Het spel knikkeren is al heel oud. Het werd in de bronstijd al in Azië gespeeld. Ook in Nederland is heel wat geknikkerd. Knikkeren was bij tijd en wijle een populair spel onder de schoolkinderen. Je had knikkers van glas, steen, hout en steen/klei. Verschillende soorten knikkers hadden verschillende namen. Bonken, Chineesjes en batsers bijvoorbeeld. Deze namen waren echter erg plaats gebonden. Vaak gaven kinderen knikkers ook een waardering in punten. Grote knikkers waren vaak meer waard dan kleine knikkers.
Bij knikkeren heeft iedere spelen zijn eigen knikkers. Een kuiltje of gat in de grond is de pot waar de knikkers ingerold moeten worden. Je kunt knikkers van anderen wegkaatsen met een eigen knikker om te voorkomen dat deze in de pot komen. Wie als eerste al zijn knikkers in de pot heeft, heeft gewonnen en mag alle knikkers uit de pot houden.
Knikkers worden ook wel gebruikt in knikkerbanen. Dan moeten de kinderen eerst een parcours bouwen, om de knikkers van af te rollen.