Jaren 50



 

Rock ’n Roll – De heren in de jaren vijftig

(klik op de plaatjes om ze te vergroten en op de blauwe titel van de liedjes om ze te horen en/of te zien)

(TIP: mocht uw internetverbinding niet snel genoeg zijn, klik dan links onder op II)

(er ontstaat dan een driehoekje met de punt naar rechts)

(laat u het filmpje downloaden en klik dan op het driehoekje)

In de jaren vijftig doen de heren het ook goed. Met de rock ’n roll in opkomst scoren zangers van het populaire lied ook hit na hit o.a. Pat Boone, Ricky Nelson, Perry Como, Al Martino, Bobby Vinton, Bobby Vee en Frankie Avalon. Voor het wat ruigere werk vallen vooral Bill Haley, Buddy Holly and his Crickets, Jerry Lee Lewis, Little Richard op en…. Elvis Presley. Ook Instrumentaal valt in de smaak. En de jeugd ging in navolging van hun idolen drummen en gitaar spelen !

Nat King Cole en Little Richard, twee tegenpolen die elk hun eigen schare fans hadden. Muziek in vele talen maakte de wereld van de luisteraar weer wat groter. Ook country was populair en bijvoorbeeld: Marty Robbins en Johnny Cash waren uitstekende vertegenwoordigers van dit genre. De groepjes als The Four Aces, Ink Spots en The Platters vonden een gewillig gehoor met hun repertoire. Kortom, ook in de jaren vijftig kon men volop genieten van buitenlandse muziek !

Jim Reeves

(1923-1964)

Jim Reeves wordt geboren in 1924 in het plaatsje Panola County in de Amerikaanse staat Texas. Op zeer jonge leeftijd ontstaat bij Jim belangstelling voor muziek. De kleine Jim is een ontwapende verschijning met een stem die klinkt als een gouden klokje. Op tienjarige leeftijd heeft hij zijn eerste professionele optreden in Shreveport, Louisiana en zijn loon is precies vijftien dollar. Jim is ook sportief en heeft een bijzondere voorkeur voor honkbal. Lange tijd voelt Reeves zich tussen twee vuren geplaatst, hij ambieert een carrière in de muziek maar ondertussen trekken vertegenwoordigers van belangrijke honkbalclubs aan hem.

Hij kiest voor de sport maar een ernstige blessure aan zijn rug maakt door gaan in deze sport onmogelijk. De honkbalsport verliest hiermee een groot talent maar de muziek krijgt er een fenomeen bij ! Succesvolle optredens voor de radio volgen. In het begin van zijn carrière is Jim Reeves vooral succesvol met countrynummers. In 1953 neemt hij zijn eerste succesplaat, “Mexican Joe“, op die een nummer 1-notering krijgt. Jim Reeves tekent in 1955 een contract met RCA en wordt lid van de Grand Ole Opry. Vanaf 1957 ontwikkelt hij een repertoire met tijdloze liedjes dat beter bij hem past.

De single “Four Walls” overschrijdt het miljoen verkochte exemplaren in Amerika. Ook de singles: “Blue Boy” en “I’m Getting Better” doen het bijzonder goed. Met “He’ll Have To Go” uit 1960 breekt Jim Reeves eindelijk ook in Europa door. In 1962 weet Jim dit succes te overtreffen met “Adios Amigo“. In 1964 scoort Jim weer twee grote hits. De eerste komt vlak voor zijn dood uit, “I Love You Because”. Op 31 juli 1964 komt Jim om het leven bij een vliegtuigongeluk. Twee maanden later verschijnt de single “I Won’t Forget You“. Na het overlijden van Reeves blijven er nog enige jaren platen van hem uitkomen.

Ook deze platen worden stuk voor stuk hits. Hoewel Jim Reeves een oor had voor tijdloze songs, was het duidelijk zijn onvergelijkelijke warme, ‘fluwelen’ bariton, intieme, fraserende, exacte woordkeus en superieure uitdrukkingskracht wat hem tot een artiest van blijvende betekenis maakte.

Marty Robbins

(1925-1982)

Marty Robbins wordt geboren in de plaats Glendale in de Amerikaanse staat Arizona. De familie Robbins woont midden in de woestijn, die voor een belangrijk deel de jeugd van Marty bepaalt. Een jeugd waarin hij zijn vader accordeon hoort spelen en zijn grootvader verhalen over vroeger hoort vertellen. In veel van de liedjes van Marty zijn elementen uit die verhalen te horen. Op jonge leeftijd ziet hij veel films met Gene Autry en ontstaat bij hem de wens om een zingende cowboy te worden. Hij dient drie jaar bij de marine en als hij uit dienst komt begint hij serieus aan zijn muzikale loopbaan te werken.

Hij begint op te treden in clubs in de buurt van de Phoenix en treed op in radioprogramma’s. Zijn muziek, en verschijning, maken zoveel los dat hij al snel een eigen TV-Show ‘Western Caravan’ heeft waarin hij ook gasten ontvangt. Little Jimmy Dickens, is op een dag zijn speciale gast en zeer onder de indruk is van het optreden van Marty. Hij neemt contact op met een grote platenmaatschappij die Robbins een goed contract aanbiedt. In 1952 wordt de eerste aangrijpende ballad van Robbins “Love Me Or Leave me Alone” uitgebracht. Met de single uit 1953 “I’ll Go On Alone” haalt hij voor de eerste keer de Country & Western Top 10.

In 1954 scoort Robbins nog twee grote hits met “Pretty Words” en “That’s Allright Mama“. In de rest van de jaren vijftig blijft Marty met grote regelmaat hits produceren. De grootste hit uit zijn loopbaan heeft Marty in 1959 met “El Paso“. In dit nummer horen we Robbins op zijn best met een mix van melodisch sentiment en macho-westerngevoel, overgoten met een Mexicaans sausje. Met het prachtige nummer: “Devil Woman” uit 1962 scoort hij zijn enige echte grote hit in Europa. Ook speelt Marty als acteur niet onverdienstelijk in een paar spannende westerns. Marty Robbins maakt zowel aansprekende country en westernmuziek als overtuigende rock ’n roll.

Al Martino

(1927-2009)

Al Martino was een kind van Italiaanse immigranten en werd in 1927 in Philadelphia geboren als Alfred Cini. Hij is vooral beroemd geworden vanwege zijn zangcarrière. Martino werkte aanvankelijk als metselaar in het bouwbedrijf van zijn vader en verdiende onder meer bij als bokser. Vanaf het begin van de jaren vijftig werd hij met zijn artiestennaam een beroemde zanger, geïnspireerd door zijn jeugdvriend Mario Lanza, die operazanger werd. Al Martino wist in de jaren vijftig tot in de jaren zeventig hits te scoren. Dat begon in 1952 met “Here in My Heart” de eerste nummer 1 hit in Groot-Brittannië. In Amerika kreeg hij er een gouden plaat voor.

De single ging meer dan een miljoen keer over de toonbank. Zijn grootste hit was “Spanish Eyes” in 1965, maar ook zijn “Volare” (1976) werd vooral in Europa een hit. Het liedje was in 1958 al bekend geworden onder de naam “Nel Blu, Dipinto Di Blu” in de uitvoering van Domenico Modugno. Al Martino werd geroemd om zijn zoetgevooisde stem en zijn gevoel voor passie en romantiek. In de Verenigde Staten scoorde Martino elf top 40-hits in de Billboard pop singles chart. 1972 vertolkt hij de rol van zanger Johnny Fontaine in de film ‘The Godfather’ van Francis Ford Coppola en “The Godfather Part III” uit 1990.

Martino had, net als de fictieve Johnny Fontane, banden en problemen met de maffia. In de jaren vijftig week hij daarom enkele jaren uit naar Engeland uit angst voor een maffioso die hem bedreigde. Martino bleef tot op hoge leeftijd zingen en acteerde nog in 2006 in een film, ‘Cutout’ van Sal Stevens, waarin hij zeer toepasselijk een crooner op leeftijd speelde (Crooner, een zanger die een ontspannen en intieme houding heeft en zingt met een zachte, lage stem). Martino’s zangcarrière duurde vijftig jaar. Al Martino overleed zes dagen na zijn 82-ste verjaardag aan een hartaanval.

Johnny Ray

(1927-1990)

De naam Johnnie Ray was een begrip begin jaren vijftig. In 1950 was hij al het enfant terrible van de Amerikaanse popmuziek. Johnnie Ray, 23 jaar oud en met een gehoorapparaat. Bij een emotioneel lied liet hij zich helemaal gaan: bijna snikkend stortte hij op zijn knieën zittend zijn hart uit bij het publiek, dat in toenemende mate bestond uit vrouwen met een moederinstinct, die zich over dit brok wanhoop wilden ontfermen. Het was vooral deze podiumact die Johnnie Ray tot zo’n opvallende persoonlijkheid maakte. Op zijn platen hoorde je gewoon een uitstekende zanger, die er hooguit wat extra emotie in gooide.

In 1951 verscheen: “Whiskey And Gin“, dat de hitlijsten niet haalde, maar wel zeer goed verkocht. Met zijn tweede single, “Cry” (1951), viel Johnnie Ray echter in de prijzen. “If you-hour hea-hea-rtaches seem to hang arrrround too lo-hong”, snikte Ray, en de plaat sloeg in als een bom, vooral bij de tieners van Amerika: eindelijk leven in de brouwerij, moeten de gedachte zijn geweest. De b-kant, “The Little White Cloud That Cried” deed er nauwelijks voor onder. De plaat vloog de winkel uit, en uiteindelijk zouden er ongeveer twee miljoen van verkocht worden, en beide nummers stonden wekenlang nummer 1 en 2 op de Amerikaanse hitlijsten. “Just Walkin’In The Rain” (1956) werd ook een dikke hit voor Ray. De doorbraak van Elvis Presley in dat jaar deed de belangstelling voor Ray weer opleven.

In 1957 stond Johnnie, die inmiddels in Engeland populairder was dan in zijn eigen land, opnieuw nummer één met “Yes Tonight Josephine“. Dat Johnnie Ray zijn brood in de muziek verdiende was minstens zo opvallend. Als jongen van dertien was Johnnie in de padvinderij door zijn kornuitjes gejonast en daarbij zo ongelukkig ten val gekomen dat hij aan het ene oor doof werd en voor het andere een gehoorapparaat nodig had. Hij hoorde de begeleidingsmuziek maar aan één kant, en dat kan hebben bijgedragen aan zijn manier van zingen, die ritmisch was maar waarbij Ray regelmatig ook ‘tussen de noten door’ zong. Johnnie Ray kan achteraf beschouwd worden als de verbinding tussen de oude muziekorde en de nieuwe.

Fats Domino

(1928-2017)

Fats Antoine Dominique Domino wordt in 1928 geboren in New Orleans. Als enige van het gezin toont Fats interesse in muziek. Hij leert piano spelen van zijn zwager en in zijn tienertijd speelt hij in verschillende clubs. Op zeventienjarige leeftijd voorziet bandleider Billy Diamond hem van zijn bijnaam Fats. Ook trouwt hij op deze leeftijd met zijn jeugdliefde Rose Mary. Overdag werkt hij en heeft verschillende baantjes. Een vervelend ongeluk in een fabriek kost hem bijna zijn linkerhand. Dankzij zijn grote doorzettingsvermogen leert Fats toch weer om met die hand piano te spelen.

De eerste single met de band van Bartholomew “The Fat Man” wordt in 1950 al meteen een bescheiden hit. Het nummer valt vooral op door de karakteristieke pianostijl van Fats Domino en zijn monotone stem, die niet meer dan één octaaf omvat! Vanaf 1949 scoort Fats al veel hits in Amerika. Na 1955 wordt de rhytm & bluespianist ook populair in Europa. De single: “Blueberry Hill” wordt in 1956 een gigantische hit. In de jaren vijftig vliegen alle singels van Fats Domino de platenwinkels uit.

De hitstroom is niet meer te stuiten. Hij verkoopt in deze jaren maar liefst 22 miljoen platen ! Op het podium voelt Fats zich in zijn element, zijn hart ligt bij het live brengen van zijn muziek. Ook in de jaren zestig scoort Fats regelmatig hits zoals in 1963: “There Goes My Heart Again“, “I’m Walking“, “Red Sails In The Sunset“. Het publiek kan geen genoeg krijgen van zijn muziek, en bij Fats… straalt het plezier er af.  Ook speelde Domino in de films ‘Shake, Rattle & Rock!’ en ‘The Girl Can’t Help It’, beide uit 1956.

Ray Charles

(1930-2004)

Echte naam Ray Robinson.veranderde in 1949 zijn naam is Ray Carles. De Amerikaanse pianist/zanger is bij leven al een legende. Hij verwerft dan ook de bijnaam: ‘The Genius’. In zijn muziek verenigt hij elementen uit alle mogelijke muzieksoorten, variërend van gospel tot country en western en van rock ’n roll tot jazz. Voor 1960 is Ray al succesvol in de Amerikaanse rhythm & blues hitlijsten. Aan het einde van de jaren vijftig en begin jaren zestig bereiken zijn platen ook het blanke publiek. Hij groeit uit tot een van de belangrijkste musici aller tijden. De kracht van Ray Charles is dat hij instinctmatig weet welke muzikale ingrediënten nodig zijn voor het maken van de mooiste mix, met de emotie van gospel en de stevigheid van rhythm & blues. In 1950 heeft hij een zijn eerste hit met het nummer:”Baby Let Me Hold Your Hand“.

In 1954 haalt hij de top met het zelfgeschreven nummer: “I Got A Woman‘. In 1959 breekt Ray door in de nationale Amerikaanse hitlijsten met de single “What’d I Say“, het nummer groeit uit tot een ware klassieker. Met “Georgia On My Mind“, scoort Ray in 1960 een eerste Amerikaanse nummer 1-hit. Grote hits volgen: “Hit The Road Jack“, “Unchain My Heart“, “You Don’t Know Me“, en het sterk door country & western beïnvloede nummer: “I Can’t Stop Loving You“.

Little Richard

(geboren 1932)

Richard Penniman, beter bekend onder de artiestennaam Little Richard, was nog maar twintig jaar toen hij met de openingskreet ‘Awopbopalloobopalopbamboom’ uit zijn nummer “Tutti Frutti” (1955) de nationale hitlijsten bestormde en meer dan 2 miljoen exemplaren hiervan verkocht. Hij legde in zijn optredens een bijna religieus fanatisme aan de dag. Zijn optredens waren spectaculair, gekleed in schreeuwerige rose en goudlamé pakken sprong hij vaak op de piano en beukte de melodie er met zijn voeten uit, kronkelde over de vloer en brulde de ene na de andere rocktekst in zijn microfoon waarvan de meeste vrij dubbelzinnig waren.

Als in 1955 de rock ’n roll rage op gang komt breekt hij door met nummers als “Tutti Frutti“, “Long Tall Sally“, “Lucille” en “Good Golly Miss Molly“, die allemaal de status van gouden plaat behalen. Little Richard drukt een eigen stempel op de rock ’n roll, door zijn opzwepende en elektriserende wijze van zingen. Enkele jaren later geeft hij de rock ’n roll op voor de roeping van God. Hij wordt predikant en zingt nog enkel gospelmuziek. Zij ongetemde wilde uiterlijk verandert mee. In 1962, toen rock ’n roll al veel meer geaccepteerd was, maakte hij zijn rentree met een Britse tournee. Hij werd hierbij gesteund door een paar van zijn Britse fans, The Beatles en The Rolling Stones.

In de tussentijd had hij een aantal gospelplaten opgenomen. Daarna treedt hij nog af en toe op, maakt ook nog platen, maar steekt de meeste tijd in zijn loopbaan als predikant. Little Richard werd in 1986 als een van de eersten opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame. Little Richard werd in 2003 opgenomen in de Songwriters Hall of Fame. Little Richard geldt als een der belangrijkste grondleggers van de rock ’n roll. Hij wordt vaak in één adem genoemd met Chuck Berry, Elvis Presley en Buddy Holly. Door het gebruik van de piano vertoont zijn rock enerzijds overeenkomst met die van Jerry Lee Lewis, anderzijds met die van Fats Domino.

Jerry Lee Lewis

(geboren 1935)

Jerry Lee Lewis, bijnaam ‘The Killer’, vader spoort hem op jeugdige leeftijd aan om piano te gaan spelen en neemt zelfs een hypotheek op zijn huis om een piano voor zijn zoon te kunnen kopen. Jerry raakt al snel vertrouwt met het instrument. Op dertienjarige leeftijd loopt hij van huis weg om in New Orleans een plaatje op te nemen wat uitloopt op een fiasco. Na diverse baantjes komt Jerry in aanraking met Paul Whitehead, een oude neger, geliefd om zijn pianospel. Jerry krijgt de kans om bij Whitehead’s trio te komen spelen, eerst als drummer, later als pianist. Als de rock ’n roll periode aanbreekt trekt Jerry naar Nashville en komt in contact met Jack Clement waar hij in diens studio enkele country en western nummers opneemt. Clement stuurt het bandje naar Sam Philips, eigenaar van het Sun label in Memphis. In 1956 wordt Jerry door Sun gecontracteerd.

Aanvankelijk om andere artiesten op de plaat te begeleiden, maar nog voor het einde van het jaar maakt hij als zanger zijn platendebuut met een cover van “Crazy Arms“. Alleen al in de staat Tennesee worden er 75.000 exemplaren van verkocht. Daarna gaat het snel. In 1957 verschijnt: “Whole Lotta Shaking Goin’on“, het wordt een million seller. Ook zijn daarop volgende single: “Great Balls Of Fire” brengt het tot goud. Lewis’ pianospel werd alom geroemd. En niet alleen vanwege de virtuositeit, maar vooral ook vanwege de dynamiek waarmee het werd gebracht. Hij schopte regelmatig zijn pianokruk aan de kant om vervolgens staand en springend verder te spelen. Zijn succes op de plaat draagt er toe bij dat Jerry ook in een aantal rock ’n roll films gaat spelen: ‘Disc Jocky Jamboree’ (1957) en ‘High School Confidential’ (1958). In datzelfde jaar lijkt er aan zijn carrière een voortijdig einde te komen als hij een nationaal schandaal en een grootschalige Radio-boycot ontketent door te trouwen met zijn dertienjarig nichtje, Myra Gale Brown. In de jaren zestig loopt de belangstelling voor Jerry terug, hij gooit het roer om en gaat terug naar zijn roots, country en western. Van 1965 tot 1971 maakt hij een aantal kwalitatief zeer hoogstaande country en western elpees en….. scoort weer hits ! o.a. “Another place, another time“. Er volgden meer hits en zelfs hitnoteringen in de Top 100. Zijn hardnekkige reputatie dat hij alles uit het leven haalt maakt hem tot het middelpunt van een controverse, zowel op het podium als daarbuiten. Lewis leidt een turbulent leven en schandalen achtervolgen hem. Hij trouwt vijf maal, drinkt veel en raakt verslaafd aan drugs. Persoonlijke tragedies zijn er ook. De scheiding van Myra zorgt ervoor dat hij meer en meer zijn heil zoekt in alcohol en drugs. In 1962 verdrinkt zijn zoon Steve Allen Lewis in het privé-zwembad en in 1973 komt zijn negentienjarige zoon Jerry Lee Lewis Jr. om bij een verkeersongeluk.

In de jaren zeventig wordt hij opgenomen met een maagbloeding veroorzaakt door een maagzweer, wat bijna zijn einde betekent. Hij raakt daarna opnieuw verslaafd aan de drugs en laat zich opnemen in het Betty Ford Center, waar hij slechts één dag blijft. In 1984 wordt hij zelfs beschuldigd van moord wanneer zijn vijfde vrouw overlijdt op vijfentwintigjarige leeftijd. Schandalen blijven hem ook in latere jaren achtervolgen maar hij blijft optreden en met groot succes. In 1985 wordt J. Lewis opgenomen in de Rock ’n Roll Hal of Fame. In 1989 wordt er een speelfilm over zijn leven gemaakt, gebaseerd op het boek van zijn ex-vrouw Myra Gale Brown en waaraan hij zelf als adviseur bijdraagt: ‘Great Balls of Fire’, geregisseerd door Jim McBride met Dennis Quaid als ‘The Killer’ ! De film zorgt ervoor dat zijn populariteit nog meer toeneemt en voorlopig draait The Killer nog steeds op volle toeren !

Gene Vincent

(1935-1971)

Gene Vincent had eigenlijk maar één echte grote hit: “Be Bop A Lula“. Dit nummer liet zien hoe rockabilly moest zijn zoals het gespeeld werd in 1956 met zijn scherpe gitaar breaks, spare snare drums, de echo, en Vincent’s sexy stem. De zanger in het leer gekleed, hinkelend (overgehouden aan een motorongeluk) met vettige haren was dan ook één van de eerste rock ’n roll rebellen. Na dit ongeluk concentreerde hij zich op een muziekcarrière en speelde met country bandjes in de omgeving van Norfolk, Virginia. Nadat er op een lokaal radio station nummers van hem waren gedraaid, werd er door zijn management een bandje gevormd om Gene, namelijk ‘The Blue Caps’ waarna zij een contract tekenden bij Capitol, die hoopte hiermee een concurrent voor Elvis Presley te hebben binnengehaald.

Dit was inderdaad zo, rond deze tijd straalde Vincent één en al rockabilly uit. Hij was in staat tot uitbundig zingen in snelle up-tempo nummers, maar zong ook met zachte stem gevoelige nummers. The Blue Caps waren één van de grootste rock bandjes in de fifties, eerst verankerd aan de verbluffende helder klinkende, snelle gitaar spel van Cliff Gallup. De slap-back echo van “Be Bop A Lula, gecombineerd met Gene zijn wisselende stem, zette veel mensen op het verkeerde been omdat er veel waren die hem aan Elvis deden denken toen hij zijn hits maakte rond 1956. Die vergelijking met Elvis was er niet echt, Vincent had een vriendelijkere en minder melodramatische stijl. Briljante nummers volgen elkaar op zoals: “Race with the Devil“, “Bluejean Bop” en “B-I- Bickey“.

Gene Vincent had zijn tweede en tevens laatste Top twintig hit in 1957 met “Lotta Lovin”. Daar kon men horen dat hij veranderd was. Van de wilde bijna ontembare rebel had hij zich aangepast ten gunste van de popmuziek in die tijd, naar een zanger met een achtergrondkoortje en met meer gematigde gitaren. Begin jaren zestig maakte hij nog sporadisch opnames maar van mindere kwaliteit. Zijn contract bij Capitol liep in 1963 af, en hij bracht de rest van zijn leven nummers uit onder verschillende platenlabels, geen van alle brachten hem dicht bij een comeback hit. Door zijn huwelijkse problemen, met daarnaast nog de nodige medische en drankproblemen was zijn leven een puinhoop geworden. Gene Vincent overleed op 36 jarige leeftijd aan een maagzweer.

En natuurlijk………………….Elvis

Elvis Presley

(1935-1977)

Elvis Presley is ongetwijfeld “The King of Rock and Roll”. Hij was van eenvoudige komaf, maar zou de rock ’n roll revolutie in gang zetten, met zijn opvallend indringende stem en zijn charismatische verschijning op het podium. Elvis werd geboren als enige overlevende van een identieke tweeling in een blokhut met twee kamers in Tupolo, Mississippi. Zijn vader werkte hard om in het onderhoud voor zijn gezin te voorzien. Daarvoor moest men verhuizen naar Memphis. Elvis was toen dertien jaar en een verlegen en beleefd kind. Hij deed niets liever dan naar radiostations met overwegend zwarte blues luisteren.

In het begin van zijn carrière trad Elvis veel op op festivals en andere bijeenkomsten. In 1953 nam Elvis Presley in een studio in Tennessee zijn eerste plaatje op, als cadeautje voor zijn moeder. In 1954 begint Elvis Presley met opnames voor platenmaatschappij Sun Records, hij wordt gekoppeld aan gitarist Scotty Moore en Bassist Bill Black. Het drietal begint te repeteren in de flat van Scotty Moore waarna de volgende dag de opnames zijn. De opname sessie verloopt voor de drie erg teleurstellend totdat Elvis Presley in de pauze uit pure frustratie, losbreekt met het nummer “That’s allright’ Mama”. Scotty en Bill haken in en Sam Philips kan zijn oren niet geloven.

Het nummer sloeg in als een bom ! Het radiostation werd overspoeld met telefoontjes, veroorzaakt door het feit dat de luisteraars niet konden geloven dat de stem die “That’s allright’ Mama” brulde de stem van een blanke was. Hierna begon Elvis met veel regionale optredens waardoor hij steeds bekender werd. Ook kreeg hij een manager, Tom Parker, (echte naam Dries van Kuijk, afkomstig uit Nederland), alias ‘The colonel’. Tom Parker zorgde er allereerst voor dat Elvis naar een ander platenlabel te verhuizen, hij bracht hem onder bij RCA Records welke meteen ook alle rechten van de SUN Records opnamen overnam (voor 40.000 dollar).

In 1956 bracht Elvis zijn eerste plaat uit voor RCA Records, “Heartbreak Hotel” dat direct als nummer 1 in de hitlijsten stond. Na: “Hound Dog” (1956) en “All Shook Up” (1957) komt de stroom hits pas goed op gang. Ook was Elvis in 1956 voor het eerst te zien in een speelfilm: ‘Love Me Tender‘ en ‘Jailhouse Rock‘ (1957) waren zeer succesvol. Zijn optredens waren voor die tijd controversieel door zijn schokkende bewegingen en swingende heupen. Dat was voor het eerst te zien in Jacksonville in mei 1955. Het bezorgde hem de bijnaam ‘Elvis the Pelvis’. Veel Amerikaanse jongeren vonden het geweldig, de oudere generatie kon de ‘slechte invloed’ van deze vrachtwagenchauffeur maar weinig waarderen. Op het hoogtepunt van zijn roem moest Presley zijn militaire dienstplicht gaan vervullen in Duitsland.

Omdat hij al veel nummers ‘op de plank had liggen’ bleef hij doorgaan met hits scoren. Na twee jaar militaire dienst was hij nog onverminderd populair en ging nog op tournee. Tot 1961, toen stopte hij met optreden en speelde jarenlang vooral in films. Die in totaal ongeveer dertig muziekfilms leverden weer hits op. Het publiek kon hem dus blijven zien, zij het in de bioscoop. Kort na zijn terugkomst in de Verenigde Elvis geldt hij als een van de grootste, succesvolste en populairste artiesten aller tijden en hij was een van de eerste zangers die een schare gillende fans kon genereren. Op 16 januari 1971 werd Elvis uitgekozen als de ‘The Outstanding Young Man of the year’ een hoge onderscheiding in Amerika die normaal alleen presidenten krijgen. Hij kreeg de prijs voor zijn grote bijdrage aan de Amerikaanse cultuur.

Elvis Presley overleed op 16 augustus 1977 in Memphis. De officiële locatie volgens de overlijdensakte is het Baptist memorial Hospital te Memphis. Hij was hier gekomen nadat hij in de badkamer van zijn huis Graceland door zijn toenmalige verloofde Ginger Alden bewusteloos gevonden was. Aanwezigen stellen allen dat hij al overleden was voor de ambulance arriveerde, er was namelijk al sprake van rigor mortis. Desondanks is er tot in het ziekenhuis reanimatie toegepast. Elvis stierf officieel door een hartstilstand, maar na autopsie zou blijken dat zijn lichaam sporen van meerdere soorten pillen (polyfarmacie) bevatte. Mogelijk was er sprake van een overdosis van door zijn arts voorgeschreven medicijnen. Zijn voormalige huis in Graceland is nu een museum en wordt door zijn vele fans als een soort bedeplaats bezocht.

Buddy Holly, Ritchie Valens en The Big Bopper komen om bij een vliegtuigongeluk

The Big Bopper,

Ritchie Valens en Buddy Holly

Op 3 februari 1959 zijn de Amerikaanse artiesten Ritchie Valens, Buddy Holly en the Big Chopper omgekomen bij een vliegtuigongeluk. Het vliegtuig was net opgestegen vanuit Mason City. Ook de piloot (Roger Peterson) overleefde het ongeluk niet. Het vliegtuig, een Beechcraft Bonanza, met de drie Amerikaanse sterren aan boord, was op weg naar Fargo in North Dakota. De artiesten toerden gezamenlijk door Amerika en hadden die dag een optreden in Moorhead (the Winter Dance Party package tour). Buddy Holly had het vliegtuig geregeld omdat zijn tourbus kapot was. Aanvankelijk zou The Big Bopper ook niet met het vliegtuig gaan. Hij was echter niet lekker en besloot daarom plaats te nemen in het vliegtuig.

Er is slechts plaats voor drie personen. De vier besluiten om de laatste plaats te tossen. Ritchie Valens won de tos van Tommy Allsup, voor Ritchie was het zijn eerste vlucht. De oorzaak van het ongeluk was waarschijnlijk een kleine sneeuwstorm, waardoor het vliegtuig uit balans raakte.

 De onervaren 21-jarige piloot heeft vermoedelijk het vliegtuig niet onder controle kunnen houden, waarna het om 5 minuten over 1 ’s nachts neerstortte in een maïsveld. The Big Bopper (Richardson) was 28 jaar oud, en Buddy Holly was slechts 22 jaar oud en Ritchie Valens 17 jaar oud. Deze dag leeft in de Amerikaanse popgeschiedenis voort als ‘The Day the Music Died’, luister naar Don McLean, klik hier.

The Big Bopper

(1930-1959)

The Big Bopper heette in werkelijkheid J.P. Richardson. Hij was een verdienstelijke gitarist en in zijn tijd een zeer bekende diskjockey. The Big Bopper scoort een mega-hit met het door hemzelf geschreven “Chantilly Lace” dat begint met ‘helloooo baby’. Door dit succes gaat hij toeren. In 1959 treedt hij met Buddy Holly, Ritchie Valens en Dion and the Belmonts op. In 1957 verscheen een eerste plaatje “Crazy Blues“. In totaal heeft hij een 20-tal nummers op de plaat gezet. Richardson, componeerde vervolgens een aantal bekend geworden songs. Bekende nummers van hem waren: “White Lightning” en “Running Bear” (in Nederland met succes gecoverd door het Cocktail Trio, “Grote Beer“) .

Buddy Holly

(1936-1959)

Buddy Holly, werkelijke naam Charles Hardin Holley, was een enorm belangrijke en invloedrijke artiest. Buddy begon in Texas en speelde vooral country muziek met zijn jeugdvriend Bob Montgomery. Nadat hij Elvis Presley leerde kennen speelde hij zo nu en dan rock & blues nummers. Zijn vroeg opgenomen rockabilly nummers in Nashville, resulteerde in de Decca singels: “Blue Days, Black Nights” (april 1956) en “Modern Don Juan” (december 1956). Maar het succes bleef uit totdat hij samen met the Crickets ging spelen en in Norman Petty’s New Mexico studio de nummer 1 hit: “That’ll Be the Day” in mei 1957 opnam.

Buddy Holly en Petty experimenteerde met verschillende vormen van echo in de studio, en kwamen met de nummers: “Words of Love” (juni 1957), en “Peggy Sue” (september 1957) een tweede Top 10 hit. “That’ll Be the Day” was op naam van de groep, “Peggy Sue” van Holly zelf. Met de Crickets, had hij verder nog hits zoals: “Oh, Boy !” (oktober 1957), “Maybe Baby” (februari 1958), en “Think It Over”/”Fool’s Paradise” (mei 1958). Ondertussen had Holly ook nog een solo hit: “Rave On” (april 1958). In dat jaar gaat Buddy weer alleen verder. De liedjes in de laatste periode van Buddy Holly’s korte leven zijn stuk voor stuk somberder. In “Peggy Sue got Married” uit de zomer van 1958 mijmert Buddy terug naar een jeugdvriendin, die met een ander getrouwd is. Ook titels als: “Crying, Waiting, Hoping” (augustus1958) en “Raining in my Heart” (januari 1959) spreken boekdelen. Na zijn dood kwamen veel van zijn eerder opgenomen platen uit. In Engeland, kwam: “It Doesn’t Matter Anymore” vlak na zijn dood op nummer 1. De muziek van Buddy Holly bleef tot midden jaren zestig hoog scoren en tot de dag van vandaag beïnvloedt zijn muziekstijl de muziekanten.

Ritchie Valens

(1941-1959)

Ritchie Valens was een Amerikaanse Rock ’n roll artiest die overleed aan het begin van zijn carrière. Zijn echte naam was Richard Valenzuela en hij werd geboren in Pacoima bij Los Angeles en groeide op met de mariachi-muziek. Hij leert zichzelf gitaar spelen en heeft op zestienjarige leeftijd zijn eerste band. Op 27 mei 1958 mag de 17-jarige, zich dan Ritchie Valens noemende zanger, zijn eerste songs opnemen, thuis bij producer Bob Keane. In juli van dat jaar heeft Valens zijn eerste successen te pakken, onder meer met de dubbele a-kant: “La Bamba“/”Donna“, een bewerking van een Mexicaans volksliedje.

La Bamba’ was tevens de titel van de speelfilm uit 1987 die het levensverhaal van Ritchie Valens uitbeeldde. De regie was in handen van Luis Valdez, met de acteur Lou Diamond Phillips in de rol van Ritchie Valens. De titelsong werd uitgevoerd door de groep Los Lobos en werd een internationaal succes.

Johnny Burnette

(1934-1964)

Johnny Burnette was een Amerikaanse Rockabilly-artiest. Op zijn vijfde leerde Burnette gitaar spelen en ging samen met zijn broer Dorsey zingen en gitaar spelen voor de poorten van de ‘Humes Highschool’. Al snel kregen ze gezelschap van onder andere Bill Black, Scotty Moore, en zelfs Elvis Presley. Samen met zijn broer Dorsey Burnette en zijn collega Paul Burlison vormde Burnette vanaf 1951 “The Rythm Rangers”. Ze werden bekend als ‘The Dalton Gang’, omdat hun optredens dikwijls in een gevecht eindigde. Johnny en Dorsey waren ook de uitvinders van de term ‘Rockabilly’.

Ze schreven een lied: “Rock Billy Boogie“, geïnspireerd op hun twee peuters Rocky en Billy. Al gauw werd hierdoor het muziekgenre rockybilly uitgevonden, wat later veranderde in rockabilly omdat dat beter klonk. Ondanks dat de broeders Burnette ondertussen al een eigen film en tv-show hadden, wilden ze nog meer. In 1956 verhuisden ze daarom naar New York City. Daar deden ze mee aan een talentenjacht: ‘Ted Mack & The Original Amateur Hour’. Ze wonnen een platencontract en veranderen hun naam in: ‘The Rock and Roll Trio’. Hun muziek viel in de smaak en werd dan ook vaak gecoverd.

Eddie Fisher

(1928-2010)

Eddie Fisher, een Amerikaanse zanger, was vooral in de jaren 50 een tieneridool en werd bekend met nummers als: “Thinking of you”, “Any time“, “Oh, my Papa“, “I’m yours“, “Wish you were here” en “Lady of Spain“. De zanger was zeer geliefd bij tieners totdat de rock ’n roll daaraan einde maakte. Fisher was naast zanger ook entertainer en had zijn eigen tv-show. In 1955 trouwde hij met ‘Singin’ in the rain’-actrice Debbie Reynolds. Ze kregen 2 kinderen. Samen waren ze in 1956 te zien in de romantische komedie ‘Bundle of joy’.

In 1958 stierf producer Mike Todd, de beste vriend van Fisher, in een vliegtuigcrash. Fisher ontfermde zich over zijn weduwe, actrice Elizabeth Taylor. Hij scheidde van Reynolds en huwde in 1959 met Taylor. Hun huwelijk hield slechts 5 jaar stand. Taylor verliet Fisher voor haar “Cleopatra”-collega Richard Burton. Eddie Fisher zou na zijn huwelijk met Taylor nog 3 keer hertrouwen. Voor zijn rol in ‘Butterfield 8’ (1960) won hij een Oscar. Daarna raakte zijn carrière in het slop. Hij raakte verslaafd aan drugs en gokken. In 1983 probeerde hij nog een comeback te maken, maar na alle schandalen rond zijn persoon hielden zijn fans het voor gezien.

Bobby Darin

(1936-1973)

Bobby Darin, echte naam Walden Robert Cassotto, was een Amerikaanse zanger en songwriter, die zeer populair werd in de jaren vijftig. Hij was thuis in een grote verscheidenheid aan muziekgenres, waaronder jazz, pop en folk. In 1958 nam hij zijn zelf geschreven nummer: “Splish, Splash” op wat zijn eerste grote hit werd. Darin werd een favoriete zanger onder het jonge rock ’n roll publiek. Enkele van zijn bekendste nummers zijn onder andere: “Beyond the Sea” (1960) en “If I were a Carpenter” (1966). Op jonge leeftijd werd hij getroffen door reumatische koorts, waaraan hij een beschadigd hart heeft overgehouden. Hij moest leven met de wetenschap dat hij op jonge leeftijd zou kunnen sterven, en stortte zich geheel op de muziek.

Hij leerde zichzelf verscheidene muziekinstrumenten spelen, waaronder piano, drums en gitaar. In 1959 ging hij een andere weg in met “Mack the Knife” een jazz/popbewerking van een nummer uit de Driestuiversopera van Bertolt Brecht en Kurt Weill. Het nummer bereikte de eerste in de Amerikaanse hitlijsten en bracht Darin ook onder de aandacht van de meer volwassen muziekliefhebber. In 1959 won Darin meerdere Grammy Awards, waaronder die voor beste nieuwkomer en beste nummer (voor Mack the Knife). In 1960 vertrok hij naar Hollywood om daar filmmuziek te schrijven en acteur te worden. Films met Darin: ‘Come september’, ‘Bobby Pressure Point’ uit 1962 en ‘Captain Newman MD’ uit 1963. Voor de laatste film kreeg hij een Oscarnominatie voor Beste Mannelijke Bijrol. Darin overleed op 20 december 1973 vlak na een hartoperatie, waarbij twee van zijn hartkleppen werden vervangen. Hij werd slechts 37 jaar.

Franky Avalon

(geboren 1940)

Frankie Avalon, is een Amerikaanse zanger en acteur. Hij werd geboren als Francis Thomas Avallone en begon al op twaalfjarige leeftijd met zijn televisieoptredens, in eerste instantie omdat hij goed trompet speelde. Zeven jaar later, in de jaren vijftig, was hij een tieneridool van vele jonge dames. Zijn beroemdste lied was “Venus“, 1959, dat werd uitgebracht op het label Chancellor en een wereldhit werd. In de jaren zestig werd hij bekend door zijn rollen in verschillende strandfilms, waarin hij samen met Annette Funicello de hoofdrol speelde. Frankie maakt deel uit van de Golden Boys die nog steeds optreden.

Fabian

(Geboren 1943)

Fabian, is een Amerikaans tieneridool van eind jaren vijftig tot midden jaren zestig, die het publiek entertainde met zijn muziek, optredens en films. In 1957 benaderen Bob Marcucci en Peter DeAngelis, eigenaren van Chancellor Records, de dan 14-jarige jongen. Getipt door Frankie Avalon, die op dezelfde school zit, wordt hij door Bob en Peter gecast als tienertalent. Een jaar later, inmiddels bekend onder de artiestennaam ‘Fabian’, wint hij zilver als de meest belovende mannelijke vocalist van 1958. Op 18-jarige leeftijd heeft hij al een dozijn hits, acht LP’s en drie gouden platen op zijn naam staan.

Na zijn optreden in de tv-productie ‘A Lion Walks Among Us’ bewijst hij zijn acteertalent met als gevolg zijn filmdebuut in de film ‘Hound Dog Man’ uit 1959. Hij ambieert film boven zingen en volgt gedurende drie jaar een Hollywood-opleiding onder Wynn Handman, Charles Conrad en Sandy Meisner. Hij wordt een filmster met meer dan 30 films op zijn naam. Als gastheer van zijn eigen concertserie ‘Fabian’s Goodtime Rock ‘n’ Roll Show’ waarin hijzelf, maar ook alle grote rock & roll artiesten uit de fifties en sixties optreden, is hij succesvol. Naast dit alles maakt hij ook deel uit van het trio ‘The Golden Boys’, samen met Frankie Avalon en Bobby Rydell, dat door heel Amerika te gast is en veelvuldig optreedt in grote shows en happenings.

Bobby Rydell

(geboren 1942)

Bobby Rydell, echte naam Robert Ridarelli, groeide op in dezelfde Italiaanse wijk van Zuid-Philadelphia als Frankie Avalon en Fabian. Bobby bewonderde Gene Krupa (één van de meest invloedrijke Amerikaanse drummers in de geschiedenis van de jazz) en begon op vijfjarige leeftijd, met drumlessen. Op zevenjarige leeftijd begon hij te werken in nachtclubs in Philadelphia. Rydell speelde ook de gitaar en bas. In zijn tienertijd, speelde Bobby op drums in een band genaamd ‘Rocco and the Saints’ waarin ook Frankie Avalon zat. In het najaar van 1958 nam Bobby het nummer: “Fatty, Fatty” op voor Veko records in Baltimore. De initiatiefnemers verdwenen met de mastertape en Bobby’s vader kreeg de rekening.

Frankie Dayde, de manager van de band, raakte geïnteresseerd in Rydell als een solo act. Met de goedkeuring van Bobby’s vader, Dag, nam hij Rydell mee naar verschillende platenmaatschappijen dit leverde geen hits op. Zijn contract met Cameo Records leverde in de zomer van 1959 de eerste hit op: “Kissin’ Time“, een 11de plaats en plaatste Rydell in de schijnwerpers, hij werd een tiener idool. Cameo kwam al snel met de LP “We Got Love” uit van Rydell die het tot goud bracht. Zijn naam was gemaakt. Bobby Rydell bewees dat hij de nummer 1 ster van Cameo  was, met 28 nummers in de top-100 voordat hij in 1964 bij Capitol tekende. Het grootste succes was: “Wild One” uit 1960. Bobby treedt nog steeds op, solo en met de ‘Golden Boys’

The Golden Boys

Four Aces

Deze vocale zangers groep werd gevormd in Chester ( U.S.A ) in 1949 en ontbonden in1959. Leden van dit kwartet waren : Al Alberts, Dave Mahoney, Lou Silvestri en Sod Voccaro. Hun eerste opname was: “It’s No Sin” welke werd uitgegeven door het eigen label van A. Alberts Victoria. Het werd een grote hit in 1951. De groep had een nummer 1 hit in de U.S.A. : met “Heart Of My Heart“. Daarna volgden: “Three Coins In The Fountain“, “Mister Sandman“, “Tell Me Why” en nog vele andere successen.

The Ames Brothers

The Ames Brothers, een vocaal close harmony zingend kwartet van vier broers, Joe de oudste, Gene, Vic and Ed, de jongste, Urick, afkomstig uit Malden, Massachusette, VS. en zonen van Russisch Joodse immigranten. Zij waren zeer goede zangers en in de jaren vijftig populair met hun traditional pop music hits. Na het winnen van een paar talentenjachten in hun geboorteplaats vertrokken ze naar Boston om op te treden in nachtclubs. Een paar bekende nummers: “Sentimental me“, werd een nummer 1 hit in 1950 met “Ragmop” als b kant, “String Alone”,1952, “My Bonnie Lassie“, 1955, “Mélodie d’amour“, 1957 en nog vele andere.

Echter de grootste hit van de groep werd: “You, You, You” uit 1953. In 1956 hadden de Ames Brothers  een vijftien minuten durend tv-programma, ‘The Ames Brothers Show’. The Ames Brothers behoorden tot de best verkopende artiesten van de vroege jaren vijftig. In 1964 werd de groep ontbonden.

Trio Los Paraguayos

Dit trio brak door met harpsolo’s en eigen interpretaties van Latijns-Amerikaanse klassiekers. Begin jaren vijftig koos Paraguay de drie beste muzikanten om het land te vertegenwoordigen op een twee jaar durende missie als cultureel ambassadeur. Dat trio bestond uit Agustín Barboza (de koning van de Guarani-liedjes), Luis Alberto del Parana als beste zanger en Digno Garcia als harpspeler. Via het Italiaanse Genua arriveerde het trio in 1954 met als naam Trio Los Paraguayos in Europa.

In Zuid-Amerika hadden ze al enige naam, maar Europa moest nog veroverd worden. De Paraguayaanse consul in België kreeg opdracht om het trio te lanceren. Op voorspraak van de consul mocht het trio van de directeur van het casino van Knokke acht dagen op proef spelen in het voorprogramma van Gilbert Bécaud. Na drie dagen kreeg het trio meteen een contract voor de maanden juli en augustus.

Ook platenmaatschappij Philips hoorde van het succes en bood het trio na een optreden een platencontract aan. Na afloop van de culturele missie werd het trio uitgenodigd door Perez Prado om op wereldtournee te gaan. Luis Parana zag dat wel zitten, de andere twee meenden dat ze op eigen kracht door konden en zich niet aan een mambo-orkest hoefden te verbinden.

Het meningsverschil betekende het einde van het trio dat onder de naam Trio Los Paraguayos bij Philips drie platen had opgenomen met traditionele Paraguayaanse folk. Hoewel de drie Paraguayanen muzikaal elk hun eigen weg gingen, bleven ze vrienden. Voor de twintigste verjaardag van het ontstaan van het eerste trio zouden de drie in 1974 elk met hun eigen combo in Oostende (België) optreden. Acht dagen voor dat optreden overleed Luis Alberto del Parana in Engeland. Zijn broer, Reynaldo Meza, werkte onder de naam ‘Los Paraguayos’ tot zijn overlijden in de sporen van Luis Alberto del Parana. Agustín Barboza overleed in 1988 na zijn terugkeer in Paraguay. Nummers als: “Malagueña, Cascada“, “Maria Dolores“, “Guantanamera“, en “La Felicidad“, waren enorme successen. Digno Garcia overleed in 1984.

The Platters

The Platters worden in 1953 in Los Angeles opgericht door Herb Reed als het zoveelste doo-wop zanggroepje. In eerste instantie verzorgen zij de achtergrondvocalen voor jazz-zangeres Linda Hayes, met wie zij ook een paar singles opnemen. De manager van Linda Haydes, Buck Ram, ziet mogelijkheden in The Platters. Hij zorgt er voor dat The Platters een platencontract krijgen en een nieuwe zanger: Tony Williams. Onder begeleiding van Buck Ram brengen The Platters via Federal Records zeven singles uit, die allen floppen. “Only You“, het eerste nummer dat The Platters voor platenmaatschappij Mercury Records opnemen wordt een grote hit.

Met dit nummers scoren The Platters eind 1955 een enorme hit in Amerika, maar ook Europa en Zuid Amerika. Ze vestigen direct hun naam met deze hit. In januari 1956 bereiken The Platters met “The Great Pretender” de eerste plaats van de Amerikaanse hitlijsten. Hierna volgt een niet aflatende stroom van hits: “The Magic Touch“, “My Prayer“, “Twilight Time” en “Smoke Gets In Your Eyes“.

In 1959 komen The Platters in opspraak wanneer de vier mannelijke leden in Cincinnati worden gearresteerd op verdenking van drugsgebruik en prostitutiebezoek. Het feit dat drie van de vier jongedames die zich in hun gezelschap bevinden blank zijn, zorgt voor extra opschudding. Een aantal conservatieve radiostations weigert nog langer liedjes van The Platters te draaien, maar kort daarna worden ze weer volop gedraaid. Met hun stijlvolle repertoire wisten The Platters een brug te slaan tussen de traditionele zangvormen van de jaren veertig en de avontuurlijke muzikale ontwikkelingen van de jaren vijftig. Vandaag de dag noemen maar liefst 125 zanggroepen ter wereld zich The Original Platters.

Kingston Trio

Nick Reynolds richtte het Kingston Trio in de jaren vijftig op samen met Bob Shane en Dave Guard. In 1958 scoort het gezelschap een hit met de negentiende-eeuwse folksong “Tom Dooley“. Het lied gaat over de voltrekking van het doodvonnis van Tom Dooley door ophanging. De NCRV weigerde destijds het lied te draaien op de radio. Het Kingston Trio won er een Grammy mee, en een jaar later ook met hun album “The Kingston Trio At Large”. In het begin spelen ze voornamelijk Hawaiiaanse muziek, maar schakelen later over op traditionele folkmuziek.

Het Kingston Trio wordt beschouwd als één van de meest invloedrijke folkgroepen die de Verenigde Staten in de jaren vijftig en zestig heeft gekend. Guard verlaat de groep in 1961, zijn plaats wordt ingenomen door John Stewart. In 1967 verlaat Nick Reynolds de groep en valt het Kingston Trio uiteen. Met hun muziek maakten zij de weg vrij voor artiesten als Bob Dylan en Joan Baez. Hun succesvolste periode lag tussen 1957-1961. En daarna, met de komst van John Stewart, volgde een tweede succesvolle periode met 7 albums tussen 1961 en 1963 continu in Billboard’s Top Ten van Amerika. Enkele hits van het Kingston Trio: “Tijuana Jail” (1959), “A Worried Man” (1960). “El Matador” en “Bad Man Blunder” (1961).

Het was moeilijk om een selectie te maken uit het grote aanbod van artiesten. Dit hoofdstuk uit de Jaren 50 is dan ook zeker niet compleet. Wilt u meer weten over een bepaalde artiest of andere artiesten uit de jaren vijftig dan kunt u op Internet heeeeeeeeeeeel veeeeeeel vinden !

Bronnen:

Muziekencyclopedie OOR

Hitdossier 1958-1990

25 Jaar pop Muziek

David McCarthy – De gouden jaren van de rock

Nieuwsdossier

Radio Nostalgia

Eigen knipselarchief

Ga naar het vervolg van dit hoofdstuk (Buitenlandse muziek in de jaren 50)

Ga terug naar het vorige deel van dit hoofdstuk (Buitenlandse muziek in de jaren 50)

Terug naar het overzicht van de Jaren 50

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten