Rie Mastenbroek
Hendrika Wilhelmina Mastenbroek (roepnaam Rie) werd op 26 februari 1919 geboren in Rotterdam. Zoals ze zelf wel eens gezegd heeft was ze een buitenechtelijk kind omdat haar ouders nooit getrouwd zijn, hoewel ze 46 jaar samen waren. Als klein meisje was ze al gek op zwemmen. Ze trainde in het vijftien meter bad dat zich dicht bij haar ouderlijk huis bevond. Om het entreegeld van twee cent te kunnen betalen haalde ze boodschappen voor de badjuffrouw. Op haar elfde jaar werd ze ontdekt door de toen zeer bekende trainster “Ma” Braun van de Onderlinge Dames-Zwemclub (ODZ) in Rotterdam. Die had op dat moment twee Rotterdamse zwemsters onder haar hoede die internationaal succesrijk waren, namelijk Marie Baron en haar eigen dochter Marie (“Zus”) Braun. Met haar dochter had ze voor het eerste Nederlandse goud op een Olympische Spelen gezorgd. Dat goud won ze op de 100 meter rugslag bij de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam.
Braun had een Spartaans trainingsregime, iets dat voor die tijd zeker niet gebruikelijk was. Het was heel zwaar voor de nog jonge Mastenbroek, maar de resultaten waren ernaar. Bij de Europese Kampioenschappen van 1934 in het Duitse Magdenburg veroverde Rie Mastenbroek op 15-jarige leeftijd maar liefst vier medailles. Ze behaalde goud op de 100 meter rugslag en de 400 meter vrije slag en met de estafetteploeg 4 x 100 meter vrije slag en zilver op de 100 meter vrije slag.
In de periode tot aan de Olympische Spelen van 1936 trainde ze tijdens de lunchtijd vaak in een 50 meter zwembad in Rotterdam dat toebehoorde aan de zeer exclusieve Roei- en Zeilvereniging “De Maas”. Daar zwom dit jonge meisje temidden van de industriële “upper ten” van Rotterdam.
Op de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn, ze was toen nog maar 17 jaar oud, werd zij de vrouwelijke ster van de spelen. Ze won de 100 meter en de 400 meter vrije slag en met de estafetteploeg de 4 x 100 meter vrije slag (samen met Jopie Selbach, Tiny Wagner and Willy den Ouden). Zilver was er voor haar op de 100 meter rugslag.
Deze 100 meter rugslag werd legendarisch. Dat begon eigenlijk al voor de wedstrijd. Eén van de favorieten was de Amerikaanse Eleanor Holms. Van beroep was zij nachtclubzangeres en tijdens de overtocht per boot was ze bij een drinkpartijtje door de teamarts in verregaande staat van dronkenschap aangetroffen. Deze rapporteerde aan de teamleider dat ze leed aan acuut alcoholisme, waarop de teamleider haar gelijk uit de Amerikaanse ploeg zette. Na haar zwemcarrière had Holm nog een korte filmcarrière. In 1938 was ze in een Tarzan film (“Tarzan’s Revenge”) tegenspeelster Jane van de Amerikaanse atleet Glenn Morris (goud op de tienkamp bij de Olympische spelen van 1936) die in de film Tarzan speelde.
Ook de wedstrijd zelf op de 100 meter rugslag verliep sensationeel. Hoewel Mastenbroek wereldrecordhouder was, ging de Nederlandse Nida Senff gelijk op kop. Na de eerste 50 meter miste ze echter het keerpunt. Ze zwom terug om goed aan te tikken. Daardoor lag ze na die 50 meter laatste. Maar in de tweede 50 meter ging ze zo hard dat ze iedereen inhaalde en op het laatst ook nog Rie Mastenbroek. Later zei Mastenbroek hierover dat ze Senff had laten winnen omdat ze met drie maal goud op zak geen zin meer had om tot het uiterste te gaan.
Maar de drie gouden en één zilveren medaille van Mastenbroek waren een regelrechte sensatie. Vóór haar hadden twee zwemsters ooit wel eens drie gouden medailles gewonnen (Ethelda Bleibtrey in 1920 en Helena Madison in 1932), maar nog nooit had een vrouw vier Olympische medailles gewonnen. Tijdens deze spelen deed de Amerikaanse sprinter Jesse Owens het nog iets beter. Hij won vier maal goud.
Na de spelen kwam ze berooid terug in Rotterdam. Souvenirjagers hadden van haar wat kledingstukken gestolen uit het Olympisch dorp en haar koffer was gestolen op het station. Bovendien moest ze haar trainingspak teruggeven aan het armlastige Nederlands Olympisch Comité.
Maar Rotterdam was wild enthousiast. Ze kreeg een rondrit door de stad waar het groot feest was en de mensen haar toejuichten.
Na de spelen kon ze de fanatieke training van “Ma” Braun niet meer opbrengen. Bovendien bleef “Ma” Braun er op staan dat ze bij haar in huis kwam wonen en ze wilde het moederschap van haar eigen moeder afnemen. Daarmee zou ze volledig onder de invloed van “Ma” Braun komen te staan, iets dat ze ook al eens gedaan had met Marie Baron. Volgens Rie zelf spande Braun hiervoor zelfs een rechtszaak aan in Rotterdam die ze vervolgens verloor. Maar de relatie tussen Rie Mastenbroek en “Ma” Braun was voorgoed verstoord en Rie brak met haar trainster. Zelfs tijdens haar latere leven kon Rie nog boos worden over de behandeling die ze in haar jeugd van “Ma” Braun gekregen had. Braun was een strenge leermeester, die haar leerlingen vroeg om alles te geven wat ze hadden, inclusief een extreem gematigde manier van leven. Heel vaak moesten haar pupillen bruine bonen met spek eten, en daar had Rie dan ook voor de rest van haar leven een hekel aan.
Om in haar onderhoud te kunnen voorzien werd ze, hoewel ze geen enkele ervaring had met lesgeven, in 1937 zweminstructrice in Hilversum (en later in Groningen). Omdat deze baan met het zwemmen te maken had vond de zwembond dat ze hiermee haar status als amateur verloor. De bond gaf haar op 16 augustus 1937 de status van professional. Daardoor kon ze niet meer aan wedstrijden deelnemen en kwam een vroegtijdig einde aan haar zwemcarrière.
Het leven van Rie Mastenbroek werd beïnvloed door vele ziektes. Al in 1935 kreeg ze bij een wedstrijd in Bilthoven ademnood en dat gebeurde daarna wel vaker. Soms viel ze ook om onduidelijke redenen flauw. De dokters schreven dat toe aan problemen met haar schildklier. Jarenlang slikte ze hier pillen voor. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd ontdekt dat ze een te laag hemoglobine gehalte had in haar bloed en dat leidde ertoe dat ze een te lage bloeddruk had. Maar daarvoor was ze nooit behandeld. Artsen zeiden tegen haar: “Wij zouden wel eens willen weten wat u in de sport bereikt zou hebben als u had kunnen presteren in een normale, gezonde situatie met de juiste behandeling van uw gebreken.” En in het Olympische jaar 1968 kreeg ze een met haar jongste zoon verschrikkelijk auto-ongeluk, waarbij ze ongeveer al haar botten brak. Op latere leeftijd brak ze twee maal haar heup in een periode van zes jaar en weer later kreeg ze een dubbele longontsteking en nog meer andere ziektes.
Gedurende haar zwemcarrière brak ze negen wereldrecords, zes voor rugslag en drie voor vrije slag. In 1968 werd ze opgenomen in de “International Swimming Hall of Fame”. De International Swimming Hall of Fame ligt aan het strand van de Atlantische Oceaan in Fort Lauderdale (Florida) in de Verenigde Staten. De hal is gewijd aan het promoten van de zwemsport en vereeuwigt de prestaties en bijdragen van degenen die zich onderscheiden hebben in: competitiewemmen, waterpolo, duiken en synchroon zwemmen.
Haar eerste baantjes na haar zwemcarrière duurden niet lang. Ze vertrok naar België om daar te gaan werken voor de Belgische familie Blitz (een bekende waterpoloër uit die tijd). Daarna werkte ze in België nog voor een Nederlandse familie waar ze zwemles gaf aan de kinderen van het gezin.
In 1939 keerde ze terug naar Rotterdam. Ze trouwde en kreeg twee kinderen, een jongen en een meisje. Maar haar huwelijk hield geen stand en eindigde in 1945 in een scheiding. De kinderen werden aan haar toegewezen en ze vetrok naar Amsterdam om daar als tolk te gaan werken. Later had ze nog een baan als boekhouder bij een dokterskliniek en als bouwinspecteur. Weer later trouwde ze met ene De Wit, een naam die ze tot het eind van haar leven bleef houden. Bij hem kreeg ze nog een zoon. Aan het eind van zijn leven leed haar man aan de ziekte van Alzheimer waardoor hij haar de laatste tijd voor zijn dood soms niet meer herkende.
In1986 werd in Berlijn herdacht dat het 50 jaar gelden was dat de Olympische Spelen daar hadden plaatsgevonden. Daarvoor waren drie Gouden Medaille winnaars die aan die spelen hadden deelgenomen uitgenodigd. Naast Rie Mastenbroek waren dat de Amerikaanse atleet John Woodruff (winnaar 800 meter) en de Koreaanse winnaar van de marathon Kee-Chung (Kitei Son). Ze werden ontvangen door het IOC-lid en voorzitter van het Duitse Olympisch Comité, Willy Daume. Deze hield een toespraak en zei: “Dames en heren. Zoals u weet was Jesse Owens de Keizer van de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn. Maar er was ook een jong meisje, zij werd de Keizerin van Berlijn”, en daarbij wees hij naar Rie Mastenbroek.
Ondanks het feit dat ze een wandelende medische encyclopedie werd (naast de eerder genoemde ziektes en ongemakken had ze reuma, suikerziekte en een hartkwaal (“Er gaat geen dag voorbij zonder pijn”) woonde ze tot haar laatste dag zelfstandig in Rozenburg. Daar vond haar jongste zoon Otto haar, nadat ze een zware beroerte had gekregen. Ze kon hem nog een knipoog geven en stierf, het was 6 november 2003. Ze is 84 jaar oud geworden.
Rie Mastenbroek kreeg nooit werkelijk de waardering die ze verdiende. Zelfs in 1996 bij het 100-jarig bestaan van de Olympisch Spelen vergat het Olympisch Comité in Atlanta om haar uit te nodigen. Zij zou namelijk normaal gezien aanwezig geweest moeten zijn bij de opening van deze spelen, samen met 10 andere Gouden Medaille winnaars. Zelf zei ze erover dat ze de uitnodiging beslist had afgeslagen, zoals ze dat ook gedaan had in 1988 toen ze werd uitgenodigd voor de Olympische Spelen in Seoul.
In de vele boeken die verschenen naar aanleiding van het 100-jarig bestaan van de Olympische Spelen, zoals “Olympische Highlights” en “100 Greatest Moments in Olympic History” werd haar naam niet eens genoemd. Zelf had Rie niet het idee dat ze vergeten was of ondergewaardeerd werd. Maar in tegenstelling tot anderen van gelijke faam hield ze er niet van om in het spotlicht te staan en ze streefde geen roem na.
Wel onderscheidde Juan Antonio Samaranch haar in 1997 met de “Olympic Order”. Met deze onderscheiding kunnen personen geëerd worden die van grote betekenis zijn of waren, voor de Olympische Beweging. Ze ontving de onderscheiding uit handen van Wouter Huybregtsen, de toenmalige voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité (NOC).
Aan de door haar gewonen medailles hechte ze geen waarde. “Het is een beetje zilver dat in een goudbadje is gelegd. Meer is het niet.” zei ze daarover.
Eén van haar Gouden Medailles gaf ze weg om te veilen in het televisieprogramma van “Open Het Dorp”. Deze bevindt zich nu in het Nederlands Sportmuseum “Olympion” in Lelystad. De ander gouden medailles gaf ze aan haar zoons en de zilveren aan haar dochter.