud werd daarvan de onbetwiste politieke leider. Sprak met een wat hoge, zachte stem, maar had in de Kamer veel gezag door zijn kennis van het staats- en parlementsrecht. Hij kon overigens ook vilein uit de hoek komen en gold als autoritair.

P.J. Oud schreef enkele standaardwerken over de parlementaire geschiedenis.

Henk Lankhorst (1914 – 1976)

Een PSP’er die afkomstig was uit de kring van de vooroorlogse CDU en in de jaren zestig hét gezicht van zijn partij was. Medeoprichter van de PSP. Maakte vanaf 1959 deel uit van de PSP-Tweede Kamerfractie en werd daarvan in 1962 voorzitter. Plichtsgetrouw en nauwgezet; beminnelijk in de omgang en daardoor, ondanks zijn radicale standpunten, gewaardeerd door zijn collega-Kamerleden. Was een goed organisator. Kreeg later in zijn partij het verwijt dat hij niet fel genoeg was. Bedankte voor het Tweede Kamerlidmaatschap en stapte in 1969 over naar de Eerste Kamer.

Paul Groot (1899 – 1986)

Paul was de zoon van Jacob de Groot, diamantslijper, en Rachel Sealtiel. Op 28 december 1920 trad hij in het huwelijk met Szajndla Borzykowska, met wie hij een dochter kreeg. Vrouw en dochter werden op 13 november 1942 in Auschwitz-Birkenau vergast. Op 6 november 1951 hertrouwde hij met Eke Bouchina Wilhelmina de Jong. Paul wordt verlegen genoemd, bescheiden. Maar ook een intrigant, een doordrammer, belust op macht. Paul de Groot, leider van de CPN, de Communistische Partij Nederland, van 1938 tot 1977. Bijna 40 jaar heeft hij er de touwtjes in handen. Zijn meest bekende bijnaam: Stalin aan de Amstel. Hij blijft een overtuigd aanhanger van Stalin, ook nadat deze in 1956 de Sovjet-Unie in ongenade is gevallen.

Van Chroesjtsjov moet De Groot weinig hebben, al is hij wel zo slim om zich te blijven verzekeren van steun uit Moskou. Met die steun weet hij ook alle stormen in de CPN te overleven.  In de Koude Oorlog werden communisten vaak gezien als ‘landverraders’, mensen die klaar staan om de Sovjet-Unie te helpen bij een aanval op het kapitalistische Westen. Vele CPN-ers vermoeden terecht dat ze dag en nacht worden afgeluisterd door de BVD, de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Het maakt ze voorzichtig in contacten met andersdenkenden. Buiten de communistische familie is er geen leven. Dat hoeft ook niet, want de CPN is meer dan een politieke partij.

Gerben Wagenaar (1912 – 1993)

Gerben Wagenaar had zich in 1953 aangesloten bij de CPN. Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde hij een dusdanige rol in het verzet, dat hij na de bevrijding een ministerschap zonder portefeuille kreeg aangeboden. Wagenaar weigerde en werd naast algemeen secretaris Paul de Groot de tweede man van de CPN.

Hij was fractieleider tot 1952. In 1958 werd hij met enkele medestanders uit de partij gezet wegens oppositie tegen de autoritaire de Groot.

Een greep uit de Buitenlandse politiek

Truman
1952 President Harry S. Truman (1884-1972) met zijn vrouw

In Korea breekt oorlog uit. Noord Korea valt zonder waarschuwing Zuid-Korea binnen. Bij Inchon in Korea gaan 40.000 militairen van de Verenigde Naties aan land en zorgen voor een ommekeer in de Korea-oorlog.

In oktober vallen Chinese troepen Tibet binnen. In November voegen de Chinese-communistische troepen zich bij de strijdkrachten van Noord Korea.

In december wordt door president Truman van de VS de noodtoestand uitgeroepen i.v.m. de toestand in de wereld (het communisme rukt gevaarlijk op).

atoombom
1951 atoombomtest

Op zaterdag 12 mei  1951 wordt in de buurt van het atol Eniwetok in de Stille Oceaan door de Amerikanen voor het eerst een waterstofbom (H-bom) tot ontploffing gebracht.

Hier wordt de kiem gelegd voor het verzet tegen atoomwapens.

Neurenberg
Neurenberg proces

Op 31 januari 1951 verminderde de Geallieerde Hoge Commissaris John McCloy verschillende straffen die uitgesproken ware in het Neurenberg proces.

Van diegenen die ter dood veroordeeld waren, werden slechts 12 doodstraffen uitgevoerd. Elf werden omgezet naar gevangenisstraffen en een persoon werd er uitgeleverd aan België, en een persoon werd er uitgeleverd aan België, waar hij in gevangenschap stierf. In juni worden de laatste doodvonnissen als gevolg van de processen in Neurenberg voltrokken.

Eisenhower
1959, Eisenhower (1880-1969)

In Kenia slaat de Mau Mau om zich heen. Mau Mau is de naam van een guerrillabeweging die tussen 1952 en 1960 actief was in Kenia, en die zich richtte tegen de Britse koloniale overheersing. Een belangrijk onderdeel van de strategie was het zaaien van angst onder de aanzienlijke groep blanke kolonisten door het plegen van gewelddadige overvallen op afgelegen boerderijen en andere ‘zachte doelwitten’. Hierdoor verliet een groot aantal blanken het land.

Dwight D. Eisenhower, voormalig opperbevel-hebber der geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog, wint op 4 november1952 de presidentsverkiezingen in de VS.

In Oost-Berlijn komen arbeiders in opstand tegen het Communistische bewind.

In verband met de overgang van de oude website naar de nieuwe website, is nog niet alle informatie in de nieuwe layout beschikbaar. Klik op de volgende link om alle tekst op de oude site te bekijken: Meer jaren 50 »

De jaren 50 - Inleiding

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten