Johnny en Jones




Het zingende duo dat uit Amsterdam kwam werd gevormd door Arnold Siméon van Wesel (als Johnny), die geboren werd op 3 augustus 1918 en Max Salomon Meyer Kannewasser (als Jones), die geboren werd op 24 september 1916.

Het tweetal zong jazz met parodistische teksten op actuele gebeurtenissen, gekruid met een mengeling van joodse en Amsterdamse humor.

Op heel jonge leeftijd werd hun talent bij toeval ontdekt. Ze werkten beiden bij het warenhuis de Bijenkorf in Amsterdam en in 1934 werd er een personeelsfeest gegeven. Daar trad een band op van eigen personeelsleden “The Bijko Rhythm Stompers”, bestaande uit Bob Beek, Max Kannewasser, Max Meents en Nol van Wesel. En ze hadden een daverend succes. Het personeelsblad “Bij en korf” van de personeelsvereniging “De Zwerm” schreef:

“Deze jonge zangers, die een storm van bijval oogstten, zullen als nieuwe steunpilaren van de “De Zwerm”, nog dikwijls onze avonden opluisteren. Excelsior, jongens.”

Na dit succes begon Max Kannewasser in 1935, onder de artiestennaam “Andy Yazo”, in zijn vrije tijd te zingen bij de semi-professionele Amsterdamse band “The Merry Makers”.

In 1936 deden Max Kannewasser en Nol van Wesel samen auditie bij Henri Wallig, een destijds bekende voordrachtskunstenaar, die leider was van het Amsterdamse “Cabaret der onbekenden”. En daar werden ze aangenomen. Ze gingen optreden als Johnny en Jones. Al vrij snel hadden ze enig succes en gaven ze hun baan bij de Bijenkorf op en gingen ze ook buiten Amsterdam optreden.

Vanaf eind 1937 traden ze regelmatig op voor de VARA radio. Daar traden ook vaak de Ramblers op onder leiding van Theo Uden Masman. En dank zij hem kwamen ze in contact met het platenlabel Decca/Panachord. Daar namen ze in 1938 hun eerste single op met het nummer “Meneer Dinges weet niet wat swing is” (Hij weet niet wat een saxofoon voor ding is). Het werd gelijk hun grootste hit en Johnny en Jones werden daarmee de eerste tieneridolen. Tot 1940 namen ze in totaal zeven platen op. De melodie werd meestal gecomponeerd door de jazzpianist Joop de Leur. Verder parodieerden ze liedjes van onder andere de Amerikaanse orkestleider en zanger Cab Calloway.

Nog voor hun grammofoonplatendebuut trad het duo gedurende oktober 1938 enkele weken op in de bekende Rotterdamse dancing “Pschorr” ter afwisseling van het orkest van de Amerikaanse trompettist Bobby Martin. Ook waren Johnny en Jones graag geziene en gehoorde gasten tijdens de “Zomerfeesten” die werden georganiseerd door de VARA. Verder traden ze eind 1938 op in het cabaret van Louis Davids in Scheveningen.

Op 11 maart 1939 traden ze op in de Antwerpse Dierentuin, naast onder andere het beroemde Amerikaanse zangkwartet de “Mills Brothers”. In het blad “De Jazzwereld” van april 1939 schreef Bob Schrijver over dit optreden:

“Voor vrolijkheid zorgden de populaire Johnny en Jones en dit is hen wel toevertrouwd. Dit duo heeft tal van originele invallen, die zij op een geheel persoonlijke wijze weten te brengen en waarmede zij, zoowel in de zaal als voor de mike, dadelijk het publiek voor zich innemen. En wanneer zij dan ook nog à la Cab Calloway de ‘hey de hey’ aan het publiek geven en de ‘ho de ho’ terugvragen, dan is het hek heelemaal van den dam. Ter eere van den voetbalwedstrijd België-Nederland zouden deze uitstekende “entertainers” op 18 Maart nogmaals in Antwerpen optreden”.

In 1940 konden Johnny en Jones, hoewel ze joden waren, onder de Duitse bezetting nog zonder al te veel problemen blijven optreden. Dat ging goed tot ver in 1941. Begin 1941 traden ze bijvoorbeeld nog, naast de Ramblers, op in het “Grand Théâtre” in Amersfoort. In de Amersfoortse Courant van 6 februari 1941 werd hiervan verslag gedaan:

“Jong en oud kon genieten van de ongeëvenaarde muzikale en vocale prestaties, die het publiek werden voorgezet door de alom bekende Ramblers van Theo Uden Masman, bijgestaan door de niet minder bekend tweetal, de Amsterdamsche jongens Johnny en Jones, “two boys and a swingguitar”. Een apart woord willen we wijden aan deze twee Amsterdammers in hart en nieren, die een geheel eigen programma hadden. Het was ongeloofelijk, wat die “Kleine Mannetjes” en vooral de kleinste, Johnny, uit hun keel wisten te halen. Johnny en Jones zijn actueel, getuige hun liedjes over de punten (= distributiebonnen red.), waarin zij met recht beweerden, dat je “zonder punten geen interlockie koopen kan”, want “Punten, punten, daar komt het op aan”. Natuurlijk moest de zaal meezingen en uit volle borst werd menig bezwaard hart gelucht. Ook het verduisteringslied “Maak Het Donker In Het Donker, een parodie op dezen tijd, oogstte veel bijval. Het drama van ‘”The Spyder and the Fly” sloeg eveneens in. Een deel van het groote succes van dit tweetal schuilt behalve in hun vrijmoedig optreden en rapheid van tong in de origineele tekst, waarin zij Amerikaansche songs voor het Hollandsche publiek brengen. Johnny en Jones brachten nog “De Koekoek In De Klok”, “Loe De Ladenlichter” en een “Soepballet”, eenige bekende nummers, waarmede zij daverend succes hadden.”

Vanaf eind 1941 werden de openbare optredens van joodse artiesten verboden. Ze mochten alleen nog voor “uitsluitend joods publiek” optreden in de tot “Joodsche Schouwburg” omgedoopte “Hollandsche Schouwgurg” in Amsterdam en andere lokalen die alleen voor joden toegankelijk waren.

Het laatste openbare optreden van Johnny en Jones was op 24 augustus 1941 in de Haagsche Dierentuin tijdens het kampioensfeest van de voetbalclub ADO.

Het Nationaal Socialistische tijdschrift “De Misthoorn” schreef hierover:

“Mijn stemming steeg, toen ik het uit 90% joden bestaande orkest had bewonderd. Wat een neuzen! Het was werkelijk aandoenlijk. Maar toen kwam nog de groote verrassing: het optreden van niemand meer of minder dan de joden-reizigers-artisten Johnny en Jones, die hun vrije Zondagavond besteedden door naast hun tegenwoordige vak als reiziger ook nog als ‘artist’ hun arische collega’s het brood uit den mond te stelen. Wat een heerlijke bargoensche klanken stootten deze twee vieze jodenkinderen uit! Het was om te genieten en de zaal hing dan ook aan hun dikke jodenlippen”, aldus deze Nederlandse antisemiet die te laf was om zijn eigen naam bij het artikel te vermelden.

Maar veel werk hadden Johnny en Jones niet meer omdat ze vrijwel nergens mochten optreden. Op 26 maart 1942 traden ze, onder het mom van gasten en ceremoniemeesters, op bij de bruiloft van een ex-collega van de Bijenkorf. Van de liedjes die ze daar ten gehore brachten is een grammofoonplaat gemaakt.

In hetzelfde jaar 1942 traden Kannewasser en Van Wesel ook zelf in het huwelijk.

In 1943 werden Johnny en Jones tijdens een razzia, tezamen met hun echtgenotes, gearresteerd. Op 9 oktober 1943 kwamen ze aan in het Drentse “Judendurchgangslager” Westerbork. Ze werden allebei tewerkgesteld als vliegtuigslopers. In Westerbork werden regelmatig door de daar aanwezige artiesten optredens verzorgd in de vorm van een revue. Omdat er alleen in de Duitse taal gesproken of gezongen mocht worden was het voor Johnny en Jones niet eenvoudig om daaraan mee te doen. Ze volgden zelfs Duitse taalles. Ze traden dan ook maar een keer in de revue op, in maart 1944, als “Jonny und Jones”. Wel traden ze voor hun Nederlandse medegevangenen op tussen de barakken en in het “Kaffee Haus”.

Voor hun sloopwerkzaamheden verlieten ze regelmatig het kamp om neergestorte vliegtuigen te bergen en deze vanaf diverse plaatsen in Nederland naar de sloperij in Westerbork te transporteren. Om buiten het kamp te kunnen komen beschikten ze over een zogenaamde “Sperre” (een voorlopige vrijstelling van deportatie). Omdat hun familie in het kamp zat dachten Johnny en Jones er niet aan om onder te duiken. Wel waren ze al een paar keer met hun “Sperre” naar Amsterdam gegaan. Bij hun laatste dienstreis buiten het kamp, in augustus 1944, waren ze in staat om bij de opnamestudio NEKOS (Nederlandsche Klank Opname Studio) in Amsterdam een zestal liedjes op de “snijplaat” (daar worden later platen van geperst) vast te leggen. Het waren de liedjes: “Westerbork Serenade”, “De mooiste bloem uit “Lawa”, Consi-ballade, “Wij sloopen met muziek”, Willy Rosen-potpourri en “Floep zei de stamper”. Een aantal jaren na de oorlog werden deze liedjes door NEKOS op hun platenlabel “Sonante” uitgebracht. Maar op het label blijkt dat men de naam van de artiesten niet meer wist.

Op 4 september 1944 werden Johnny en Jones, samen met hun vrouwen, op transport gesteld naar Theresienstadt. Vervolgens werden ze naar het concentratiekamp Auschwitz in Polen getransporteerd. Na korte verblijven in de kampen Sachenhausen en Ohrdruf, arriveerden zij in maart 1945 in het beruchte concentratiekamp Bergen-Belsen. Daar overleden ze door uitputting kort na elkaar, Jones op 20 maart 1945 (hij werd maar 28 jaar oud) en Johnny op 15 april 1945 (op 26-jarige leeftijd), de dag waarop de geallieerden het kamp bevrijdden.

In 2001 opende het Holland Festival met de opera Johnny & Jones, die geïnspireerd was op hun leven.

Vanaf februari 2004 is in het Historisch Museum Amsterdam permanent een speciale vitrine ingericht ter nagedachtenis aan het duo met onder meer originele vinyluitgaven, foto’s, bladmuziek, een van hun gitaren en programmaboekjes.

Liedjes van Johnny en Jones die bij de rubriek Liedjes (uit grootmoeders tijd) van SeniorPlaza staan zijn:

Joseph, Joseph

Maak het donker

Meneer Dinges weet niet wat swing is

We hoeven niet te hamsteren

Westerbork serenade

Geraadpleegde bronnen o.a.:
Gemeentearchief Amsterdam
Nationaal Pop Instituut
Nederlands Jazz archief
Verzetsmuseum
NRC 7 juni 2001
Stichting Informatie WO II

62
Johan Derksen (31...
36
Joost Zwagerman (18...

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten